ECLI:NL:GHARL:2024:6665

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
200.329.340/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding over bekrachtiging vonnis voorzieningenrechter en schorsing executie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep van een kort geding. De zaak betreft een geschil tussen Promile B.V. en een geïntimeerde, die beide betrokken zijn bij een tandartsenpraktijk. Promile B.V. had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland, dat op 23 juni 2023 was gewezen. In dat vonnis werd de vordering van Promile om de executie van een eerder vonnis te schorsen afgewezen. Het hof heeft geoordeeld dat het vonnis van de voorzieningenrechter moet worden bekrachtigd, omdat de bezwaren van Promile niet gegrond zijn. Het hof heeft vastgesteld dat de voorzieningenrechter de juiste beoordelingsmaatstaf heeft aangelegd en dat er geen aanleiding is om de executie van het vonnis van 29 maart 2023 te schorsen. De vorderingen van Promile om [geïntimeerde] te verbieden het vonnis van de rechtbank ten uitvoer te leggen, zijn afgewezen. Het hof heeft ook geoordeeld dat er geen misbruik van recht door [geïntimeerde] is aangetoond en dat de gelegde beslagen niet onredelijk zijn. De proceskosten zijn toegewezen aan de partijen in overeenstemming met hun procespositie.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.329.340/01
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 555566
arrest in kort geding van 29 oktober 2024
in de zaak van
Promile B.V.,
die is gevestigd in Hilversum,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de rechtbank optrad als eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna:
Promile,
advocaat: mr. E.H.J. aan de Stegge te 's-Gravenhage,
tegen
[geïntimeerde],
die woont in [woonplaats1] ,
die ook hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de rechtbank optrad als gedaagde in conventie en eiser in reconventie,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. D.H.J. Hooreman te Utrecht.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
Promile is met een spoedappeldagvaarding van 28 juni 2023, waarin tevens grieven zijn opgenomen, in hoger beroep gekomen van het vonnis dat de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, op 23 juni 2023 tussen partijen heeft uitgesproken. Op 11 juli 2023 is de schriftelijke conclusie van eis genomen. Het verzoek om het kort geding als een spoed kort geding te behandelen is door de rolraadsheer afgewezen.
1.2
[geïntimeerde] heeft op 12 september 2023 een memorie van antwoord tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep genomen.
1.3
Promile heeft vervolgens op 24 oktober 2023 een akte wijziging van grieven in principaal hoger beroep alsmede memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep (door haar aangeduid als memorie van antwoord in reconventie) met producties genomen.
1.4
[geïntimeerde] heeft in een brief van 25 oktober 2023 bezwaar gemaakt tegen de wijziging van grieven respectievelijk vermeerdering van eis.
1.5
De rolraadsheer heeft de bezwaren van [geïntimeerde] in zijn rolbeschikking van
7 november 2023 gegrond verklaard en heeft bepaald dat in het principaal hoger beroep recht zal worden gedaan op de vorderingen van Promile zoals geformuleerd in de spoedappeldagvaarding van 28 juni 2023. De bij de akte van 24 oktober 2023 overgelegde producties zijn niet geweigerd. De zaak is vervolgens naar de rol verwezen voor beraad partijen.
1.6
[geïntimeerde] heeft kennelijk geen aanleiding gezien zich nog bij akte over die producties uit te laten en heeft de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest, waarna het hof een datum voor arrest heeft bepaald. Overigens is de omstandigheid dat [geïntimeerde] zich niet over de producties heeft uitgelaten, gezien de hierna te geven beslissing, niet in zijn nadeel geweest.

2.Waar het in deze zaak om gaat

2.1
[naam1] , bestuurder en enig aandeelhouder van Promile, en [geïntimeerde] waren studievrienden. In 2001 zijn zij samen in maatschapsvorm de Tandartsenpraktijk Den2 (hierna: Den2) begonnen. [naam1] heeft in 2007 Promile opgericht en zijn maatschapsaandeel in die vennootschap ingebracht.
2.2
In 2007 is Den2 Onroerend Goed BV (hierna: Den2OG) opgericht met [geïntimeerde] en Promile ieder als 50% aandeelhouder en bestuurder. Den2OG is eigenaar van het bedrijfspand waarin de tandartsenpraktijk wordt gedreven. Daarnaast zijn er ook op grond van huurovereenkomsten enkele andere (mond)zorgondernemingen in gevestigd (geweest) waaronder de orthodontistenpraktijk OMVL, van [naam2] , de ex-echtgenote van [naam1] .
2.3
Vanaf begin 2021 is door problemen in de relationele sfeer in de maatschap een onhoudbare situatie tussen [naam1] en [geïntimeerde] ontstaan. De omstandigheid dat [geïntimeerde] en de (ex)echtgenote van [naam1] een relatie kregen, heeft daarbij een belangrijke rol gespeeld.
2.4
[geïntimeerde] heeft de maatschap opgezegd tegen 31 oktober 2021. Promile heeft de tandartsenpraktijk voortgezet en heeft deze ingebracht in de voor dat doel opgerichte TPDen2BV (hierna: TPDen2). De onderneming van de voormalige maatschap is dus voortgezet, maar over de financiële afwikkeling van de beëindigde maatschap werden partijen het niet eens.
2.5
In het kader van de beëindiging van de samenwerking zijn tussen partijen meerdere procedures gevoerd, onder meer bij de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad.
2.6
In een kort geding vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 6 oktober 2021 is het [geïntimeerde] verboden om gedurende een periode van drie maanden na betekening van het vonnis het praktijkgebouw te betreden of contact te onderhouden met medewerkers, patiënten en/of zakelijke relaties van de maatschap, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000 per overtreding. Van dat vonnis, dat op 11 oktober 2021 is betekend, is geen hoger beroep ingesteld.
2.7
[geïntimeerde] heeft vervolgens in kort geding gevorderd Promile te schorsen als bestuurder van De2OG en de door Promile uit hoofde van het vonnis van 6 oktober 2021 gelegde executoriale beslagen op te heffen.
Bij vonnis van 15 maart 2022 heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, de vordering waarvoor beslagen waren gelegd herbegroot op een bedrag van € 6.500 en de beslagen opgeheven voor zover zij meer dan dat bedrag hebben getroffen. De overige vorderingen van [geïntimeerde] en de tegenvorderingen van Promile zijn afgewezen. [geïntimeerde] heeft van dat vonnis hoger beroep ingesteld. Die zaak is bij dit hof aanhangig onder zaaknummer 200.313.584/01. In die zaak wordt vandaag arrest gewezen.
2.8
De rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, heeft in een vonnis in de bodemzaak van 29 maart 2023 geoordeeld dat partijen, in afwijking van de bepalingen uit het maatschapscontract, zijn overeengekomen dat Promile het maatschapsaandeel van [geïntimeerde] overneemt tegen betaling van een bedrag van € 350.000 en heeft Promile op vordering van [geïntimeerde] veroordeeld tot betaling van dat bedrag aan [geïntimeerde] . De vorderingen van Promile in reconventie (die onder meer strekten tot opheffing van de door [geïntimeerde] gelegde beslagen en tot verklaring voor recht dat [geïntimeerde] tekort is geschoten in de nakoming van de maatschapsovereenkomst, dan wel onrechtmatig jegens Promile heeft gehandeld door met de maatschap te concurreren) zijn door de rechtbank afgewezen.
2.9
Promile is in beroep gekomen van het vonnis in de bodemzaak. De inzet van dat hoger beroep, dat bij dit hof aanhangig is onder zaaknummer 200.327.987/01, is dat de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog worden afgewezen en dat de vorderingen van Promile – zoals gewijzigd in hoger beroep – alsnog worden toegewezen. Ook in die zaak wordt vandaag uitspraak gedaan.
2.1
Promile heeft tevens een kort geding bij de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, aanhangig gemaakt en gevorderd de executie van het vonnis dat de rechtbank Midden-Nederland op 29 maart 2023 in de bodemzaak heeft gewezen te schorsen of te verbieden. Daarnaast heeft Promile nog een aantal nevenvorderingen ingesteld. De voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, heeft die vorderingen in het vonnis van 23 juni 2023 afgewezen. In datzelfde vonnis heeft de voorzieningenrechter Promile, die [geïntimeerde] in augustus 2002 opnieuw dwangsommen had aangezegd op basis van het vonnis van 6 oktober 2021, op vordering van [geïntimeerde] in reconventie verboden het op 6 oktober 2021 tussen Promile en [geïntimeerde] gewezen vonnis voor wat betreft het dictum onder 5.2 ten uitvoer te leggen. Promile is, voor zover [geïntimeerde] in het kader van de op 17 augustus 2022 aangezegde dwangsommen betalingen aan Promile heeft gedaan, veroordeeld tot terugbetaling van die bedragen. Verder is Promile verplicht om de door haar in het kader van de op 17 augustus 2022 aangezegde dwangsommen gelegde beslagen op te heffen. Beide partijen zijn van dit kortgedingvonnis van 23 juni 2023 in hoger beroep gekomen.

3.De vorderingen in hoger beroep

3.1
De vordering van Promile in hoger beroep, zoals opgenomen in de appeldagvaarding en waarvan het hof uitgaat, luidt als volgt:
bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van 23 juni 2023 van de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, met zaaknummer 555566 KL ZA 23-109, te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van appellante alsnog toe te wijzen op basis van het onderstaand petitum onder intrekking van haar meer subsidiaire vordering onder III.
Primair
Ten aanzien van het resterende direct opeisbare bedrag zijdens [geïntimeerde]
I. Promile te gebieden het door Tandartsenpraktijk Den2 B.V. gelegde conservatoire
derdenbeslagen voor een totaal bedrag van € 170.629,29 onder Promile op de aan
[geïntimeerde] te betalen koopsom te respecteren, zulks onder de voorwaarde dat indien
in de onderliggende procedure(s) executoriale duidelijkheid is gekomen via een
uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis de vordering definitief mag worden
verrekend.
II. Promile te gebieden het door Den2 OG B.V. gelegde conservatoire
derdenbeslagen voor een totaal bedrag van € 75.000, - onder Promile op de aan
[geïntimeerde] te betalen koopsom te respecteren, zulks onder de voorwaarde dat indien
in de onderliggende procedure(s) executoriale duidelijkheid is gekomen via
uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis de vordering definitief mag worden
verrekend.
III. [geïntimeerde] te gebieden een bedrag ten gunste van [geïntimeerde] gelegd conservatoir
derdenbeslag onder Promile (welke reeds eerder ‘doel trof' zie productie 6) op de
bankrekening van Promile voor een bedrag van € 37.954,86 te verminderen op het
bij vonnis van 29 maart 2023 toegewezen bedrag aan [geïntimeerde] .
IV. Promile toe te laten € 9.000 door [geïntimeerde] verbeurde dwangsommen te verrekenen
met de aan [geïntimeerde] toekomende bedragen uit hoofde van het vonnis van 29 maart
2023.
Ten aanzien van de geheel of gedeeltelijke gevorderde schorsing executie
V. Met in achtneming van het voorgaande [geïntimeerde] in het geheel te verbieden, al dan
niet onder door de Voorzieningenrechter ten laste van Promile te stellen
voorwaarden in de vorm van voldoende kwalificerende zekerheid, het vonnis van
de Rechtbank Midden-Nederland, sector civiel/handelskamer, locatie Lelystad d.d.
29 maart 2023 executoriaal ten uitvoer te leggen zulks in afwachting van de
uitkomst van het door Promile ingestelde hoger beroep tegen dit vonnis door
gehele schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad, op straffe van een door hem
te verbeuren dwangsom van EUR 10.000,- per overtreding - voor elke dag of
gedeelte van een dag dat hij zich hieraan niet houdt met een maximum van EUR
350.000,-.
VI. Met in achtneming van het voorgaande [geïntimeerde] gedeeltelijk, tot een door de
Voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag, te verbieden het vonnis
van de Rechtbank Midden-Nederland, sector civiel/handelskamer, locatie Lelystad
d.d. 29 maart 2023 executoriaal ten uitvoer te leggen, al dan niet onder door de
Voorzieningenrechter ten laste van Promile te stellen voorwaarden in de vorm van
voldoende kwalificerende zekerheid. Zulks in afwachting van een finale uitspraak
van het door Promile ingestelde hoger beroep tegen dit vonnis door gehele
schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad, op straffe van een door hem te
verbeuren dwangsom van EUR 10.000,- per overtreding - voor elke dag of gedeelte
van een dag dat hij zich hieraan niet houdt met een maximum van EUR 350.000.-
VII. [geïntimeerde] voor het overige te gebieden bij vonnis in kort geding uitvoerbaar bij
voorraad verklaart zich te onthouden van nieuwe of reeds aangekondigde executiemaatregelen
zulks op straffe van een op straffe van een door hem te verbeuren dwangsom van EUR 10.000, -
per overtreding voor elke dag of gedeelte van een dag dat hij zich hieraan niet houdt met een maximum van EUR 350.000,-;
Subsidiair:
I. Met in achtneming van het voorgaande over te gaan tot doorhaling van het ten laste
van Promile gelegde (conservatoire) beslag op vorderingen en aandelen in Den2 OG
wegens misbruik van executierecht dan wel wegens gebrek aan voldoende te
respecteren belang daarbij;
II. Met in achtneming van het voorgaande over te gaan tot doorhaling van het ten laste
van Promile gelegde beslag op vorderingen en aandelen in Tandartsenpraktijk Den2
wegens misbruik van executierecht dan wel wegens gebrek aan voldoende te
respecteren belang daarbij;
Meer subsidiair:
I. Bij gehele of gedeeltelijke afwijzing van het voorgaand door Promile gevorderde aan
[geïntimeerde] de verplichting op te leggen voorafgaand aan voortzetting van de executie van
het vonnis van 29 maart 2023 om voldoende zekerheid te bieden aan Promile ter
voorkoming van het restitutierisico voor een bedrag van € 700.000 voor de door Promile
gehouden aandelen Den2 OG en;
II. Bij gehele of gedeeltelijke afwijzing van het voorgaand door Promile gevorderde aan
[geïntimeerde] de verplichting op te leggen voorafgaand aan voortzetting van de executie van
het vonnis van 29 maart 2023 voldoende zekerheid te bieden aan Promile ter
voorkoming van het restitutierisico voor een bedrag van € 350.000, - voor de door
Promile gehouden aandelen Tandartsenpraktijk Den2 en;
Voor zowel primair, dan wel (meer) subsidiair onder I en II met veroordeling van [geïntimeerde] in de
kosten van het geding, waaronder mede begrepen het door Promile te betalen of betaalde
griffierecht en haar advocaatkosten, het laatste conform het daarvoor bepaalde liquida tie ta hef
en de nakosten daarvan
met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van het geding in beide instanties.
3.2
De conclusie van [geïntimeerde] in het principaal hoger beroep luidt als volgt:
om, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest, de door Promile niet-ontvankelijk te verklaren, althans de in principaal hoger beroep voorgestelde grieven te verwerpen, haar eis af te wijzen en het bestreden vonnis in eerste aanleg, zo nodig onder aanvulling of verbetering van de gronden daarvan, te bekrachtigen, met veroordeling van Promile in de kosten van het geding in beide instanties, te vermeerderen met de wettelijke vertragingsrente als Promile de proceskosten niet betaalt binnen 14 dagen na het in deze te wijzen arrest.
3.3
De (gewijzigde) vordering van [geïntimeerde] in het incidenteel hoger beroep luidt als volgt:
om, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest, het kortgedingvonnis van 23 juni 2023 deels te vernietigen en alsnog te bepalen dat Promile een dwangsom verbeurt van € 1.000 per dag of gedeelte van een dag dat zij na betekening van dit vonnis met de nakoming van deze veroordeling in gebreke blijft, dit met een maximum van € 50.000, zulks met veroordeling van Promile in de proceskosten in beide instanties, te vermeerderen met de wettelijke vertragingsrente als Promile de proceskosten niet betaalt binnen 14 dagen na het in deze te wijzen arrest.
3.4
Promile heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen in het incidenteel hoger beroep.

4.Het oordeel van het hof

4.1
Het hof zal oordelen dat het vonnis van de voorzieningenrechter moet worden bekrachtigd. Dat wordt hierna uitgelegd. De bezwaren (grieven) zullen daarbij thematisch worden behandeld. In het principaal hoger beroep zal het hof, uitgaande van de beslissing van de rolraadsheer over de niet toegestane eiswijziging, oordelen over de vordering van Promile, zoals omschreven in de appeldagvaarding. In het incidenteel appel zal het hof oordelen over de vordering van [geïntimeerde] zoals die bij memorie van antwoord in principaal appel, tevens memorie van grieven in incidenteel appel is gewijzigd. Die eiswijziging is tijdig gedaan en Promile heeft daartegen ook geen bezwaar gemaakt.
Geen schorsing executie
4.2
Promile heeft gevorderd [geïntimeerde] op straffe van verbeurte van een dwangsom te verbieden het vonnis van de rechtbank van 29 maart 2023 in de bodemzaak ten uitvoer te leggen en zich van verdere executiemaatregelen te onthouden en daartoe de uitvoerbaarheid van het vonnis te schorsen in afwachting van de uitspraak in hoger beroep in de bodemzaak.
4.3
Promile heeft zich op het standpunt gesteld dat de voorzieningenrechter een onjuiste beoordelingsmaatstaf heeft aangelegd. Het hof verwerpt dat standpunt: de toets die de voorzieningenrechter op basis van het arrest van de Hoge Raad (ECLI:HR:2019:2026) heeft aangelegd was de juiste.
4.4
De vorderingen van Promile strekken ertoe de executie te schorsen
in afwachting vande uitspraak in hoger beroep in de bodemzaak.
Het hof heeft in een vandaag in zaaknummer 200.327.987 gewezen - en uitvoerbaar bij voorraad verklaard - arrest het vonnis van de rechtbank in de bodemzaak bekrachtigd.
Dat betekent dat het [geïntimeerde] vrij staat tot tenuitvoerlegging van genoemd vonnis over te gaan. De vorderingen van Promile die ertoe strekken [geïntimeerde] dat te verbieden worden afgewezen.
Bij een (verdere) bespreking van de grieven 1 en 2 heeft Promile daarom geen belang meer.
4.5
Om dezelfde reden bestaat er geen aanleiding om [geïntimeerde] te gebieden gelegde beslagen op te heffen. In hetgeen Promile heeft gesteld ziet het hof geen aanleiding om tot de conclusie te komen dat [geïntimeerde] misbruik van (executie)recht maakt. [geïntimeerde] mag zich voor de voldoening van haar vordering verhalen op het vermogen van Promile. Promile heeft niet aannemelijk gemaakt dat de gelegde beslagen een onredelijke belasting voor haar opleveren. Nu het hof het vonnis in de bodemzaak heeft bekrachtigd, is er evenmin reden om van [geïntimeerde] te verlangen dat hij voorafgaand aan de executie vervangende zekerheid stelt. Ook de daartoe strekkende vorderingen liggen voor afwijzing gereed. Grief 3 faalt.
4.6
Het hof merkt in dit verband overigens op dat grief 3 deels op een verkeerde lezing van het vonnis van de voorzieningenrechter berust. De voorzieningenrechter heeft de
primaire vorderingenzoals in eerste aanleg onder IV, V en VI geformuleerd en de
meer subsidiairevorderingen onder I, II en III afgewezen omdat niet aan de stelplicht was voldaan en de grondslag van die vorderingen dientengevolge niet duidelijk was. De
subsidiairevorderingen onder I, II en III zijn door de voorzieningenrechter afgewezen omdat in kort geding geen constitutieve uitspraken kunnen worden gedaan.
4.7
Ook grief 5 faalt, nu het daarbij gaat om een veeggrief. Een dergelijke veeggrief verdient geen afzonderlijke bespreking.
Voor zover Promile klaagt dat de voorzieningenrechter een aantal producties buiten beschouwing heeft gelaten omdat deze te laat door Promile waren ingediend, verwerpt het hof die klacht wegens gebrek aan belang. Promile had de betreffende producties, die geen deel uitmaken van het procesdossier in eerste aanleg, desgewenst immers alsnog bij haar memorie van grieven in hoger beroep in het geding kunnen brengen en van een toelichting kunnen voorzien.
Geen aanvullende dwangsommen ter verrekening
4.8
Promile is van oordeel dat de voorzieningenrechter de reconventionele vordering van [geïntimeerde] ten onrechte heeft toegewezen. Volgens Promile heeft [geïntimeerde] zich niet gehouden aan het bij vonnis van 6 oktober 2021 gegeven verbod doordat hij middellijk in zijn hoedanigheid van bestuurder van Den2 OG relaties heeft benaderd en wel op18 november 2021, 19 november 2021 tweemaal, 1 december 2021 driemaal, 8 december 2021 en 10 januari 2022 tweemaal waardoor hij (aanvullend, namelijk naast eerder door [geïntimeerde] volgens het vonnis in kort geding van 15 maart 2022, dat heden is bekrachtigd, verbeurde dwangsommen van € 5.000 inclusief kosten begroot op € 6.500) een bedrag van € 9.000 aan dwangsommen heeft verbeurd. Volgens Promile heeft de voorzieningenrechter ten onrechte geoordeeld dat deze (aanvullende verbeurde) dwangsommen zijn verjaard.
4.9
De voorzieningenrechter heeft in rechtsoverweging 5.2 van zijn vonnis overwogen dat Promile niet heeft gesteld dat zij eerder dan op 16 augustus 2022 aanspraak heeft gemaakt op genoemde dwangsommen. Promile heeft geen grief tegen die overweging gericht. Promile heeft wel gesteld dat de verjaring is gestuit en heeft in dat verband verwezen naar de door hem in eerste aanleg als producties 42 en 43 overlegde stukken. In productie 43, een e-mail van 30 augustus 2022, schrijft de advocaat van Promile onder meer het volgende:
Voor uw geruststelling, gezien uw gestelde zorgen, zie ik namelijk ook op andere juridische gronden dat voldoende aanleiding aanwezig is om te veronderstellen dat de verbodstermijn niet verjaard is (en daarbij zelfs verlengd is) door de weigering van mr. Smits om facturen en urenspecificaties te overleggen voor zijn werkzaamheden in de verbodsperiode. Het is bovendien naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat [geïntimeerde] zich thans op verjaring beroept nu de bevoegdheid van Promile tot het innen van de dwangsommen in kort geding met vonnis 15 maart 2022 ter discussie stond en Promile zich daarom op prudente wijze tijdelijk heeft onthouden van het innen daarvan. Kortom, een eventueel door u te entameren executiegeschil zien cliënten met vertrouwen tegemoet.
4.1
Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is het voor het hof niet duidelijk hoe een weigering van mr Smits om urenspecificaties over te leggen van invloed zou zijn geweest op (stuiting van) de verjaringstermijn. De advocaat schrijft verder dat Promile uit prudentie niet tot incasso van de dwangsommen is overgegaan omdat de bevoegdheid van Promile om tot innig van de dwangsommen over te gaan in het kort geding waarin op 15 maart 2022 vonnis is gewezen nog ter discussie stond. Dit moge zo zijn, maar wanneer Promile direct na dat vonnis een stuitingsexploot had uitgebracht, was dat nog tijdig geweest om de verjaring van de dwangsommen te stuiten. Dwangsommen verjaren immers na verloop van zes maanden. Productie 42 is een stuitingsexploot, maar dat is pas op 16 maart
2023uitgebracht
.Op dat moment was er sinds het verbeuren van dwangsommen (in de periode 18 november 2021 tot en met 10 januari 2022) al meer dan een jaar verstreken, zodat dit stuitingsexploot geen effect sorteerde. Dat het beroep van [geïntimeerde] op verjaring in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, vermag het hof niet in te zien.
4.11
Grief 4 faalt daarom en de vordering van Promile onder IV om haar toe te staan een bedrag van € 9.000 wegens aanvullend door [geïntimeerde] verbeurde dwangsommen te verrekenen met de koopsom die Promile (zoals in de bodemzaak beslist) aan [geïntimeerde] verschuldigd is, ligt voor afwijzing gereed.
Afwijzing overige vorderingen
4.12
De vorderingen van Promile in hoger beroep onder I tot en met II zijn op geen enkele wijze toegelicht en onbegrijpelijk. Het is het hof ook niet duidelijk waarom Promile vordert dat aan haarzelf het gebod wordt opgelegd om een onder haar gelegd beslag te respecteren. Daartoe is Promile sowieso gehouden en bovendien valt niet in te zien waarom zij dat beslag niet zou respecteren nu het gaat om beslag dat is gelegd door Tandartsenpraktijk Den2 BV, haar eigen dochtervennootschap. Het hof zal deze vorderingen wegens gebrek aan een toereikende onderbouwing afwijzen.
4.13
Datzelfde geldt voor de vordering sub III. [geïntimeerde] kan haar vordering op Promile door middels van beslag verhalen. Een gebod aan [geïntimeerde] om een eventueel door haar middels beslag geïncasseerd bedrag in mindering te brengen op haar vordering is overbodig.
4.14
[geïntimeerde] heeft in incidenteel appel gevorderd alsnog een dwangsom te verbinden aan het door de voorzieningenrechter aan Promile opgelegde verbod. Het hof is met de voorzieningenrechter van oordeel dat dat wenselijk is om nieuwe executiegeschillen tussen deze partijen, die elkaar bestoken met ettelijke procedures, te vermijden.
De conclusie
4.15
Het hoger beroep slaagt niet. Omdat beide partijen in het ongelijk zullen worden gesteld, zal het hof Promile tot betaling van de proceskosten in het principaal hoger beroep veroordelen en [geïntimeerde] in de kosten van het incidenteel hoger beroep. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak. Deze worden niet afzonderlijk in het dictum vermeld.
4.16
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

5.De beslissing

Het hof:
5.1
bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad van 23 juni 2023;
5.2
veroordeelt Promile tot betaling van de volgende proceskosten van [geïntimeerde] in het principaal hoger beroep:
€ 343 aan griffierecht
€ 1.214 aan salaris van de advocaat van [geïntimeerde] (1 procespunten x appeltarief II);
5.3
bepaalt dat de in 5.2 vermelde kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
5.4
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling van de volgende proceskosten van Promile in het incidenteel hoger beroep:
€ 608 aan salaris van de advocaat van Promile (1 punt x de helft van appeltarief II)
5.5
verklaart de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.6
wijst af wat verder is gevorderd.
HR 10 juni 2022, ECLI: NL:HR:2022:853.
Dit arrest is gewezen door mr. M.M.A. Wind, mr. D.H. de Witte en mr. A.L. Goederee, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
29 oktober 2024.