Uitspraak
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met daarin de grieven met producties
- de memorie van antwoord met een productie.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Nijmegen, dat op 8 februari 2024 is uitgesproken. De kern van de zaak betreft een geldlening die appellante in de periode van oktober 1999 tot en met januari 2000 aan geïntimeerde heeft verstrekt, waarvan zij terugbetaling eist. De kantonrechter heeft de vorderingen van appellante afgewezen, omdat de vordering uit hoofde van de geldlening nog niet opeisbaar zou zijn. Appellante heeft in hoger beroep de bedoeling om de afgewezen vorderingen alsnog toegewezen te krijgen en daarnaast de nalatenschap van hun moeder, die op 6 februari 2023 is overleden, te verdelen. Het hof heeft geconstateerd dat partijen onvoldoende bewijsstukken hebben overgelegd ter onderbouwing van hun stellingen. Het hof heeft partijen bevolen om binnen twee weken na dagtekening van het arrest de benodigde bescheiden te overleggen, waaronder een verklaring van erfrecht en een boedelbeschrijving. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan totdat de gevraagde stukken zijn overgelegd.