In deze zaak hebben partijen, een man en een vrouw, hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, dat op 17 mei 2023 is uitgesproken. De procedure betreft een geschil over de financiële afspraken die zijn vastgelegd in een ouderschapsplan, dat in juni 2016 is opgesteld. De man en de vrouw zijn de ouders van een minderjarige, geboren in 2014, en hebben gezamenlijk het gezag over hem. De man stelt dat er gewijzigde afspraken zijn gemaakt die de oorspronkelijke afspraken in het ouderschapsplan ongeldig maken, terwijl de vrouw van mening is dat de afspraken slechts op enkele punten zijn aangepast en dat de man gehouden is om de afspraken na te komen.
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis geoordeeld dat de man de gemaakte afspraken moet nakomen en heeft hem veroordeeld om verschillende bedragen op de kindrekening te storten, waaronder kinderopvangtoeslagen en compensaties die hij heeft ontvangen. De man heeft in hoger beroep grieven ingediend, waarin hij stelt dat de afspraken zijn gewijzigd en dat hij niet gehouden is om de kinderopvangtoeslag op de kindrekening te storten. Het hof heeft echter geoordeeld dat de gewijzigde afspraken duurzaam van aard zijn en dat de man gehouden is om de ontvangen kinderopvangtoeslag op de kindrekening te storten.
Het hof heeft de grieven van de man verworpen en de man veroordeeld tot betaling van de kinderopvangtoeslagen en andere bedragen op de kindrekening. Daarnaast heeft het hof de proceskosten aan de vrouw toegewezen. Het arrest is op 29 oktober 2024 uitgesproken.