ECLI:NL:GHARL:2024:6625

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
200.339.788
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en toewijzing alleen gezag aan de moeder over minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het gezag over een minderjarige, geboren in 2012. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft verzocht om alleen belast te worden met het gezag over de minderjarige, terwijl de vader, verweerder in hoger beroep, niet is verschenen in de procedure. De rechtbank Gelderland had eerder de regeling voor zorg- en opvoedingstaken gewijzigd, maar het gezamenlijk gezag in stand gelaten. De vader heeft sinds de zomer van 2022 geen contact meer gehad met de minderjarige en heeft zich niet ingespannen om een rol in haar leven te spelen. Het hof heeft vastgesteld dat het in het belang van de minderjarige noodzakelijk is dat de moeder alleen wordt belast met het gezag, gezien de omstandigheden en het gebrek aan betrokkenheid van de vader. De raad voor de kinderbescherming heeft geadviseerd om de moeder alleen met het gezag te belasten, wat het hof heeft onderschreven. De beschikking van de rechtbank is vernietigd voor zover deze ziet op het gezag, en de moeder is alleen belast met het gezag over de minderjarige, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.339.788
(zaaknummer rechtbank Gelderland 426519)
beschikking van 29 oktober 2024
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. K.J.M. Slangen,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
zonder advocaat.
Als belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Arnhem,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 19 januari 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 9 april 2024;
  • een journaalbericht namens de moeder van 5 september 2024 met producties.
2.2
Op 23 september 2024 is de hierna te noemen minderjarige [de minderjarige] verschenen. [de minderjarige] heeft met een raadsheer en griffier van het hof gesproken over het verzoek.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 26 september 2024 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2012.
De vader heeft [de minderjarige] erkend. De ouders zijn samen belast met het gezag over [de minderjarige] en zij heeft haar hoofdverblijfplaats bij de moeder.
3.2
Bij beschikking van 25 juli 2019 heeft de kinderrechter [de minderjarige] op verzoek van de raad onder toezicht gesteld van de GI tot 25 juli 2020. Deze ondertoezichtstelling is nadien steeds verlengd, voor het laatst tot 25 juli 2024.
3.3
Bij beschikking van 27 november 2019 heeft de rechtbank als zorgregeling vastgesteld dat [de minderjarige] minimaal één keer per twee weken gedurende één uur contact heeft met de vader, waarbij de aard, frequentie en duur van de contacten en de wijze van begeleiding worden bepaald door de gezinsvoogd.
3.4
Sinds de zomer van 2022 hebben de vader en [de minderjarige] geen contact meer met elkaar.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de regeling ter verdeling van zorg- en opvoedingstaken zoals vastgelegd in de beschikking van 27 november 2019 in die zin gewijzigd, dat er geen vastgestelde zorgregeling meer geldt tussen [de minderjarige] en haar vader. Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek van de moeder om alleen te worden belast met het gezag over [de minderjarige] afgewezen.
4.2
De moeder is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt het hof om de bestreden beschikking, voor zover in die beschikking haar verzoek om alleen te worden belast met het gezag over [de minderjarige] is afgewezen, te vernietigen en te bepalen dat de moeder voortaan alleen wordt belast met het gezag over [de minderjarige] . Daarnaast verzoekt de moeder de bestreden beschikking ten aanzien van de zorgregeling te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
Het hof zal het verzoek van de moeder toewijzen en haar alleen belasten met het gezag over [de minderjarige] . Het hof zal deze beslissing hierna uitleggen.
5.3
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking het gezamenlijk gezag van de ouders in stand gelaten, maar ook overwogen dat het van groot belang is dat de vader zorgt dat hij altijd bereikbaar is en dat hij - omdat hij zelf op dit moment geen contact heeft met [de minderjarige] -
zich volgend opstelt bij de te nemen gezagsbeslissingen. De rechtbank overweegt aan het slot dat als het de vader niet lukt om hieraan te voldoen, het kan zijn dat de rechtbank in de toekomst anders beslist bij een verzoek van de moeder over eenhoofdig gezag.
5.4
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd de moeder alleen te belasten met het gezag over [de minderjarige] . [de minderjarige] heeft langdurig onder toezicht gestaan, maar deze ondertoezichtstelling heeft ten aanzien van het leggen van contact tussen de vader en [de minderjarige] onvoldoende resultaat opgeleverd. De vader had bovendien een kans om naar deze mondelinge behandeling te komen, maar heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt. Er moeten in de nabije toekomst beslissingen worden genomen, waaronder de keuze voor een school. Volgens de raad lukt de moeder dat niet samen met de vader. De raad vindt het tot slot belangrijk dat de moeder tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard dat de deur altijd op een kier staat voor de vader als [de minderjarige] contact met hem wil.
5.5
Het hof onderschrijft na eigen onderzoek de overwegingen van de rechtbank en volgt het advies van de raad. Het had op de weg van de vader gelegen zich in te spannen om een rol in het leven van [de minderjarige] te spelen. De vader heeft dit niet gedaan. Sterker nog, het is de moeder ondanks herhaalde verzoeken hiertoe niet gelukt om van de vader toestemming te krijgen voor een vakantie samen met [de minderjarige] in het buitenland in de zomervakantie. De moeder heeft hiervoor aan de rechter vervangende toestemming moeten vragen (productie 23 bij het journaalbericht van 5 september 2024). De vader is tijdens deze procedure (ook) niet verschenen. Ook tijdens de onderhavige procedure heeft de vader geen verweerschrift ingediend en is hij tijdens de mondelinge behandeling niet verschenen. Evenmin heeft de vader zich na de bestreden beschikking ingespannen om in contact met de moeder te komen. Dit bemoeilijkt het nemen van beslissingen door de moeder voor [de minderjarige] , terwijl er in de nabije toekomst wel beslissingen genomen moeten worden, zoals de schoolkeuze voor [de minderjarige] . Het is niet te verwachten dat de ouders hierover samen in overleg zullen kunnen treden. Onder deze omstandigheden is het in belang van [de minderjarige] noodzakelijk dat de moeder alleen wordt belast met het gezag over [de minderjarige] .

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking, uitsluitend voor zover deze ziet op het gezag, vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 19 januari 2024, uitsluitend voor zover deze ziet op het gezag over [de minderjarige] , en in zoverre opnieuw beschikkende:
belast de moeder alleen met het gezag over [de minderjarige] , geboren [in] 2012;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, K. Mans en A.E. Grosscurt, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 29 oktober 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.