Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
1.1. Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 9 april 2024;
- het verweerschrift met producties;
- een journaalbericht namens de vader van 10 september 2024 met producties;
- een journaalbericht namens de moeder van 13 september 2024 met producties.
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de pleegouders,
- twee vertegenwoordigers van de GI,
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).
3.De feiten
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2009,
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2010, en
- [de minderjarige3] , geboren [in] 2013.
- de kinderen hebben wekelijks een (beeld)belcontact met de vader op woensdag om 16.30 uur;
- de kinderen verblijven ieder weekend bij de vader als de vader korter dan twee maanden in Nederland verblijft, van vrijdag na school tot maandag naar school;
- de kinderen verblijven om het weekend bij de vader als hij langer dan twee maanden in
4.De omvang van het geschil
- het gezamenlijk gezag van de ouders beëindigd en bepaald dat het gezag over de kinderen alleen door de moeder wordt uitgeoefend;
- de beschikking van 18 oktober 2021 gewijzigd en als omgangsregeling tussen de vader en de kinderen vastgesteld dat:
- de ouders gezamenlijk te belasten met het gezag over de kinderen;
- de vader toe te staan om met de kinderen buiten de Europese Unie te reizen; en
- als zorgregeling tussen de vader en de kinderen vast te stellen dat de kinderen de eerste drie weken van de zomervakantie van de even jaren bij de vader zijn, waarbij de vader naar Nederland komt om hier, dan wel in een land waarbij door het Ministerie van Buitenlandse zaken geen negatief reisadvies is afgegeven, de vakantie met de kinderen door te brengen. De kinderen brengen vervolgens de laatste drie weken van de vakantie door bij de moeder. In de oneven jaren andersom;
- kosten rechtens.