In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het gezag over de minderjarige [de minderjarige2]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, die op 28 december 2023 had bepaald dat het gezag over [de minderjarige2] alleen aan de vader toekomt. Het hof bekrachtigt deze beschikking, waarbij het hof oordeelt dat er sprake is van een onaanvaardbaar risico dat [de minderjarige2] klem of verloren raakt tussen de ouders. De ouders hebben sinds hun uiteengaan dertien jaar geleden niet in staat gebleken om op een constructieve manier over de opvoeding van [de minderjarige2] te overleggen. Ondanks verschillende pogingen tot hulpverlening is er geen verbetering in de communicatie tussen de ouders gekomen. De vader heeft onbetwist gesteld dat de wijziging van het gezag heeft geleid tot meer rust voor [de minderjarige2], die nu adequaat kan worden ingeschreven bij de huisarts en andere belangrijke zaken. Het hof concludeert dat het in het belang van [de minderjarige2] is dat de vader voortaan de beslissingen rondom hem kan nemen. De moeder blijft echter een belangrijke rol spelen in het leven van [de minderjarige2], en het hof benadrukt dat de vader heeft toegezegd haar te blijven informeren en betrekken. De grief van de moeder wordt afgewezen, en het hof ziet geen aanleiding om de beslissing aan te houden voor verdere hulpverlening, gezien de eerdere pogingen die niet tot verbetering hebben geleid.