Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Jeugdbescherming regio Amsterdam,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de moeder over haar kinderen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. K.R. Koopman, was in hoger beroep gekomen tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, die op 5 februari 2024 had bepaald dat de vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.C. Sneper, alleen het gezag over de kinderen zou krijgen. De kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2], zijn sinds 5 januari 2022 onder toezicht gesteld en wonen bij hun vader. De moeder betwistte de beslissing van de rechtbank en voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor het risico dat de kinderen klem of verloren zouden raken tussen de ouders. Het hof heeft de procedure in hoger beroep gevolgd, waarbij onder andere een mondelinge behandeling op 26 september 2024 heeft plaatsgevonden. De GI en de raad voor de kinderbescherming hebben ook hun standpunten naar voren gebracht. Het hof oordeelde dat er een onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren zouden raken tussen de ouders en dat de moeder niet in staat is om het gezag uit te oefenen. De grieven van de moeder werden verworpen en de beschikking van de rechtbank werd bekrachtigd.