ECLI:NL:GHARL:2024:6562

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 oktober 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
200.340.669
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezag moeder op basis van artikel 1:253n BW in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de moeder over haar kinderen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. K.R. Koopman, was in hoger beroep gekomen tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, die op 5 februari 2024 had bepaald dat de vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.C. Sneper, alleen het gezag over de kinderen zou krijgen. De kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2], zijn sinds 5 januari 2022 onder toezicht gesteld en wonen bij hun vader. De moeder betwistte de beslissing van de rechtbank en voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor het risico dat de kinderen klem of verloren zouden raken tussen de ouders. Het hof heeft de procedure in hoger beroep gevolgd, waarbij onder andere een mondelinge behandeling op 26 september 2024 heeft plaatsgevonden. De GI en de raad voor de kinderbescherming hebben ook hun standpunten naar voren gebracht. Het hof oordeelde dat er een onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren zouden raken tussen de ouders en dat de moeder niet in staat is om het gezag uit te oefenen. De grieven van de moeder werden verworpen en de beschikking van de rechtbank werd bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.340.669
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland C/16/566197/FO RK 23-1400)
beschikking van 24 oktober 2024
in de zaak van
[verzoekster],
die woont in [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. K.R. Koopman in Zeist,
en
[verweerder],
die woont in [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. C.C. Sneper in Baarn,
en
de gecertificeerde instelling
stichting
Jeugdbescherming regio Amsterdam,
die gevestigd is in Amsterdam
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 5 februari 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 30 april 2024;
- het verweerschrift, en
- een journaalbericht van mr. Sneper van 16 september 2024 met producties.
2.2
[de minderjarige1] heeft in een brief van 20 september 2024 haar mening gegeven over het gezag.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 26 september 2024 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de moeder met haar advocaat;
- de vader met zijn advocaat;
- een vertegenwoordiger van de GI, en
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2011 in [plaats1] , en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2014 in [plaats1]
over wie zij tot aan de datum van de bestreden beschikking gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenden.
3.2
De kinderen zijn sinds 5 januari 2022 onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is sindsdien steeds verlengd, voor het laatst tot 12 januari 2025.
3.3
[de minderjarige2] is op 15 december 2022 op basis van een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing bij zijn vader gaan wonen. De machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader is sindsdien steeds verlengd, voor het laatst tot 12 januari 2024. Op 8 januari 2024 heeft de kinderrechter bij mondelinge uitspraak de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige2] bij de vader bepaald.
3.4
[de minderjarige1] is op 10 januari 2022 op basis van een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing bij haar vader gaan wonen. De machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader is sindsdien steeds verlengd, voor het laatst tot 18 januari 2024. Op 8 januari 2024 heeft de kinderrechter bij mondelinge uitspraak de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] bij de vader bepaald.
3.5
De GI heeft de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland verzocht de ondertoezichtstelling van de kinderen te beëindigen. Het was op de mondelinge behandeling bij het hof van 26 september 2024 nog niet bekend of dit verzoek is toegewezen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover hier van belang, bepaald dat de vader vanaf nu alleen het gezag heeft over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Die beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dat wil zeggen dat die beslissing onmiddellijk in werking is gegaan.
4.2
De moeder is met vier grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt het hof deze beschikking te vernietigen en het verzoek van de vader om hem alleen te belasten met het gezag over de kinderen af te wijzen.
4.3
De vader voert verweer en hij vraagt om afwijzing van de verzoeken van de moeder en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

de wet
5.1
Ingevolge artikel 1:253n in samenhang bezien met 1:251a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed op verzoek van de ouders of van een van hen bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
standpunten
5.2
De moeder is het niet eens met de beslissing van de rechtbank om alleen de vader te belasten met het gezag over de kinderen. De moeder vindt dat niet is getoetst of voldaan is aan het wettelijk criterium dat er een onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren zouden raken tussen de ouders. Ook is onvoldoende onderbouwd dat de kinderen spanning en onzekerheid van het gezamenlijk gezag ervaren. Zij vindt het te vroeg het gezamenlijk gezag te beëindigen: er moet aan het bereiken van de doelen van de ondertoezichtstelling worden gewerkt. Gebrek aan goede communicatie tussen de ouders is wat de moeder betreft onvoldoende reden voor beëindiging van het gezamenlijk gezag en de inzet van parallel ouderschap - dat volgens de GI hier in te zetten is - zou beëindiging van het gezamenlijk gezag kunnen voorkomen. Er moet rekening mee worden gehouden dat de moeder de afgelopen jaren veel heeft meegemaakt en daardoor soms “uit het contact“ is geweest. De moeder ontvangt nu hulpverlening en kan nu beter in contact blijven.
5.3
De vader is het niet eens met de moeder. Volgens hem is onderlinge communicatie tussen de ouders niet mogelijk, waardoor het niet lukt tot een goede uitoefening van het gezamenlijk gezag te komen. Hij geeft een aantal voorbeelden. Zo moest bijvoorbeeld in 2022 de aanmelding van [de minderjarige1] voor een school met tussenkomst van de rechter geregeld worden en heeft de moeder een jaar lang geweigerd mee te werken aan bijschrijving op de zorgverzekering van de vader. Uit niets blijkt volgens de vader dat de moeder inmiddels beter kan communiceren, zoals in het beroepschrift klaarblijkelijk wordt gesuggereerd. De onderlinge communicatie is al geruime tijd beneden peil. De vader zou het contact tussen moeder en de kinderen nooit in de weg staan als zij dat zouden willen.
5.4
De GI heeft op de mondelinge behandeling bij het hof verteld dat zij heeft geconstateerd dat de kinderen veilig bij de vader opgroeien en dat de kinderen op dit moment geen contact met hun moeder willen. Aangezien de vader zijn informatieplicht naar de moeder toe nakomt en vanuit praktijk [naam1] geadviseerd is het tempo van de kinderen te volgen in hun wensen tot contact met de moeder, ziet de GI op dit moment niet in wat zij nog kan betekenen in de gezagskwestie en heeft zij zich - net als bij de rechtbank – onthouden van een advies op dit punt.
advies raad
5.5
De raad heeft het hof op de mondelinge behandeling geadviseerd om de beslissing van de rechtbank over het gezag te bekrachtigen. Volgens de raad weet de moeder vanwege het gebrek aan contact met de kinderen onvoldoende wat er speelt bij de kinderen, waardoor zij niet in staat is het gezag uit te oefenen. Hoewel dit volgens de raad niet in beton gegoten is, want herstel van het gezamenlijk gezag in de toekomst is niet uitgesloten, dient in deze situatie de vader alleen belast te zijn met het gezag over de kinderen.
oordeel hof
5.6
Het hof is net als de rechtbank van oordeel dat er een onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren zouden raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen. Het hof neemt - na eigen onderzoek - de overwegingen van de rechtbank over en maakt die tot de zijne. Het hof voegt daar nog het volgende aan toe.
5.7
De moeder heeft op de mondelinge behandeling bij het hof erkend dat het haar vanwege haar persoonlijke problematiek niet altijd lukt om contact te houden met de vader, de kinderen en de GI. Hoewel de moeder stelt dat dit nu beter gaat, ontbreekt een concrete onderbouwing hiervan, zoals bijvoorbeeld een verklaring van een hulpverlener waaruit dit blijkt. Het had op de weg van de moeder gelegen met dergelijke onderbouwing te komen, zeker nu de vader in hoger beroep met het overleggen van mailberichten (nog) meer voorbeelden heeft gegeven van incidenten waarbij de moeder niet dan wel onaanvaardbaar laat pas reageert op zijn verzoeken om medewerking zoals toestemming voor vakanties, logopedie en bijschrijving van de kinderen op zijn zorgverzekering. Ook de GI heeft bevestigd dat de moeder afspraken nog steeds onvoldoende nakomt, zoals bijvoorbeeld het missen van een videobelmoment met [de minderjarige2] . De moeder heeft dat niet betwist. Het vertrouwen van de kinderen in het nakomen van afspraken door hun moeder is vanuit het verleden al laag, dus is het nog belangrijker dat de moeder zich aan de gemaakte afspraken houdt. Het hof ziet niet in dat hierin binnen afzienbare termijn verbetering komt. De inzet van parallel ouderschap is in dit geval niet aan de orde, nu er op dit moment geen contact tussen de moeder en de kinderen is.
5.8
De persoonlijke problematiek van de moeder maakt dat zij te weinig weet van wat er speelt in het leven van de kinderen. Alleen daarom al is zij niet meer in staat tot gezagsuitoefening over de kinderen. Onder deze omstandigheden is beëindiging van het gezamenlijk gezag in het belang van de kinderen aangewezen. Daarmee is nog niets gezegd over het al dan niet opheffen van de ondertoezichtstelling. Die beslissing ligt niet bij het hof, maar bij de rechtbank voor.
5.9
Deze beslissing over het gezag bekent niet dat de betrokkenheid van de moeder in het leven van de kinderen eindigt. In dit verband is het positief dat [de minderjarige1] inmiddels bij de therapeut van praktijk [naam1] een opening heeft gegeven voor contactherstel met de moeder in de vorm van videobellen. Alleen hieruit blijkt al hoe belangrijk de moeder voor de kinderen is en blijft. Het hof heeft er net als de GI vertrouwen in dat de vader zich zal blijven inzetten voor contactherstel tussen de moeder en de kinderen, waarbij het advies van de therapeut van de kinderen om het tempo van de kinderen te volgen, leidend dient te zijn.
5.1
Op grond van wat hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van
5 februari 2024, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, K.A.M. van Os - ten Have en
I.J. Pieters, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard als griffier, en is op
24 oktober 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.