Uitspraak
[verdachte] ,
Het hoger beroep
Het onderzoek van de zaak
Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht
- de verdachte vrijgesproken van de onder 1 ten laste gelegde moord op [slachtoffer] ;
- de verdachte ter zake van de onder 1 (in de vorm van doodslag), 2 en 3 ten laste gelegde feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren, met aftrek van de periode die is doorgebracht in voorarrest; daarnaast is aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opgelegd;
- de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen toegewezen,
vergoeding van de weggenomen geldbedragen (totaal € 5.518,95), aan de kinderen gezamenlijk (als erfgenaam) moet worden toegewezen en dat het bedrag aan weggenomen gelden gelijkelijk wordt verdeeld onderhen, waarbij de rechtbank dit bedrag in drie gelijke delen van elk €1.839, 65 heeft verdeeld en aan elk van de kinderen toegewezen,
Strafbaarheid van de verdachte en oplegging van maatregel
- bij de betrokkene is een borderline persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken vastgesteld met binnen die stoornis voorkomende wisselende gemoedsbewegingen en emotionele labiliteit leidende tot agressieregulatieproblemen als disfunctie.
- de borderline persoonlijkheidsstoornis beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van betrokkene ten tijde van de doding waardoor dit feit betrokkene in verminderde mate toe te rekenen is.
- door zijn borderline persoonlijkheidsstoornis bezit betrokkene een ernstige kwetsbaarheid op relationeel gebied, is hij zeer gevoelig voor afwijzing en dreigende/vermeende verlating, hetgeen intense woede oproept waarbij hij agressief wordt. Bij het uitblijven van een behandeling is er een hoge kans op recidive van geweld op de lange termijn, voornamelijk in intieme relaties, onder psychische druk en bij gevoelens van afwijzing;
- een langer durend klinisch behandeltraject en een lang durende resocialisatiefase zijn nodig om het hoge recidiverisico op (fataal) gewelddadige delicten in te perken.
gerechtshof: feit 3 van de bewezenverklaring) door de drie kinderen van het slachtoffer als schadepost is opgevoerd.
gelijkelijk wordt verdeeld onder hen.
dit laatstetot een ander oordeel en sluit zich aan bij hetgeen mr. Spoelstra als advocaat van de benadeelde partijen [benadeelde 2] hierover heeft aangevoerd bij brief van 8 juli 2024, gericht aan het gerechtshof:
Vordering weggenomen geld
gehelebedrag aan weggenomen gelden toewijzen, met dien verstande dat indien en voor zover de verdachte aan een van de afzonderlijke betalingsverplichtingen ter zake van dit deel van de materiële schade (in totaal € 5.518,95) heeft voldaan, de andere twee vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Vordering van wijlen de benadeelde partij [benadeelde 1]
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
€ 21.377,82 (eenentwintigduizend driehonderdzevenenzeventig euro en tweeëntachtig cent) bestaande uit € 3.877,82 (drieduizend achthonderdzevenenzeventig euro en tweeëntachtig cent) materiële schade en € 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
€ 32.294,05 (tweeëndertigduizend tweehonderdvierennegentig euro en vijf cent) bestaande uit € 14.794,05 (veertienduizend zevenhonderdvierennegentig euro en vijf cent) materiële schade, waarvan € 5.518,95 toekomt aan de nalatenschap van [slachtoffer] , en
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
€ 25.518,95 (vijfentwintigduizend vijfhonderdachttien euro en vijfennegentig cent) bestaande uit
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
€ 25.518,95 (vijfentwintigduizend vijfhonderdachttien euro en vijfennegentig cent) bestaande uit