ECLI:NL:GHARL:2024:6507

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 oktober 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
200.334.669
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing in een familierechtelijke zaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarigen. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de beschikking van de kinderrechter aangevochten, die op 22 augustus 2023 de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing had verlengd. De vader, ook belanghebbende, heeft eveneens een advocaat ingeschakeld en was aanwezig tijdens de mondelinge behandeling. Het hof heeft in een eerdere tussenbeschikking van 22 februari 2024 de raad voor de kinderbescherming verzocht om aanvullend onderzoek te doen, omdat er onvoldoende informatie beschikbaar was over de thuissituatie van de ouders en de zorgen over de kinderen.

De raad heeft op 25 juli 2024 gerapporteerd en geadviseerd dat de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing gerechtvaardigd was. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders onvoldoende medewerking hebben verleend aan het onderzoek, wat het voor de raad moeilijk maakte om een gedegen oordeel te vellen. De ouders hebben geen toestemming gegeven om de kinderen alleen te spreken, wat de situatie bemoeilijkte. Het hof heeft geconcludeerd dat de kinderrechter de verlengingen van de maatregelen rechtmatig heeft geoordeeld, gezien de zorgen over het functioneren van de kinderen en de opvoedsituatie bij beide ouders.

Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, met de hoop dat de beëindiging van de ondertoezichtstelling rust zal brengen en de ouders in staat zal stellen hun verantwoordelijkheden te nemen zonder de kinderen te belasten met volwassenenzaken. De beslissing is genomen in het belang van de kinderen, die stabiliteit en rust nodig hebben.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.334.669
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 559072)
beschikking van 22 oktober 2024
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.H. Wormhoudt,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd te Utrecht,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als belanghebbende is ook aangemerkt:
[de vader],
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. M. van Harskamp.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 22 februari 2024 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
In die beschikking heeft het hof de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) verzocht een (aanvullend) beschermingsonderzoek te doen. De raad heeft op 25 juli 2024 gerapporteerd en geadviseerd.
1.3
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- een journaalbericht namens de vader van 29 februari 2024 met als bijlage het rapport van raad voor de kinderbescherming (verder te noemen: de raad) van 2 augustus 2022 en
- een brief van de GI van 6 september 2024.
1.4
Op 13 september 2024 is de mondelinge behandeling voortgezet. De zaak is tegelijk behandeld met het hoger beroep van de vader tegen de bestreden beschikking (zaaknummer 200.334.791). Aanwezig waren:
  • de vader en zijn advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de raad.

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij wat is overwogen en beslist in de tussenbeschikking van 22 februari 2024, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
2.2
In die beschikking heeft het hof onder meer het volgende overwogen:
“5.8 (…) Het hof beschikt over te weinig informatie. Zo ontbreekt in het dossier het rapport van de raad uit 2022. Het hof heeft dit rapport opgevraagd bij de advocaten van de ouders, maar zij zeggen dat zij niet beschikken over de definitieve versie. Bovendien hebben zich sindsdien nieuwe ontwikkelingen voorgedaan. De vader is na het verbreken van de relatie met de moeder getrouwd met een ander, maar dit huwelijk zou inmiddels ook verbroken zijn. Het is voor het hof onduidelijk welke zorgen er waren over de kinderen, welke zorgen er nu nog zijn en wat de mogelijkheden zijn van de ouders en hun netwerk om die zorgen weg te nemen. Het hof heeft geen enkele inzage in de thuissituatie van beide ouders en over het doel en verloop van de (vrijwillige) hulpverlening.”
2.3
De raad is op 9 april 2024 begonnen met het onderzoek en heeft in het rapport van 25 juli 2024 het volgende overwogen en geadviseerd (blz. 38 e.v. van het raadsrapport):
Is / was een (verlenging van de) ondertoezichtstelling nodig voor [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] ? En is / was een uithuisplaatsing voor [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] noodzakelijk?
De RvdK is van mening dat de verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing bij vader, uitgesproken door de rechtbank op 22 augustus 2023, gerechtvaardigd is. Het Hof noemt dat het definitieve raadsrapport uit 2022 ontbreekt in de stukken. De RvdK concludeert dat deze raadsrapportage per abuis is voorzien van de titel 'CONCEPT raadsrapport', terwijl dit een definitief rapport betreft. Het Hof noemt in de beschikking van 23 februari 2024 dat er geen inzage is in de thuissituatie van beide ouders en over het doel en verloop van de (vrijwillige) hulpverlening. De RvdK acht de verlenging van de maatregelen op 22 augustus 2023 rechtmatig, juist vanwege het ontbreken van dit zicht. Daarnaast waren op dat moment zorgen over het functioneren van de kinderen aanwezig, waaraan gewerkt diende te worden.
Het is aan SAVE om te overwegen in hoeverre een verlenging van de OTS ook op dit moment nog aangewezen is. De RvdK wil daarbij meegeven dat de indruk is dat de ondertoezichtstelling inmiddels contraproductief lijkt te werken en mogelijk zelfs strijdverhogend. Daarnaast heeft de RvdK geen ernstige zorgsignalen over de directe ontwikkeling van de kinderen in onderhavig raadsonderzoek gekregen.
Daarbij dient te worden opgemerkt dat de RvdK de kinderen niet heeft kunnen spreken en dat de school van de jongste twee kinderen geen informatie heeft willen verstrekken. De school heeft wel aangegeven dat zij, bij ernstige zorgen de meldcode/meldplicht doorlopen zouden hebben. Hier zien zij geen aanleiding toe.”
Rechtmatigheidstoets
2.4
De termijn van de ondertoezichtstelling van de kinderen is inmiddels op 26 augustus 2024 verstreken. De termijn van de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen was al verstreken op 26 februari 2024. Het hof zal daarom alleen een beslissing moeten nemen over de rechtmatigheid van de ondertoezichtstelling over de periode van 26 augustus 2023 tot 26 augustus 2024 en van de machtiging tot uithuisplaatsing over de periode van 26 augustus 2023 tot 26 februari 2024. De rechtmatigheidstoets is gebaseerd op artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). In dat artikel staat het recht op eerbiediging van het gezinsleven.
Oordeel van het hof
2.5
Op grond van de stukken en wat op de beide mondelinge behandelingen bij het hof is besproken, is het hof van oordeel dat de kinderrechter de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing rechtmatig heeft verlengd. Het hof zal de beslissing van de kinderrechter daarom in stand laten. Daarbij neemt het hof het volgende in aanmerking.
2.6
Gebleken is dat het voor de raad onmogelijk was gedegen onderzoek te doen, want de ouders gaven geen toestemming om de kinderen alleen te spreken en stelden voorwaarden aan het gesprek met de kinderen zodat uiteindelijk de raad de kinderen niet heeft kunnen spreken en ook informanten mochten niet vrijuit spreken van de ouders. De raad constateert dat de ouders weinig vertrouwen hebben in betrokken hulpverlening en instanties en dat tevens sprake is van wantrouwen tussen de ouders onderling, wat het verkrijgen van zicht en inzetten van hulpverlening belemmert. De raad komt tot de conclusie dat de ondertoezichtstelling inmiddels contraproductief lijkt te werken en mogelijk zelfs strijdverhogend. Ook de GI heeft gemerkt dat de ondertoezichtstelling en (in het verlengde daarvan:) de uithuisplaatsing bij de ouders enorme weerstand heeft opgeroepen, waardoor er mogelijk meer onrust voor de kinderen was dan nodig. Dat neemt niet weg dat zowel de raad als de GI te weinig zicht hadden (en nog steeds hebben) op de mogelijkheden en belemmeringen van de kinderen zelf en op de opvoedsituatie bij beide ouders.
2.7
Bovendien waren er zorgen over het functioneren van de kinderen waaraan gewerkt diende te worden. Vanuit de school kwamen zorgelijke signalen over [de minderjarige2] en [de minderjarige1] . De kans bestond, als deze zorgen zouden toenemen, dat de kinderen opnieuw van school zouden moeten. Met betrekking tot [de minderjarige1] waren er zorgen vanwege haar cijfers, het ongeoorloofd verzuim en haar gedrag. Daarom zijn er gesprekken geweest tussen de school en de moeder, dan wel de vader en na het laatste gesprek met beide ouders samen op 15 februari 2024 ziet de school dat de zorgen zijn verminderd. De schoolleider van de school van [de minderjarige2] en [de minderjarige3] heeft de raad gemaild dat beide ouders hebben laten weten dat ze geen akkoord geven tot medewerking aan dit onderzoek alsmede het delen van informatie door de school over de kinderen. Wel heeft de schoolleider later in een aanvullende mail geschreven dat hij gebonden is aan de meldcode/meldplicht Primair Onderwijs. Mochten er signalen zijn dan volgt het 5-stappenplan, maar deze signalen zijn er volgens de schoolleider niet.
2.8
Een andere zorg is dat er zowel binnen de ondertoezichtstelling als binnen het raadsonderzoek onvoldoende zicht is gekomen op de emotieregulatie van de moeder en de hulpverlening die zij hiervoor zou hebben ontvangen. Dit is ook het grootste kritiekpunt van de vader op het raadsonderzoek: dat het onderzoek naar de geschiktheid van de moeder om de kinderen op te voeden niet is gelukt. De raad heeft alleen geen middelen om de moeder te dwingen tot medewerking. Bovendien vindt het hof het standpunt van de vader dat de moeder ongeschikt is om de kinderen op te voeden moeilijk te rijmen met het feit dat ook de vader de raad niet in de gelegenheid heeft gesteld gedegen onderzoek te doen en zich tegen de maatregelen heeft verzet. Deze maatregelen zijn juist opgelegd om ervoor te zorgen dat onder meer zicht kwam op de situatie van de moeder en door deze maatregelen hebben de kinderen ook enige tijd met een machtiging tot uithuisplaatsing bij hem gewoond, omdat er onvoldoende zicht was op de opvoedcapaciteiten van de moeder. Naar het oordeel van het hof heeft de GI wel geprobeerd te werken aan de zorgen die er zijn, maar dit is niet gelukt omdat de ouders enorme weerstand hebben tegen hulpverlening en dit maakte dat de GI handelingsverlegen werd. Ondanks dat uit het raadsonderzoek blijkt dat beide ouders vinden dat instanties moeten helpen bij het oplossen van de tussen hen ontstane vertrouwensbreuk, lukt het de ouders niet om voldoende vertrouwen te hebben in de betrokken instanties om hierbij te helpen en hun rol daarin te laten vervullen.
2.9
Gelet op de hiervoor genoemde zorgen en het feit dat er nauwelijks zicht was op de kinderen en de opvoedsituatie bij beide ouders waren de verlengingen van de maatregelen naar het oordeel van het hof rechtmatig. Inmiddels is er geen ondertoezichtstelling meer en het hof hoopt, met de raad, dat dit rust brengt en ervoor gaat zorgen dat de ouders hun verantwoordelijkheid nemen als het gaat om het regelen van belangrijke zaken voor de kinderen, zonder dat de kinderen worden belast met volwassenenzaken en in het belang van de kinderen er meer rust en stabiliteit komt.

3.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 22 augustus 2023.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K. Mans, P.B. Kamminga en E. de Boer en is op 22 oktober 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.