ECLI:NL:GHARL:2024:650

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 januari 2024
Publicatiedatum
25 januari 2024
Zaaknummer
200.335.525/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • Mr. J. de Vries
  • Mr. A. van der Meer
  • Mr. L. Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en schadevergoeding bij verkeersongeluk

In deze zaak gaat het om een verkeersongeluk dat plaatsvond op 15 maart 2022, waarbij eiser, de heer K. de Groot, ernstig gewond raakte. De heer de Groot was op dat moment op weg naar zijn werk toen hij werd aangereden door de gedaagde, mevrouw S. van Dijk, die door rood licht reed. De heer de Groot vorderde schadevergoeding van mevrouw van Dijk op grond van onrechtmatige daad. De rechtbank oordeelde dat mevrouw van Dijk aansprakelijk was voor de schade die de heer de Groot had geleden. De rechtbank stelde vast dat de gedaagde niet voldoende had opgelet en dat haar handelen in strijd was met de verkeersregels. De rechtbank kende de heer de Groot een schadevergoeding toe van €50.000,- voor medische kosten, gederfde inkomsten en immateriële schade. De uitspraak werd gedaan op 10 oktober 2022.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
wrakingskamer
zaaknummer gerechtshof 200.335.525/01
beslissing van 25 januari 2024
op het verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
verzoeker in het wrakingsincident,
hierna: verzoeker,
advocaten: mr. J. Kuijper en mr. S.F.W. van ’t Hullenaar,
dat strekt tot wraking ingevolge artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
de raadsheren van de strafkamers van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, althans mr. M.C. Fuhler, mr. F. van der Maden en mr. J.A.M. Kwakman, raadsheren in dit hof, locatie Leeuwarden.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij de afdeling strafrecht van het hof is onder parketnummer 21-005299-22 een procedure aanhangig tegen verzoeker.
1.2
Op 22 november 2023 heeft in die zaak een regiezitting plaatsgevonden voor de meervoudige strafkamer van dit hof, locatie Leeuwarden, bestaande uit de raadsheren mr. M.C. Fuhler (voorzitter), mr. F. van der Maden en mr. J.A.M. Kwakman. Aanwezig waren verder de advocaten van verzoeker en het openbaar ministerie, vertegenwoordigd door mr. J. Hoekman, advocaat-generaal. Tijdens de zitting is door de advocaten van verzoeker een verzoek gedaan tot verwijzing van de strafzaak naar een ander hof op grond van artikel 62b van de Wet op de rechterlijke organisatie (Wet RO).
1.3
Op 6 december 2023 heeft het hof het verzoek om de zaak door te verwijzen op grond van artikel 62b van de Wet RO afgewezen.
1.4
Op 7 december 2023 hebben de advocaten van verzoeker namens verzoeker een verzoek tot wraking ingediend.
1.5
Mrs. M.C. Fuhler, F. van der Maden en J.A.M. Kwakman hebben niet in de wraking berust.
1.6
De wrakingskamer heeft verder een afschrift ontvangen van het proces-verbaal van de zitting van 22 november 2023 en het proces-verbaal van de zitting van 6 december 2023 met daarin de beslissing van het hof op het verzoek om de zaak naar een ander hof te verwijzen.
1.7
Het wrakingsverzoek is op 12 januari 2024 behandeld door de wrakingskamer. De advocaten van verzoeker zijn bij deze behandeling verschenen. De gewraakte raadsheren mrs. M.C. Fuhler, F. van der Maden en J.A.M. Kwakman zijn niet verschenen. De advocaten van verzoeker hebben het verzoek mondeling toegelicht. De spreekaantekeningen van mr. Van ‘t Hullenaar maken deel uit van de stukken, voor zover zij tijdens de zitting zijn voorgedragen.

2.De beoordeling van het verzoek

De ontvankelijkheid van het verzoek
2.1
Het wrakingsverzoek is gedaan voordat de behandeling van de zaak door het wijzen van een einduitspraak is geëindigd. Van andere omstandigheden die erop zouden kunnen wijzen dat het verzoek niet tijdig is ingediend, is niet gebleken. Het verzoek is dan ook tijdig ingediend.
2.2
Het primaire wrakingsverzoek is gericht tegen de raadsheren van de strafkamers van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Omdat de wet niet voorziet in een door een partij gedaan verzoek om wraking van een rechter die geen bemoeienis heeft met de behandeling van de zaak, dient reeds op grond daarvan het wrakingsverzoek van alle raadsheren van de strafkamers van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2.3
Voor zover het verzoek tot wraking is gericht aan de leden van de zittingscombinatie, overweegt de wrakingskamer als volgt.
De gronden van het wrakingsverzoek
2.4
De advocaten van verzoeker hebben aangevoerd dat mr. A.M. de Vries ten tijde van de tegen verzoeker bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden aanhangige strafprocedure als A-G werkzaam was bij het ressortsparket van dit hof, terwijl haar functioneren als officier van justitie in die strafzaak ter discussie stond. Dit functioneren heeft ertoe geleid dat het Openbaar Ministerie in eerste instantie niet-ontvankelijk is verklaard door de rechtbank Assen. Die beslissing is door het hof teruggedraaid en de zaak is naar de rechtbank terugverwezen waarna verzoeker is veroordeeld. Die veroordeling is voorwerp van het hoger beroep van verzoeker. Het functioneren van mr. De Vries als A-G bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft langere tijd, in ieder geval twee jaren geduurd. Binnen het gerechtshof heeft een A-G dagelijks contact met raadsheren, waarbij gezamenlijk wordt geluncht. Om deze redenen en vanwege de wijze waarop mr. De Vries tijdens het voorgaande hoger beroep door andere raadsheren van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is ondervraagd, waarbij haar verhoor feitelijk tot een invuloefening werd gemaakt, zijn legitieme twijfels ontstaan bij verzoeker over de onpartijdigheid van de raadsheren van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Deze bezwaren zijn tijdens de zitting op 22 november 2023 met de gewraakte raadsheren besproken.
De gegrondheid van het verzoek
2.5
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de rechterlijke onpartijdigheid schade lijdt. Daarbij geldt als uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een van de procesdeelnemers een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek tegen deze achtergrond beoordelen.
2.6
De advocaten van verzoeker hebben in het wrakingsverzoek van 7 december 2023 en tijdens de zitting op 12 januari 2024 benadrukt dat het wrakingsverzoek niet ziet op de beslissing van het hof van 6 december 2023. Ook ziet het wrakingsverzoek volgens de advocaten van verzoeker niet op de onpartijdigheid van een individuele raadsheer van de strafkamer. Volgens de advocaten van verzoeker leidt de omstandigheid dat mr. De Vries meer dan twee jaar werkzaam is geweest als A-G bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, terwijl zij als officier van justitie is opgetreden in de strafzaak tegen verzoeker en daarbij volgens verzoeker ernstig over de schreef is gegaan, ertoe dat alle raadsheren van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden als partijdig moeten worden aangemerkt.
2.7
De wrakingsgrond van verzoeker komt in feite erop neer dat alle raadsheren van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden als partijdig moeten worden aangemerkt, ongeacht of zij De Vries persoonlijk kennen. Zoals al eerder in 2.2 is overwogen, biedt de wet geen mogelijkheid voor een dergelijk wrakingsverzoek. Van overige omstandigheden die zouden duiden op (de schijn van) onpartijdigheid of vooringenomenheid van mrs. Fuhler, Van der Maden en Kwakman is niet gebleken, zodat de wrakingskamer het wrakingsverzoek tegen hen zal afwijzen.
2.8
Om misbruik van de mogelijkheid tot wraking te voorkomen, zal het hof op de voet van artikel 515 lid 4 Sv bepalen dat in deze zaak een volgend verzoek tot wraking dat berust op dezelfde grondslag, namelijk dat een raadsheer enkel vanwege zijn hoedanigheid van raadsheer in het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden als partijdig moeten worden aangemerkt, niet in behandeling zal worden genomen.

3.3. De beslissing

De wrakingskamer van het gerechtshof, beslissende op het verzoek tot wraking:
verklaart het primaire verzoek tot wraking van alle raadsheren van de strafkamers van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden niet-ontvankelijk;
wijst af het subsidiaire verzoek tot wraking van mr. M.C. Fuhler, mr. F. van der Maden en mr. J.A.M. Kwakman;
bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking dat berust op de grond dat een raadsheer enkel vanwege zijn hoedanigheid als raadsheer in het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden als partijdig moet worden aangemerkt, niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.H. Kuiper, voorzitter, G.B.A. Brummer en L. van Dijk, leden van de wrakingskamer, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
25 januari 2024.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open (artikel 515 lid 5 Sv).