Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in (het principaal) hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling en informatieregeling tussen de vader en de moeder van twee minderjarige kinderen. De vader, vertegenwoordigd door mr. R.C.H. Bruinier, heeft hoger beroep ingesteld tegen eerdere beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland, die de omgangsregeling had gewijzigd en het recht op omgang met zijn kinderen had ontzegd. De moeder, vertegenwoordigd door mr. W. Kok, heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en verzocht om het recht op omgang van de vader te ontzeggen.
De rechtbank had eerder een voorlopige omgangsregeling vastgesteld, maar deze is door de GI (Stichting Samen Veilig Midden-Nederland) en de vader meerdere malen gewijzigd. De kinderen stonden onder toezicht van de GI en er waren zorgen over de omgang tussen de vader en de kinderen. Het hof heeft vastgesteld dat er geen contact meer was tussen de vader en de kinderen sinds augustus 2022 en dat de kinderen behoefte hadden aan rust en voorspelbaarheid in hun opvoedsituatie.
Het hof heeft geoordeeld dat de vader niet voldoende had gewerkt aan zijn problemen en dat het niet verantwoord was om de kinderen verplicht contact te laten hebben met hem. De moeder is verplicht om de vader op de hoogte te houden van belangrijke zaken met betrekking tot de kinderen, maar het hof heeft de verzoeken van de vader tot wijziging van de omgangsregeling afgewezen. De moeder is niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek in hoger beroep tegen de beschikking van 27 december 2023, en de bestreden beschikkingen zijn bekrachtigd.