ECLI:NL:GHARL:2024:6439

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 oktober 2024
Publicatiedatum
17 oktober 2024
Zaaknummer
200.342.088
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling tussen grootouder en kleinkind in hoger beroep

In deze zaak gaat het om de omgangsregeling tussen een grootmoeder (de oma) en haar kleinkind ([de minderjarige]). De oma heeft in hoger beroep verzocht om een omgangsregeling, nadat de rechtbank Midden-Nederland op 17 april 2024 een beschikking had gegeven waarin de omgangsregeling was vastgesteld. De moeder van [de minderjarige] is de verweerster in deze zaak. De vader van [de minderjarige] heeft geen gezag meer over het kind, en zijn omgang is eerder ontzegd. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 september 2024 was de oma niet aanwezig, maar vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. FJ. Soriano. De moeder was wel aanwezig, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming.

De rechtbank had bepaald dat de oma en [de minderjarige] één keer per vier weken op zondag van 14.00 tot 16.00 uur omgang hebben, maar de oma verzoekt om een uitgebreidere regeling waarbij de omgang bij haar thuis plaatsvindt. Het hof heeft vastgesteld dat de oma recht heeft op omgang, maar dat de wijze waarop dit recht ingevuld moet worden, ter discussie staat. De moeder heeft zorgen geuit over de aanwezigheid van de vader tijdens de omgang, wat het hof begrijpt. Het hof concludeert dat de bestreden beschikking moet worden bekrachtigd, maar dat er stappen gezet moeten worden om het vertrouwen tussen de moeder en de oma te vergroten, zodat de omgang op een veilige manier kan plaatsvinden. Het hof beveelt aan om samen met het Wijkteam een plan te maken voor de omgangsregeling.

Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de grieven van de oma zijn afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.342.088
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 566528)
beschikking van 17 oktober 2024
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de oma,
advocaat: mr. FJ. Soriano,
en
[verweerster] ,
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder.

1.De procedure in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 17 april 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Bij het hof is het beroepschrift met producties binnengekomen op 5 juni 2024.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 19 september 2024 plaatsgevonden. De oma was niet aanwezig, zij werd vertegenwoordigd door haar advocaat. De moeder was aanwezig. Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is een vertegenwoordiger verschenen.

3.De feiten

3.1
De oma is de moeder van [de vader] (hierna: de vader).
3.2
De vader en de moeder zijn de ouders van [de minderjarige] (verder: [de minderjarige] ), geboren [in] 2015 in [woonplaats1] . [de minderjarige] woont bij de moeder.
3.3
Het gezag van de vader is beëindigd bij beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 17 februari 2022, zodat de moeder sindsdien alleen het gezag uitoefent over [de minderjarige] .
3.4
Bij beschikking van dit hof van 25 april 2023 is de beschikking van de rechtbank MiddenNederland, locatie Utrecht van 31 augustus 2022 waarbij vader de omgang met [de minderjarige] werd ontzegd, bekrachtigd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is de invulling van het recht op omgang van de oma met [de minderjarige] in geschil. Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking is als omgangsregeling vastgesteld dat de oma en [de minderjarige] een keer per vier weken op zondag tussen 14.00 uur en 16.00 uur omgang met elkaar hebben op een door partijen overeen te komen locatie die niet bij de oma thuis is. Het verzoek van de oma is voor het overige afgewezen.
4.2
De oma is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Met deze grieven beoogt zij het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De oma verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en een omgangsregeling vast te stellen, inhoudende dat [de minderjarige] bij haar zal zijn:
  • regulier: één keer in de veertien dagen op zondag van 14:00 uur tot 16:00 uur en
  • op de Surinaams-lndiase feestdagen Divali en Holi Phagwa van 14:00 uur tot 16:00 uur en op de verjaardagen van de opa en de oma van 14:00 uur tot 16:00 uur,
waarbij de omgangsmomenten steeds bij oma (en opa) thuis plaatsvinden en de moeder [de minderjarige] brengt en haalt, en de af te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Niet in geschil is dat de oma in een nauwe persoonlijke betrekking tot [de minderjarige] staat en recht heeft op omgang met hem. Wel staat de wijze waarop aan dat recht op omgang van de oma met [de minderjarige] invulling moet worden gegeven, ter discussie.
5.2
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de moeder niet onwelwillend staat tegen uitbreiding van de omgangsregeling tussen de oma en [de minderjarige] , maar zij heeft verklaard wel zorgen te hebben dat de vader, die vaak bij de opa en oma in huis is, bij de omgang aanwezig is, terwijl hij geen gezag meer heeft en ook de omgang tussen hem en [de minderjarige] is ontzegd.
Het hof is van oordeel dat de rol van de vader in het verleden en ook nu nog belemmerend is voor een goede en veilige ontwikkeling van [de minderjarige] . Dat de moeder niet zonder meer kan instemmen met omgang bij de oma en opa thuis, acht het hof begrijpelijk. Omgang bij de oma en opa thuis is nu ook niet in het belang van [de minderjarige] en met de raad is het hof dan ook van oordeel dat de bestreden beschikking moet worden bekrachtigd. Dat laat onverlet dat ook gekeken moet worden hoe de moeder meer vertrouwen in een goede uitvoering van de omgang door de oma krijgt, zodat het contact tussen [de minderjarige] en de oma (en ook zijn opa) op een minder belastende manier kan plaatsvinden. Dat vertrouwen komt niet vanzelf en daarvoor is in de eerste plaats nodig dat de oma extra stappen zet om de veiligheid van [de minderjarige] te garanderen. Omgang bij en via het Wijkteam kan hieraan bijdragen. Onder regie van het Wijkteam kan dan - in overleg met alle betrokkenen - een plan worden gemaakt over de invulling en het goede verloop van de omgangsregeling. Op die manier kan worden toegewerkt naar omgang bij de oma en opa thuis. Het hof gaat ervan uit dat de moeder en oma zich hiervoor in het belang van [de minderjarige] zullen inzetten.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 17 april 2024.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.B. de Groot, R. Feunekes en E. de Boer, bijgestaan door de griffier, en is op 17 oktober 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.