In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 oktober 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland van 2 januari 2023. De Rechtbank had het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van een rechtsgeldige machtiging. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde van zijn onroerende zaak en de daaropvolgende aanslag onroerendezaakbelasting. De heffingsambtenaar handhaafde de beschikking en de aanslag, waarna belanghebbende in beroep ging. Het Hof heeft vastgesteld dat er geen rechtsgeldige indiening van het hoger beroep heeft plaatsgevonden binnen de gestelde termijn van zes weken. De griffier van de Rechtbank had op 4 juli 2023 een brief gestuurd naar het Hof, maar deze bevatte geen geldig hogerberoepschrift. Pas op 29 december 2023 werd een document met de datum van 10 februari 2023 ingediend, maar dit was te laat. Het Hof concludeert dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij tijdig hoger beroep heeft ingesteld. Daarom is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Het Hof heeft geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.