ECLI:NL:GHARL:2024:6418

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
16 oktober 2024
Zaaknummer
23/272 en 23/273
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake proceskostenvergoeding in WOZ-zaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 oktober 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 20 december 2022. De rechtbank had eerder de heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen veroordeeld tot vergoeding van proceskosten tot een bedrag van € 538, nadat de heffingsambtenaar de WOZ-beschikkingen en de aanslagen onroerendezaakbelasting had vernietigd. Belanghebbende had hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij de heffingsambtenaar een verweerschrift indiende.

Tijdens de zitting op 24 september 2024 kwamen partijen tot overeenstemming over de proceskostenvergoeding. Ze stelden gezamenlijk dat de heffingsambtenaar een bedrag van € 2.500 aan belanghebbende zou vergoeden, inclusief de kosten van de taxateur en rechtsbijstand in beroep. Het Hof oordeelde dat het hoger beroep gegrond was en vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank voor wat betreft de beslissingen omtrent de vergoeding van kosten van de taxateur en proceskosten in beroep, terwijl de overige beslissingen werden bevestigd.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is op 16 oktober 2024 verzonden. Beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
nummers BK-ARN 23/272 en 23/273
uitspraakdatum: 15 oktober 2024
Uitspraak van de drieëntwintigste enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] B.V.te
[vestigingsplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 20 december 2022, nummers AWB 22/1616 en 22/1617, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen(hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken de waarde van de onroerende zaak [adres] 67 en 69 te [plaats1] voor het jaar 2021 vastgesteld. Tegelijk met deze beschikkingen zijn aanslagen onroerendezaakbelasting vastgesteld.
1.2.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op de daartegen gemaakte bezwaren beroep ingesteld bij de Rechtbank. Naar aanleiding daarvan heeft de heffingsambtenaar de WOZ-beschikkingen en de aanslagen onroerende zaakbelasting vernietigd. Belanghebbende heeft vervolgens de beroepen ingetrokken en op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht verzocht om vergoeding van de proceskosten.
1.3.
De Rechtbank heeft het verzoek toegewezen en de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van proceskosten tot een bedrag van € 538.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 september 2024. Daarbij zijn verschenen en gehoord A. Oosters, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam1] namens de heffingsambtenaar.

2.Overwegingen

2.1.
De Rechtbank heeft het verzoek van belanghebbende om de heffingsambtenaar te veroordelen in de proceskosten toegewezen, omdat de heffingsambtenaar in beroep aan belanghebbende is tegemoetgekomen. Daarbij heeft de Rechtbank de proceskosten vastgesteld op € 538, uitgaande van twee proceshandelingen in bezwaar en een wegingsfactor 1. De Rechtbank heeft geen vergoeding toegekend voor de kosten van de taxateur en geen vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand in beroep.
2.2.
Ter zitting bij het Hof zijn partijen tot overeenstemming gekomen, in die zin dat de proceskosten hoger dienen te worden vastgesteld dan door de Rechtbank is gedaan, omdat volgens hen ook kosten van de taxateur en kosten van rechtsbijstand in beroep voor vergoeding in aanmerking komen.
2.3.
Met inachtneming hiervan hebben partijen zich bij wijze van compromis gezamenlijk op het standpunt gesteld dat de heffingsambtenaar aan belanghebbende zal vergoeden een bedrag van € 2.500. In dit bedrag zijn begrepen de proceskosten die voor het beroep hadden moeten worden vastgesteld, de proceskosten in hoger beroep en door belanghebbende betaalde griffierechten. Het Hof zal partijen hierin volgen.
2.4.
Gelet op het voorgaande is het hoger beroep gegrond.

3.Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank voor zover het betreft de beslissingen omtrent de vergoeding van kosten van de taxateur en proceskosten in beroep,
– bevestigt de uitspraak voor het overige,
– veroordeelt de heffingsambtenaar tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende en door belanghebbende betaalde griffierechten tot een bedrag van € 2.500.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.W. van de Sande, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Postema als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2024.
De griffier, De raadsheer,
E.D. Postema J.M.W. van de Sande
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op 16 oktober 2024.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.