Uitspraak
[appellanten]en ieder afzonderlijk
[appellant]en
[appellante],
Mijn Vastgoed,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontbinding van een huurovereenkomst en de ontruiming van een woning. De appellanten, vertegenwoordigd door een beschermingsbewindvoerder, hebben hoger beroep ingesteld tegen een ontruimingsvonnis van de kantonrechter, dat was uitgesproken vanwege huurachterstanden. De huurachterstand was in 2023 ontstaan en liep op tot € 4.265,10. Kort voor de geplande ontruiming op 16 februari 2024 was de achterstand door tussenkomst van de gemeente ingelopen, wat leidde tot een verzoek om opschorting van de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis. Dit verzoek werd toegewezen op 3 april 2024 voor de duur van zes maanden.
Het hof oordeelde dat de omstandigheden waren gewijzigd, aangezien de huurachterstand inmiddels was ingelopen en de appellanten gebruik hadden gemaakt van de mogelijkheid om hun financiële situatie te verbeteren door middel van een moratorium. Het hof benadrukte dat de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming niet langer gerechtvaardigd waren, gezien de ingrijpende gevolgen voor de appellanten. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter, met uitzondering van de kostenveroordeling, en wees de vorderingen van de verhuurder, Mijn Vastgoed B.V., voor het overige af. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij de eigen kosten van het hoger beroep moest dragen.