In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een hoger beroep inzake een zorgregeling en kinderalimentatie na de ontbinding van een geregistreerd partnerschap. De verzoekster, aangeduid als de vrouw of de moeder, en de verweerder, aangeduid als de man of de vader, zijn ouders van twee minderjarigen. De rechtbank Overijssel had eerder een beschikking gegeven waarin de hoofdverblijfplaatsen van de kinderen waren vastgesteld en de alimentatiebedragen waren bepaald. De vrouw was het niet eens met deze beslissingen en heeft hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij verschillende stukken zijn ingediend, waaronder beroeps- en verweerschriften. Tijdens de mondelinge behandeling waren beide partijen en hun advocaten aanwezig, evenals een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Overijssel. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de ontbinding van het geregistreerd partnerschap en de afspraken over de zorg voor de kinderen.
Het hof heeft geoordeeld dat de zorgregeling zoals vastgesteld door de rechtbank in stand moet blijven, omdat deze duidelijkheid en rust biedt voor de kinderen. Wat betreft de kinderalimentatie heeft het hof de bedragen herzien. De man moet met ingang van 1 augustus 2022 tot 1 mei 2023 een bijdrage van € 95,- per maand betalen voor de jongste en de vrouw moet € 27,- per maand betalen voor de oudste. De alimentatiebedragen voor de periodes daarna zijn ook vastgesteld. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank gedeeltelijk bekrachtigd en gedeeltelijk vernietigd, en de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd.