ECLI:NL:GHARL:2024:6326
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bekrachtiging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van de zorg voor de opvoeding en verzorging
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [de minderjarige1]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland van 30 april 2024 aangevochten, waarin een machtiging tot uithuisplaatsing werd verleend. De ouders van [de minderjarige1] hebben samen het gezag over haar, maar de minderjarige staat sinds 18 augustus 2022 onder toezicht van de gecertificeerde instelling (GI). De kinderrechter had eerder een spoedmachtiging verleend voor uithuisplaatsing bij de vader en later een machtiging voor pleegzorg bij de oma van vaderszijde.
Tijdens de mondelinge behandeling op 13 september 2024 zijn de moeder, de vader, en vertegenwoordigers van de GI aanwezig geweest. Het hof heeft de feiten en de procedure in eerste aanleg in overweging genomen. De moeder heeft verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen, terwijl de GI en de vader verweer hebben gevoerd en bekrachtiging van de beschikking hebben gevraagd.
Het hof heeft geoordeeld dat de uithuisplaatsing van [de minderjarige1] noodzakelijk is voor haar verzorging en opvoeding. Ondanks de goede intenties van de moeder, zijn er zorgen over haar psychisch welzijn en de omgang met de vader. Het hof heeft de overwegingen van de kinderrechter overgenomen en geconcludeerd dat de uithuisplaatsing bij de oma van vaderszijde moet blijven bestaan, gezien de omstandigheden en het belang van de minderjarige. De beschikking van de kinderrechter is bekrachtigd en het meer of anders verzochte is afgewezen.