In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een machtiging tot schenking door de kantonrechter. De moeder, geboren in 1931 en lijdend aan dementie, had een levenstestament opgesteld waarin zij haar kinderen de mogelijkheid gaf om schenkingen te doen, mits alle kinderen instemden. De bewindvoerder had verzocht om toestemming om een bedrag van € 6.035,- per kind te schenken aan de vier kinderen van de moeder. De kantonrechter had dit verzoek afgewezen, omdat niet aan de voorwaarden van een schenkingstraditie was voldaan en niet alle kinderen instemden met de schenking.
In hoger beroep heeft het hof de procedure van de kantonrechter beoordeeld en vastgesteld dat de verzoeker, de oudste zoon, niet correct was uitgenodigd voor de mondelinge behandeling in eerste aanleg. Desondanks oordeelde het hof dat de procedurele gebreken in hoger beroep waren hersteld, aangezien de verzoeker alle stukken had ontvangen en zijn bezwaren had kunnen kenbaar maken. Het hof concludeerde dat de kantonrechter op goede gronden had beslist om de machtiging tot schenking te weigeren, omdat er geen schenkingstraditie was aangetoond en de toestemming van de andere kinderen ontbrak. Het hof bekrachtigde de beschikking van de kantonrechter en compenseerde de proceskosten, waarbij elke partij zijn eigen kosten droeg.