ECLI:NL:GHARL:2024:6279

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 oktober 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
200.335.144
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering machtiging voor schenking op basis van levenstestament en schenkingstraditie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een machtiging tot schenking door de kantonrechter. De moeder, geboren in 1931 en lijdend aan dementie, had een levenstestament opgesteld waarin zij haar kinderen de mogelijkheid gaf om schenkingen te doen, mits alle kinderen instemden. De bewindvoerder had verzocht om toestemming om een bedrag van € 6.035,- per kind te schenken aan de vier kinderen van de moeder. De kantonrechter had dit verzoek afgewezen, omdat niet aan de voorwaarden van een schenkingstraditie was voldaan en niet alle kinderen instemden met de schenking.

In hoger beroep heeft het hof de procedure van de kantonrechter beoordeeld en vastgesteld dat de verzoeker, de oudste zoon, niet correct was uitgenodigd voor de mondelinge behandeling in eerste aanleg. Desondanks oordeelde het hof dat de procedurele gebreken in hoger beroep waren hersteld, aangezien de verzoeker alle stukken had ontvangen en zijn bezwaren had kunnen kenbaar maken. Het hof concludeerde dat de kantonrechter op goede gronden had beslist om de machtiging tot schenking te weigeren, omdat er geen schenkingstraditie was aangetoond en de toestemming van de andere kinderen ontbrak. Het hof bekrachtigde de beschikking van de kantonrechter en compenseerde de proceskosten, waarbij elke partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.335.144
(zaaknummer rechtbank Overijssel 10651491)
beschikking van 10 oktober 2024
inzake
[de verzoeker],
wonende in [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: [de verzoeker] ,
advocaat: mr. J.W. Elzinga-Snoek in Groningen.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de moeder] ,
wonende in [woonplaats2] ,
verder te noemen: de moeder,
en
[de bewindvoerder] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van de moeder,
en
[zoon1],
wonende in [woonplaats3] ,
verder te noemen: [zoon1] ,
en
[de dochter],
wonende in [woonplaats4] (Verenigde Staten),
verder te noemen: [de dochter] ,
en
[zoon2],
wonende in [woonplaats3] ,
verder te noemen: [zoon2] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo (hierna: de kantonrechter), van 25 augustus 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna ook: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 24 november 2023;
- een brief namens [de verzoeker] van 11 juni 2024 met producties
.
2.2
Op 20 juni 2024 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- [de verzoeker] , bijgestaan door zijn advocaat;
- [naam1] en [naam2] namens de bewindvoerder.
Op deze mondelinge behandeling heeft het hof beslist dat de behandeling van de zaak moest worden aangehouden en later voortgezet, omdat het hof in de veronderstelling was dat niet alle belanghebbenden waren uitgenodigd voor de mondelinge behandeling.
2.3
Op 30 juli 2024 is de mondelinge behandeling voortgezet. Aanwezig waren:
- [de verzoeker] , bijgestaan door zijn advocaat;
- [naam1] en [naam2] namens de bewindvoerder;
- [de dochter] (via een Teams-verbinding).

3.De feiten

3.1
De moeder, geboren [in] 1931, is weduwe, lijdt aan dementie en woont in een zorginstelling. Zij is de moeder van [de verzoeker] , [zoon1] , [de dochter] en [zoon2] . [de verzoeker] is de oudste zoon.
De moeder heeft op 31 januari 2017, ten overstaan van een notaris, een levenstestament opgemaakt. Daarin heeft zij, onder meer, het volgende bepaald:
HOOFDSTUK 2. PERSOONLIJKE WENSEN
1. Giften
Ik wil dat de vertegenwoordiger namens mij giften doet als hij oordeelt dat dit overeenkomt met mijn wensen. Ik ben voorstander van het doen van giften aan mijn toekomstige erfgenamen als dat in het kader van nalatenschapsplanning belastingvoordelen voor hen kan opleveren of als dat helpt de eigen bijdrage aan de kosten voor mijn verzorging/verpleging te verlagen. De giften moeten aan ieder van hen tegelijk worden gedaan en met een even groot bedrag en evenredig aan hun erfdeel.
De vertegenwoordiger hoeft er geen rekening mee te houden of al dan niet sprake is
van een schenkingstraditie. Met toekomstige erfgenamen bedoel ik degenen die mijn erfgenamen zouden zijn als ik op het moment van het doen van de giften zou overlijden. Bij het doen van de giften moet de vertegenwoordiger de regelingen en wensen zoals ik die in mijn testament heb omschreven in acht nemen en die niet met het doen van giften doorkruisen. De vertegenwoordiger is bevoegd mijn testament(en) in te zien, maar heeft niet het recht op inzage van herroepen testamenten en/of bepalingen.
Mijn gevolmachtigde heeft voor het doen van giften voorafgaande schriftelijke
toestemming van de toezichthouder nodig.(…)
HOOFDSTUK 3. VOLMACHT
1. Volmachtverlening
Ik verleen volmacht aan:
mijn zoon [de verzoeker] , geboren te [plaats1] [in]
negentienhonderd zes en vijftig ( [in] 1956) (…)
5. Toezicht
Ik benoem mijn andere kinderen gezamenlijk tot toezichthouder.(…)
3.2
Bij beschikking van de kantonrechter van 17 oktober 2022 zijn alle goederen die (zullen) toebehoren aan de moeder onder bewind gesteld met benoeming van de bewindvoerder.
3.3
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 7 augustus 2023, heeft de bewindvoerder de kantonrechter verzocht om toestemming te verlenen om namens de moeder een bedrag van € 6.035,- per persoon te mogen schenken aan haar vier kinderen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het in 3.3 genoemde verzoek afgewezen.
4.2
[de verzoeker] is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Hij verzoekt het hof om die beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de bewindvoerder te machtigen om namens de moeder een schenking te doen van € 6.035,- aan ieder van haar vier kinderen, kosten rechtens.
4.3
De bewindvoerder en [de dochter] hebben op de mondelinge behandeling verweer gevoerd.

5.De motivering van de beslissing

herstelfunctie hoger beroep
5.1
De eerste grief van [de verzoeker] ziet op het verloop van de procedure bij de kantonrechter. [de verzoeker] stelt dat hij als belanghebbende had moeten worden uitgenodigd voor een mondelinge behandeling, dat hij alle processtukken (waaronder het verzoekschrift) had moeten ontvangen en hij had de gelegenheid moeten krijgen om een verweerschrift in te dienen.
5.2
Het hof overweegt als volgt. [de verzoeker] heeft zijn onvrede geuit over de procedure bij de kantonrechter. Het hof is het met [de verzoeker] eens dat in eerste aanleg sprake was van procesrechtelijke gebreken.
Het hoger beroep dient er echter mede toe eventuele omissies of fouten te herstellen die in eerste aanleg zijn begaan. Het hof is van oordeel dat, voor zover daarvan sprake is geweest, deze omissies in dit hoger beroep zijn hersteld. Het hof stelt vast dat [de verzoeker] in hoger beroep alle stukken die in het dossier zitten heeft ontvangen, hij in de gelegenheid is gesteld zijn bezwaren tegen de bestreden beschikking kenbaar te maken en hij is gehoord door het hof. Gelet hierop heeft [de verzoeker] geen belang meer bij het bespreken van deze grief.
Beoordeling machtingsverzoek tot schenking
5.3
In zijn tweede grief stelt [de verzoeker] - samengevat - dat de kantonrechter zijn beslissing (kennelijk) gebaseerd heeft op eenzijdige inhoudelijke informatie die niet correct en/of redengevend is, die bovendien mogelijk ziet op hem ( [de verzoeker] ) en waartegen hij zich niet heeft kunnen verweren. [de verzoeker] had tijdens de procedure in eerste aanleg niet de beschikking over de in de bestreden beschikking genoemde aanvullende informatie van de bewindvoerder aan het bewindsbureau van 17 augustus 2023 en 21 augustus 2023. Bovendien is volgens [de verzoeker] niet duidelijk waarom zijn broers en zus hun toestemming voor de schenking alsnog hebben ingetrokken wat in niemands belang is. Verder heeft de bewindvoerder de belangen van de moeder niet goed behartigd door niet in te stemmen met een schenking. [de verzoeker] is van mening dat de bepalingen over de toezichthouder in het levenstestament (de andere kinderen gezamenlijk) - ook gelet op de verhoudingen - niet van toepassing zouden moeten zijn. Van een verstoorde familierelatie tussen hem en zijn broers en zus is volgens [de verzoeker] geen sprake, maar een verstoorde familierelatie speelt met name tussen de moeder en haar andere twee zoons en dochter. Ten slotte betwist [de verzoeker] dat mogelijk sprake is van een vordering van de moeder op hem, zoals de kantonrechter heeft overwogen.
5.4
Op grond van artikel 1:441 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek heeft de bewindvoerder voor het doen van schenkingen uit het onder bewind staand vermogen toestemming nodig van de moeder of, indien zij daartoe niet in staat of weigerachtig is, machtiging van de kantonrechter.
5.5
Niet in geschil is dat de moeder niet in staat is toestemming te verlenen voor schenkingen, zodat voor schenkingen een machtiging van de kantonrechter is vereist.
5.6
Bij de beoordeling van een verzoek zoals hier aan de orde is worden de ‘Aanbevelingen meerderjarigenbewind’ (hierna: de Aanbevelingen), zoals deze door het LOVCK (Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton) met het oog op de gewenste uniformering in de rechtstoepassing binnen de bewindspraktijk zijn vastgesteld, als leidraad genomen.
5.7
Op grond van de Aanbevelingen geldt als hoofdregel dat het doen van schenkingen namens een rechthebbende die zijn of haar wil niet kan bepalen slechts wordt toegestaan indien er een schenkingstraditie wordt aangetoond. Ook als sprake is van een schenkingstraditie wordt een schenking in beginsel niet toegestaan als het liquide vermogen van een rechthebbende door de schenking minder wordt dan € 30.000,-. In bijzondere, door de bewindvoerder aan te voeren omstandigheden, kan daarvan worden afgeweken indien het belang van de rechthebbende dat vereist, dan wel indien de schenking de leefomgeving van de rechthebbende verbetert.
5.8
Het hof is op basis van het dossier en wat is besproken op de mondelinge behandeling van oordeel dat de kantonrechter het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot schenking op goede gronden heeft afgewezen. Het hof overweegt daartoe als volgt.
5.9
Nadat het machtigingsverzoek door de bewindvoerder was ingediend bij de kantonrechter op 7 augustus 2023 heeft de kantonrechter bij brief van 10 augustus 2023 kenbaar gemaakt voornemens te zijn het verzoek af te wijzen, omdat een schenkingsverzoek in beginsel alleen wordt toegewezen indien sprake is van een schenkingstraditie, omdat hieruit de huidige wil van de moeder kan worden afgeleid. De bewindvoerder werd nog in de gelegenheid gesteld om het verzoek nader toe te lichten om eventuele bijzondere omstandigheden aan te voeren waarom van voormelde regel zou moeten worden afgeweken. Naar aanleiding van deze brief heeft de bewindvoerder overleg gehad met de kantonrechter en is ook het levenstestament van de moeder aan de kantonrechter overgelegd waaruit de wil van de moeder blijkt met betrekking tot schenkingen. Uit dit overleg tussen de bewindvoerder en de kantonrechter werd duidelijk dat als het levenstestament van de moeder zou worden gevolgd op het punt dat de moeder schenkingen wenst te doen (ook al was van een schenkingstraditie geen sprake) ook alle andere kinderen moeten instemmen met die schenking conform het levenstestament. [zoon1] , [de dochter] en [zoon2] hebben hun aanvankelijke toestemming voor de schenking ingetrokken toen duidelijk werd dat conform de wens van de moeder in het levenstestament een schenking zou plaatsvinden naar rato van hun erfdeel. Niet ter discussie staat dat dit, op basis van het huidige testament van de moeder, zou betekenen dat [de verzoeker] en [de dochter] het volledige bedrag van € 6.035,- aan schenking zouden krijgen en [zoon1] en [zoon2] ieder de helft van dit bedrag.
5.1
De rechter is in beginsel niet gebonden aan een levenstestament, maar de rechter kan de aanwijzing van de betrokkene zoals opgenomen in het levenstestament wel als belangrijk aanknopingspunt zien voor de te nemen beslissing. Voor het hof is er geen aanleiding om anders te oordelen dat de kantonrechter. Uit het dossier blijkt niet dat sprake is van een schenkingstraditie en gelet op de Aanbevelingen ligt dan het verzoek in beginsel voor afwijzing gereed. Voor zover de wil van de moeder in het levenstestament om schenkingen te doen aan de kinderen (ook zonder schenkingstraditie) is aan te merken als een bijzondere omstandigheid om af te wijken van de Aanbevelingen, zal ook aan de daaraan door de moeder gestelde voorwaarde moeten worden voldaan dat de gevolmachtigde voor het doen van die giften voorafgaande schriftelijke toestemming van de toezichthouder nodig heeft. Duidelijk is dat in deze zaak de toestemming van [zoon1] , [de dochter] en [zoon2] ontbreekt. [de dochter] heeft haar standpunt nog nader toegelicht op de mondelinge behandeling bij het hof. Bovendien constateert het hof dat, anders dan [de verzoeker] stelt, op basis van wat [de dochter] heeft verteld wel degelijk sprake lijkt te zijn van een verstoorde familierelatie tussen in elk geval [de verzoeker] en [de dochter] en dat bij [de dochter] sprake is van veel wantrouwen over hoe [de verzoeker] de financiën van de moeder beheerde in de periode voordat het bewind is uitgesproken. Gezien het voorgaande is het hof van oordeel dat het verzoek een machtiging tot schenking te verlenen ook in hoger beroep niet toewijsbaar is.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.
6.2
Gelet op de aard van de procedure (familierechtelijke zaak) zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 25 augustus 2023;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E. de Boer, R. Feunekes en I.G.M.T. Weijers-van der Marck en is op 10 oktober 2024 uitgesproken door mr. I.G.M.T. Weijers-van der Marck in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.