Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Onderwerp
2.De feiten
3.De beslissing van de kantonrechter
4.Het hoger beroep
5.De rechtszaak bij het hof
6.De redenen voor de beslissing
Het hof houdt het niet voor onmogelijk dat de tweede bestuurder zaken heeft geregeld buiten medeweten van [verzoeker] , dan wel dat [verzoeker] mogelijk onder druk is gezet door deze persoon. Dat geldt temeer gelet op hetgeen hierna wordt overwogen over de kwetsbaarheid van [verzoeker] en op de verklaring van de bewindvoerder op de mondelinge behandeling dat zijn medewerkers werden bedreigd door deze tweede bestuurder, die ook bij de bewindvoerder onder bewind stond. Dit laatste was ook de voornaamste reden voor de bewindvoerder om opheffing van het bewind van [verzoeker] te vragen. Voor de bewindvoerder was het onduidelijk wat er precies aan de hand was met de vennootschappen en of en zo ja, in hoeverre [verzoeker] betrokken was bij mogelijke zakelijke activiteiten, maar met de bedreiging van medewerkers door de tweede bestuurder werd een grens overschreden.
(de zoon van [verzoeker] ) op de zitting verklaard dat zijn vader een trotse man is, maar dat hij al jaren problemen heeft (door mogelijk onderliggend trauma) en dat hij moeite heeft met lezen en schrijven. Duidelijk is dat [verzoeker] een kwetsbare man is die moeite heeft zijn leven op de rit te krijgen. Het hof is van oordeel dat voortzetting van het bewind op grond van het voorgaande dan ook noodzakelijk was en is. Grief II van [verzoeker] slaagt.