ECLI:NL:GHARL:2024:6270

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 oktober 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
200.340.707
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging opheffing bewind en benoeming nieuwe bewindvoerder

In deze zaak gaat het om het beschermingsbewind over de goederen van de verzoeker, geboren in 1966. Op 4 augustus 2020 heeft de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, op verzoek van de verzoeker een bewind ingesteld over zijn goederen vanwege zijn lichamelijke of geestelijke toestand. De bewindvoerder, [de bewindvoerder] B.V., heeft op 29 januari 2024 verzocht om het bewind op te heffen, wat de kantonrechter op 2 februari 2024 heeft toegewezen. De verzoeker is het niet eens met deze beslissing en gaat in hoger beroep, waarbij hij niet de opheffing van het bewind, maar het ontslag van de bewindvoerder en de benoeming van een opvolgend bewindvoerder verzoekt.

Tijdens de zitting op 13 september 2024 heeft de verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat, zijn standpunt toegelicht. Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter de verzoeker niet in de gelegenheid heeft gesteld om zijn mening te geven over de opheffing van het bewind, wat in strijd is met artikel 809 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het hof oordeelt dat de beslissing van de kantonrechter moet worden vernietigd, omdat het bewind over de goederen van de verzoeker noodzakelijk blijft gezien zijn kwetsbare situatie en de problemen die hij ondervindt.

Het hof heeft ook de verzoeken van de bewindvoerder en de verzoeker om ontslag van de huidige bewindvoerder en benoeming van een nieuwe bewindvoerder inwilligd. De huidige bewindvoerder wordt ontslagen per 2 februari 2024, en de heer [naam5] wordt benoemd als nieuwe bewindvoerder. De beschikking van de kantonrechter wordt vernietigd, waardoor het bewind over de goederen van de verzoeker herleeft.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.340.707
(zaaknummer rechtbank Gelderland 10907305 BM VERZ 24-811)
beschikking van 10 oktober 2024
in het hoger beroep van:
[verzoeker] ( [verzoeker] ),
woonplaats: [woonplaats1] ,
advocaat: mr. P.W.E Hoezen.
Belanghebbenden zijn:
[de bewindvoerder] B.V. (de bewindvoerder),
vestigingsplaats: [vestigingsplaats] ,
en
[kind1] ( [kind1] ),
woonplaats: [woonplaats1] ,
en
[kind2] ( [kind2] ),
woonplaats: [woonplaats1] .

1.Onderwerp

Het gaat in deze zaak om het beschermingsbewind (het bewind) over de goederen van [verzoeker] .

2.De feiten

[verzoeker] is geboren [in] 1966. [kind1] en [kind2] zijn de meerderjarige kinderen van [verzoeker] .
Op 4 augustus 2020 heeft de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, op verzoek van [verzoeker] zelf een bewind ingesteld over alle goederen die (zullen) toebehoren aan hem, wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand. De kantonrechter heeft [de bewindvoerder] B.V. benoemd tot bewindvoerder.

3.De beslissing van de kantonrechter

De bewindvoerder heeft de kantonrechter (rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen) op 29 januari 2024 verzocht het bewind over de goederen van [verzoeker] op te heffen. Bij beschikking van 2 februari 2024 heeft de kantonrechter dit verzoek toegewezen.

4.Het hoger beroep

[verzoeker] is het niet eens met de beslissing van de kantonrechter. Hij is in hoger beroep gegaan. Hij wil geen opheffing van het bewind, maar ontslag van de bewindvoerder met benoeming van een opvolgend bewindvoerder.

5.De rechtszaak bij het hof

5.1
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
- het beroepschrift van 29 april 2024 met bijlagen:
- een journaalbericht namens [verzoeker] van 24 juni 2024 met bijlagen;
- een journaalbericht namens [verzoeker] van 5 september 2024 met een bijlage en
- een journaalbericht namens [verzoeker] van 12 september 2024 met een bijlage.
5.2
De zitting bij het hof was op 13 september 2024. Aanwezig waren:
- [verzoeker] met zijn advocaat;
- een vertegenwoordiger van de bewindvoerder en
- [kind1] .

6.De redenen voor de beslissing

Intrekken verzoek tot vaststelling van voorlopige voorziening
6.1
Namens [verzoeker] heeft zijn advocaat op de mondelinge behandeling het verzoek tot vaststelling van een voorlopige voorziening ingetrokken. Het hof zal [verzoeker] in dat verzoek niet-ontvankelijk verklaren.
Procedure in eerste aanleg
6.2
Het hof zal eerst de grief van [verzoeker] bespreken dat de kantonrechter het recht – neergelegd in artikel 809 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) – om op het verzoek van de bewindvoerder te worden gehoord, is geschonden door op dit verzoek te beslissen zonder hem te horen (grief I).
6.3
In artikel 809 lid 2 Rv in verbinding met artikel 809 lid 1 Rv is expliciet bepaald, voor zover hier relevant, dat degene wiens goederen de onderbewindstelling betreft door de rechter vooraf in de gelegenheid moet worden gesteld zijn mening kenbaar te maken bij in beginsel elke beslissing die de rechter neemt. De rechter is dus verplicht deze persoon op te roepen, tenzij het naar zijn of haar oordeel gaat om een zaak van kennelijk ondergeschikt belang.
6.4
Een verzoek tot opheffing van het bewind is geen zaak van kennelijk ondergeschikt belang en het hof is het daarom met [verzoeker] eens dat de kantonrechter [verzoeker] de gelegenheid had moeten geven om zijn verhaal te doen. Voor zover [verzoeker] stelt dat zijn recht op hoor en wederhoor is geschonden, geldt alleen dat een dergelijk verzuim in hoger beroep kan worden hersteld door de niet gehoorde partij alsnog in de gelegenheid te stellen zijn standpunt toe te lichten. Nu het hof [verzoeker] hiertoe in de gelegenheid heeft gesteld en [verzoeker] hiervan gebruik heeft gemaakt, heeft hoor en wederhoor naar het oordeel van het hof op toereikende wijze plaatsgevonden. Grief I kan daarom niet leiden tot gegrondverklaring van het hoger beroep.
Procedure in hoger beroep
De beslissing
6.5
Het hof is van oordeel dat de beslissing van de kantonrechter moet worden vernietigd en het hof zal een nieuwe bewindvoerder benoemen. Het hof legt dat hieronder uit.
Verzoek opheffing bewind
6.6
In de wet staat dat de kantonrechter het bewind kan opheffen indien het bewind niet meer noodzakelijk is of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken. Dat staat in artikel 1:449 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek.
6.7
[verzoeker] stelt in zijn grief II dat de kantonrechter op onjuiste gronden tot opheffing van het bewind is overgegaan.
6.8
De bewindvoerder wilde opheffing van het bewind omdat [verzoeker] geen informatie had gegeven over zakelijke activiteiten in de besloten vennootschappen [naam1] B.V., waar eerst [verzoeker] enig bestuurder was en begin 2023 een tweede bestuurder is ingeschreven, en [naam2] B.V. met als enig aandeelhouder en bestuurder [naam1] B.V.. [verzoeker] stelt dat hij geen idee heeft wat er is gebeurd in voornoemde vennootschappen. Tot zijn grote verbazing vertelde de bewindvoerder hem in januari 2024 dat er jaarcijfers waren gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel en dat er een tweede bestuurder was ingeschreven.
6.9
Het hof constateert, net als de bewindvoerder, dat gelet op de gedeponeerde jaarrekeningen voor [naam2] B.V. bij de Kamer van Koophandel het erop lijkt dat sprake is van zakelijke activiteiten binnen de vennootschappen van [verzoeker] . Alleen valt op dat op 20 april 2023 ineens de jaarrekeningen van 2016, 2017, 2019, 2020, 2021 en 2022 tegelijkertijd zijn gedeponeerd en dat deze jaarrekeningen ook pas in februari 2023, maart 2023 dan wel april 2023 zijn vastgesteld, in dezelfde periode dus dat er een tweede bestuurder van de holding werd ingeschreven. Voor het hof is niet duidelijk of en zo ja, in hoeverre [verzoeker] zelf betrokken is geweest bij deze deponering van de jaarstukken en de inschrijving van de tweede bestuurder. [verzoeker] zegt dat hij de tweede bestuurder niet kent, maar dat hij er achter is gekomen dat deze persoon ook stond ingeschreven bij [naam3] in [plaats1] (opvang voor dak- en thuislozen); hetzelfde adres waarop [verzoeker] tot drie jaar geleden stond ingeschreven.
Het hof houdt het niet voor onmogelijk dat de tweede bestuurder zaken heeft geregeld buiten medeweten van [verzoeker] , dan wel dat [verzoeker] mogelijk onder druk is gezet door deze persoon. Dat geldt temeer gelet op hetgeen hierna wordt overwogen over de kwetsbaarheid van [verzoeker] en op de verklaring van de bewindvoerder op de mondelinge behandeling dat zijn medewerkers werden bedreigd door deze tweede bestuurder, die ook bij de bewindvoerder onder bewind stond. Dit laatste was ook de voornaamste reden voor de bewindvoerder om opheffing van het bewind van [verzoeker] te vragen. Voor de bewindvoerder was het onduidelijk wat er precies aan de hand was met de vennootschappen en of en zo ja, in hoeverre [verzoeker] betrokken was bij mogelijke zakelijke activiteiten, maar met de bedreiging van medewerkers door de tweede bestuurder werd een grens overschreden.
6.1
Hoewel het te begrijpen is dat de bewindvoerder niet langer het bewind wilde uitvoeren, zijn naar het oordeel van het hof onvoldoende concrete aanwijzingen dat met [verzoeker] niet valt samen te werken en voortzetting van het bewind niet zinvol zou zijn. Het was de tweede bestuurder die over de grenzen van de bewindvoerder heen ging en niet met zekerheid is vast te stellen dat [verzoeker] informatie heeft verzwegen tegenover de bewindvoerder. Bovendien is op de mondelinge behandeling gebleken dat [verzoeker] nog steeds niet in staat is om zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen wegens zijn geestelijke of lichamelijke toestand. [verzoeker] heeft forse schulden en heeft begeleiding van [naam4] . Verder heeft [kind1]
(de zoon van [verzoeker] ) op de zitting verklaard dat zijn vader een trotse man is, maar dat hij al jaren problemen heeft (door mogelijk onderliggend trauma) en dat hij moeite heeft met lezen en schrijven. Duidelijk is dat [verzoeker] een kwetsbare man is die moeite heeft zijn leven op de rit te krijgen. Het hof is van oordeel dat voortzetting van het bewind op grond van het voorgaande dan ook noodzakelijk was en is. Grief II van [verzoeker] slaagt.
Verzoek vervanging bewindvoerder
6.11
In de wet staat dat een bewindvoerder ontslag wordt verleend:
- op eigen verzoek van de bewindvoerder;
- als de bewindvoerder niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, of
- wegens ‘gewichtige redenen’.
Dat staat in artikel 1:448 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek.
6.12
Op de mondelinge behandeling heeft de bewindvoerder verklaard niet langer het bewind te willen uitvoeren als het bewind zou worden voortgezet. Het hof vat dit op als een verzoek van de bewindvoerder om hem ontslag te verlenen. [verzoeker] wil ook graag een andere bewindvoerder en heeft in overleg met [naam4] , [naam5] ( [plaats2] ) bereid gevonden te worden benoemd als bewindvoerder van [verzoeker] . Een door [naam5] ondertekende bereidverklaring is overgelegd. Nu de verzoeken van [verzoeker] en de bewindvoerder met elkaar overeenstemmen en het hof overigens geen bezwaren ziet tegen inwilliging van die verzoeken zal het hof de huidige bewindvoerder (op eigen verzoek) ontslaan en [naam5] tot opvolgend bewindvoerder benoemen.
Conclusie
6.13
Het hof zal de beslissing van de kantonrechter om het bewind op te heffen, vernietigen. Daardoor herleeft het bewind over de goederen die (zullen) toebehoren aan [verzoeker] .
Het hof zal de bewindvoerder ontslag verlenen per 2 februari 2024. De bewindvoerder heeft per 2 februari 2024, de door de kantonrechter vastgestelde opheffingsdatum, zijn werkzaamheden beëindigd en diende binnen twee maanden na de opheffingsdatum rekening en verantwoording af te leggen. Het hof zal [naam5] benoemen als bewindvoerder met ingang van de dag na deze beschikking.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot vaststelling van een voorlopige voorziening;
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 2 februari 2024 en, opnieuw beschikkende:
wijst het inleidende verzoek van de bewindvoerder alsnog af;
verstaat dat het bewind over de goederen die (zullen) toebehoren aan [verzoeker] herleeft;
ontslaat met ingang van 2 februari 2024 [de bewindvoerder] B.V. als bewindvoerder over de goederen van [verzoeker] ;
benoemt met ingang van de dag na heden de heer [naam5] , [plaats2] , tot bewindvoerder;
bepaalt dat de bewindvoerder voor zijn (aanvangs)werkzaamheden en voor de met het bewind gemoeide kosten de in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren vastgestelde forfaitaire tarieven ten laste van het vermogen van de rechthebbende mag brengen;
draagt de ontslagen bewindvoerder op om alle voor de opvolgend bewindvoerder benodigde gegevens zo spoedig mogelijk over te dragen;
bepaalt dat de griffier van dit hof een kopie van deze beschikking zal zenden aan de griffier van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, ter aantekening in het Centraal curatele- en bewindregister, ook voor zover het het ontslag en de benoeming van de bewindvoerder betreft;
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van deze beschikking aan de heer [naam5] zal toezenden.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K. Mans, P.B. Kamminga en E. de Boer en is op 10 oktober 2024 uitgesproken door mr. P.B. Kamminga in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.