ECLI:NL:GHARL:2024:6268

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 oktober 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
21-003191-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Midden-Nederland inzake het medeplegen van het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van cocaïne

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1995, was eerder door de rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar voor het medeplegen van het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van ongeveer 525 kilo cocaïne. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de straf verlaagd naar 54 maanden, met aftrek van voorarrest, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in het hoger beroep. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 15 juli 2022, waarin hij was veroordeeld voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het vervoeren en aanwezig hebben van een grote hoeveelheid cocaïne, wat een ernstig strafbaar feit is. Het hof heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jonge leeftijd en zijn gedrag in detentie. De beslissing van het hof omvat ook de onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen verdovende middelen en de verbeurdverklaring van verschillende goederen die verband houden met de drugshandel.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003191-22
Uitspraak d.d.: 10 oktober 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 15 juli 2022 met parketnummer 16-287600-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboortplaats] op [geboortedag] 1995,
thans verblijvende in [verblijflocatie] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 26 september 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. Y. Bouchikhi, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De meervoudige kamer van de rechtbank heeft verdachte bij vonnis van 15 juli 2022 ter zake van het medeplegen van het opzettelijk vervoeren en het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de rechtbank beslist tot onttrekking aan het verkeer van inbeslaggenomen verdovende middelen en tot het verbeurdverklaren van verschillende goederen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere kwalificatie en een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 22 oktober 2021 te [pleegplaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 525 kilogram, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Het hof overweegt dat het er in het navolgende vanuit zal gaan, gelet op hetgeen door de advocaat-generaal ter terechtzitting naar voren is gebracht, dat de steller van de tenlastelegging niet alleen de bedoeling heeft gehad aan verdachte (onder meer) ten laste te leggen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het
vervoerenvan cocaïne, maar daarnaast ook aan het medeplegen van het
aanwezig hebbenvan cocaïne. Het in de tenlastelegging opgenomen zinsdeel “opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad” zal door het hof dan ook aldus worden opgevat, mede gelet op het feit dat er ten aanzien van deze wijze van interpreteren van de tenlastelegging noch ter terechtzitting in eerste aanleg noch ter terechtzitting van het hof verweer is gevoerd.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks22 oktober 2021 te [pleegplaats]
, althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een of meer anderen
, althans alleen,opzettelijk heeft
geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/ofvervoerd
, in elk gevalen opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 525 kilogram
, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattendecocaïne, zijnde
cocaïneeen middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een gevangenisstraf voor een duur van tussen de 40 en 48 maanden in onderhavige zaak passend zou zijn. De raadsman heeft erop gewezen dat het strafdoel van de speciale preventie in het geval van verdachte reeds zijn werk heeft gedaan: verdachte volgt een opleiding, werkt en gedraagt zich goed in detentie. Het risico op recidive wordt daarnaast door de reclassering als laag ingeschat. Verder heeft de raadsman verwezen naar uitspraken in soortgelijke zaken en aangevoerd dat gevangenisstraffen voor de duur van vijf of zes jaren slechts in het geval van zwaardere feiten worden opgelegd. Ten slotte heeft de raadsman gewezen op de jonge leeftijd van verdachte ten tijde van het gepleegde feit, op het feit dat verdachte een
first offenderis en op de forse overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het vervoeren en aanwezig hebben van een grote hoeveelheid, ongeveer 525 kilogram, cocaïne. Dit is een ernstig strafbaar feit. Cocaïne heeft een sterk verslavende werking en brengt schade toe aan de gezondheid van de gebruikers ervan. Bovendien plegen verslaafde gebruikers veelal vermogensfeiten om hun drugsgebruik te kunnen bekostigen, met alle schadelijke gevolgen voor de samenleving van dien. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat een dergelijke hoeveelheid cocaïne enkel bestemd kon zijn voor de (internationale) handel in cocaïne. Door deze hoeveelheid cocaïne te vervoeren en aanwezig te hebben, is verdachte een onmisbare schakel geweest binnen het systeem van grootschalige drugshandel en daarmee medeverantwoordelijk voor zowel de problemen van kwetsbare gebruikers als de overlast en gevoelens van onveiligheid die gepaard gaan met de handel in verdovende middelen. Daarbij komt dat dergelijke hoeveelheden cocaïne enkel kunnen worden verkregen met behulp van een uitgebreid netwerk van georganiseerde criminaliteit. Niet zelden worden deze criminele netwerken gekenmerkt door ondermijning, intimidatie en geweld. Het aantreffen van een geldtelmachine, een verborgen ruimte in een voertuig en een vacumeermachine in een (verborgen) ruimte in de woning van verdachte versterkt het beeld dat sprake is van een professioneel handelen. Het hof rekent het verdachte aan dat hij kennelijk onderdeel uitmaakte van deze wereld.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft het hof gelet op de inhoud van het verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 22 augustus 2024. Daarop staat naast de onderhavige zaak één andere zaak vermeld, met als pleegdatum 4 januari 2020 en als status ‘gedagvaard’. Uit een toelichting hierop door de raadsman ter terechtzitting is gebleken dat die zaak inmiddels is afgedaan, waarbij het is gebleven bij het verbeurdverklaren van het op die datum onder verdachte inbeslaggenomen geldbedrag.
Het hof houdt bij de vaststelling van de duur van de straf daarnaast rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals ter terechtzitting bij het hof besproken en zoals die beschreven worden in het door Reclassering Nederland opgestelde Detentie en Re-integratieplan van 23 januari 2024. Het hof houdt ook rekening met de relatief jonge leeftijd van verdachte ten tijde van het plegen van het feit.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zijn lange detentie als zwaar ervaart en er alles aan doet om zich van zijn beste kant te laten zien. Hij krijgt positieve beoordelingen, maar heeft de indruk dat de faseringsfase – waar hij gelet op zijn VI-datum nu zou kunnen instromen – door de zaaksofficier wordt tegengehouden. Verder heeft verdachte verklaard na afloop van zijn detentie aan de slag te kunnen gaan in het vastgoedbedrijf van zijn vader.
Binnen de rechtspraak zijn oriëntatiepunten voor de straftoemeting ontwikkeld, met als doel het bevorderen van een consistent landelijk straftoemetingsbeleid. Deze oriëntatiepunten kunnen dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de op te leggen straf. Voor het vervoeren van een hoeveelheid harddrugs van meer dan 20 kilogram is blijkens de oriëntatiepunten een gevangenisstraf van 50 maanden het uitgangspunt. Voor de grote hoeveelheid cocaïne zoals deze in onderhavige strafzaak is aangetroffen, bestaan geen oriëntatiepunten. Het hof heeft daarom acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Gelet op het voorgaande acht het hof voor het bewezenverklaarde feit in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 60 maanden passend en geboden.
De rechtbank heeft op 15 juli 2022 vonnis gewezen. Op 28 juli 2022 heeft verdachte hoger beroep ingesteld. De uitspraakdatum van dit arrest is 10 oktober 2024. Het hof stelt vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM in hoger beroep, uitgaande van een termijn van zestien maanden, met ongeveer 11 maanden is overschreden. Het hof houdt bij de bepaling van de straf rekening met de termijnoverschrijding en zal ter compensatie volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden, met aftrek van het voorarrest.

Beslag

De rechtbank heeft beslist tot onttrekking aan het verkeer van de onder verdachte inbeslaggenomen verdovende middelen en tot het verbeurdverklaren van verschillende goederen. Het hof merkt op dat aan de hand van het dossier onvoldoende duidelijk wordt welke goederen onder wie in beslag zijn genomen en op welke goederen nog beslag rust. Desgevraagd hebben de advocaat-generaal en de raadsman ter terechtzitting echter aangegeven in te stemmen met de beslissingen van de rechtbank met betrekking tot het beslag. Daarom zal het hof ten aanzien van het beslag – conform de beslissing van de rechtbank – als volgt beslissen.
Bij gelegenheid van het onderzoek zijn in totaal tien stuks verdovende middelen aangetroffen. Deze zijn in beslag genomen en niet teruggegeven. Het hof zal bevelen deze onder verdachte inbeslaggenomen goederen, die het hof beoordeelt als een gezamenlijkheid van voorwerpen, te onttrekken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Daarnaast is het hof van oordeel dat in onderhavige zaak verschillende aan verdachte toebehorende goederen moeten worden verbeurdverklaard, omdat zij tot het begaan van het tenlastegelegde en bewezenverklaarde bestemd zijn geweest. Het gaat hierbij om een vacumeermachine, een geldtelmachine, vuilniszakken bevattende lege seals en drie telefoontoestellen. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 24, 33, 33a en 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
54 (vierenvijftig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 stuk keukenartikel/vacumeermachine ( [goednummer 1] );
- 1 stuk geldtelmachine ( [goednummer 2] );
- 3 stuks vuilniszak ( [goednummer 3] );
- 1 stuk telefoontoestel ( [goednummer 4] );
- 1 stuk telefoontoestel ( [goednummer 5] );
- 1 stuk telefoontoestel ( [goednummer 6] ).
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 6 stuks verdovende middelen ( [goednummer 7] );
- 3 stuks verdovende middelen ( [goednummer 8] );
- 1 stuk verdovende middelen ( [goednummer 9] ).
Aldus gewezen door
mr. S. Bek, voorzitter,
mr. Z.J. Oosting en mr. W.A. Holland, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.P. Keuker, griffier,
en op 10 oktober 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.