In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 september 2024 een bevel tot gevangenneming van de verdachte uitgesproken. De verdachte, geboren op een onbekende datum in een onbekende plaats, verblijft momenteel in een cellencomplex. De advocaat-generaal heeft op 25 september 2024 een vordering tot gevangenneming ingediend, waarop het hof heeft beslist. De verdachte is eerder veroordeeld door de rechtbank Overijssel op 28 juni 2024 voor misdrijven die resulteren in een gevangenisstraf van zes en vier jaren. Na het instellen van hoger beroep op 10 juli 2024, heeft het hof ernstige bezwaren tegen de verdachte vastgesteld, waaronder het feit dat zij sinds 2014 niet is verschenen op verzoeken van de autoriteiten en op diverse zittingsdagen. Dit heeft geleid tot de conclusie dat er sprake is van vluchtgevaar, wat de grondslag vormt voor het bevel tot gevangenneming. Het hof heeft overwogen dat de vordering van het Openbaar Ministerie niet belemmerd kan worden door de ouderdom van de zaak of persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtmatigheid van de aanhouding en inverzekeringstelling van de verdachte zijn niet aan het hof voorgelegd, maar zijn wel meegewogen in de beoordeling. Het hof heeft besloten dat de voorlopige hechtenis voor een termijn van negentig dagen zal worden opgelegd, en dat deze zal worden ondergaan in een huis van bewaring of een andere wettige plaats van detentie in Nederland.