ECLI:NL:GHARL:2024:6258

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 oktober 2024
Publicatiedatum
9 oktober 2024
Zaaknummer
21-003065-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Midden-Nederland inzake het medeplegen van het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van cocaïne

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 15 juli 2022. De verdachte, geboren in 1996, werd beschuldigd van het medeplegen van het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van ongeveer 525 kilo cocaïne. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 54 maanden, met aftrek van voorarrest, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van het aanwezig hebben en vervoeren van cocaïne, en dat er voldoende bewijs was voor deze beschuldigingen. De verdachte had tijdens de zitting verklaard dat hij slechts tassen had verplaatst, maar het hof achtte dit niet geloofwaardig. De strafmaat werd bepaald op basis van de ernst van het feit, de hoeveelheid cocaïne en de rol van de verdachte binnen de criminele organisatie. Het hof heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en zijn inspanningen voor re-integratie.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003065-22
Uitspraak d.d.: 10 oktober 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 15 juli 2022 met parketnummer 16-287598-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [plaats] op [geboortedag] 1996,
wonende te [plaats] , [adres verdachte] ,
thans verblijvende in P.I. [plaats] te [plaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 26 september 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. G.N. Weski, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De meervoudige kamer van de rechtbank heeft verdachte bij vonnis van 15 juli 2022 ter zake van het medeplegen van het opzettelijk vervoeren en medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de rechtbank beslist tot onttrekking aan het verkeer van inbeslaggenomen verdovende middelen en tot het verbeurdverklaren van verschillende goederen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een gedeeltelijk andere bewijsmotivering, een andere kwalificatie en een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 22 oktober 2021 te [pleegplaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 525 kilogram, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij medeverdachte [medeverdachte 1] op 22 oktober 2021 heeft geholpen met het versjouwen van (gesealde) pakketten, al dan niet in boodschappentassen, en dat hij op dat moment vragen had moeten stellen over wat hij aan het doen was en over de inhoud van de pakketten dan wel tassen. Verdachte heeft verklaard dat hij slechts tassen en dozen naar binnen en naar buiten heeft gedragen, dat hem was gezegd dat hij de pakketten niet behoefde te vervoeren, dat hij geen blokken in de Mercedes heeft gezet maar op dat moment slechts met zijn moeder stond te telefoneren op het parkeerdek en dat een deel van de pakketten tijdelijk in zijn busje is gezet. Het tenlastegelegde aanwezig hebben van de ongeveer 525 kilo cocaïne is door de verdediging niet betwist.
Verdachte heeft daarmee de aanmerkelijke kans dat er sprake was van verdovende middelen bewust aanvaard, aldus de raadsman. Wel heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte partieel vrijgesproken dient te worden van het tenlastegelegde (medeplegen van) vervoeren van de cocaïne wegens de afwezigheid van wettig en overtuigend bewijs hiervoor. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat uit het verslag van de observatie slechts blijkt dat verdachte rondhing bij de woning aan het [locatie 2] . Verdachte heeft pakketten en tassen naar binnen en naar buiten gebracht en de Volkswagen Caddy verplaatst, maar niet is vastgesteld dat hij tassen of blokken in de Mercedes heeft geplaatst. De raadsman heeft erop gewezen dat verdachte wellicht een klein stukje in de Volkswagen Caddy heeft gereden terwijl zich daar blokken cocaïne in bevonden, en dat verdachte pakketten van binnen naar buiten heeft gebracht en andersom, maar dat dergelijke handelingen door de wetgever nooit bedoeld zijn als zijnde “vervoeren van verdovende middelen”.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot (partiële) vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Allereerst overweegt het hof dat het er in het navolgende vanuit zal gaan, gelet op hetgeen door de advocaat-generaal ter terechtzitting naar voren is gebracht, dat de steller van de tenlastelegging niet alleen de bedoeling heeft gehad aan verdachte (onder meer) ten laste te leggen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het
vervoerenvan cocaïne, maar daarnaast ook aan het medeplegen van het
aanwezig hebbenvan cocaïne. Het in de tenlastelegging opgenomen zinsdeel “opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad” zal door het hof dan ook aldus worden opgevat, mede gelet op het feit dat er ten aanzien van deze wijze van interpreteren van de tenlastelegging noch ter terechtzitting in eerste aanleg noch ter terechtzitting van het hof verweer is gevoerd.
Het hof overweegt daarnaast als volgt.
Uit het dossier kan het volgende worden afgeleid. Op 22 oktober 2021 wordt met behulp van twee heimelijk geplaatste camera’s gezien dat twee personen tussen 5.33 uur en 7.52 uur in totaal 28 keer een woning aan het [locatie 2] in- en uitlopen en daarbij “gesealde balen” de woning indragen. De ene camera heeft zicht op het parkeerdek van de parkeergarage van winkelcentrum [locatie 2] in [pleegplaats] en de andere op het portiek van het appartementencomplex aan het [locatie 2] , waarbij het zicht strekt tot in het portiek en de galerij met toegang tot de woning op [huisnummer] . Op de camerabeelden is, naast medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ), verdachte te zien. De woning aan het [locatie 2] staat op naam van [medeverdachte 1] .
Op beelden van de camera met zicht op het parkeerdek is te zien dat verdachte diezelfde ochtend omstreeks 9.40 uur een Volkswagen Transporter voor de ingang van het portiek van de woning aan het [locatie 2] parkeert. Ook is op de beelden van deze camera te zien dat de zij(schuif)deur van de Volkswagen Transporter aan de bijrijderskant wordt geopend. Verdachte en [medeverdachte 1] lopen vanaf 9.42 uur met tot de rand gevulde blauwe boodschappentassen uit de woning en begeven zich naar de ingang van het portiek. In de weerspiegeling van de schuifdeur van de Volkswagen Transporter wordt een “blauwe schim” gezien. Er wordt meerdere malen beweging bij de schuifdeur van de Transporter waargenomen. Verdachte is eigenaar van de Volkswagen Transporter. Ter terechtzitting bij het hof heeft verdachte verklaard dat de blokken naar de Volkswagen Caddy (zie hierna) gingen en dat er wat tassen tijdelijk in zijn busje, de Volkswagen Transporter, werden gezet.
Verdachte verplaatst om 9.46 uur de Volkswagen Transporter naar een parkeerplek op het parkeerdek, waarna hij een Volkswagen Caddy voor de ingang van het portiek parkeert. Vanaf 9.50 uur lopen verdachte en [medeverdachte 1] opnieuw in en uit de woning, waarbij zij tot de rand gevulde blauwe boodschappentassen uit de woning dragen en naar de ingang van het portiek brengen, alwaar de Volkswagen Caddy geparkeerd staat. In totaal worden 18 AH-boodschappentassen uit de woning gehaald. Om 9.52 uur stapt verdachte in de Volkswagen Caddy en verplaatst hij deze naar een parkeerplaats op het parkeerdek. Enige tijd later, omstreeks 10.15 uur, komt een Mercedes met kenteken [kenteken] het parkeerdek oprijden. Deze wordt naast de Volkswagen Caddy geparkeerd. Vanuit de politiehelikopter, die op dat moment boven het parkeerdek van het [locatie 2] in [pleegplaats] vliegt, wordt waargenomen dat meerdere personen heen en weer lopen tussen de Volkswagen Caddy en de Mercedes en dat daarbij voorwerpen van de achterzijde van de Volkswagen Caddy in de richting van de Mercedes worden gedragen. Vervolgens is gezien dat de onbekende persoon in de Mercedes stapt en het parkeerdek afrijdt.
Omstreeks 10.36 uur wordt de onbekende bestuurder van deze Mercedes op de openbare weg aangehouden. De bestuurder van de Mercedes blijkt medeverdachte [medeverdachte 2] te zijn. De Mercedes wordt in beslag genomen en door verbalisanten doorzocht. In totaal worden tien grote blauwe boodschappentassen aangetroffen met daarin, zo blijkt later na onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (verder: NFI), 201 blokken cocaïne van gemiddeld 1 kilogram per stuk.
Kort na de aanhouding en inbeslagname van de Mercedes, stapt een arrestatieteam binnen in de woning aan het [locatie 2] te [pleegplaats] . Verdachte wordt daar in het bijzijn van [medeverdachte 1] aangetroffen. De woning wordt doorzocht en in de woonkamer, de keuken en de (verborgen) wasruimte worden blauwe boodschappentassen en dozen met daarin – zo blijkt eveneens later uit onderzoek door het NFI – 174 blokken cocaïne aangetroffen.
Ook de Volkswagen Transporter wordt doorzocht. Bij de doorzoeking worden in een verborgen ruimte in dit voertuig acht blauwe boodschappentassen met daarin rechthoekige blokken cocaïne aangetroffen. Deze blokken wegen gezamenlijk 150 kilogram. In de (verborgen) wasruimte in de woning aan het [locatie 2] wordt een geldtelmachine aangetroffen. Op deze geldtelmachine is de vingerafdruk van verdachte aangetroffen.
Gelet op de inhoud van de in het dossier aanwezige – en hierboven beschreven – bewijsmiddelen en gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van de zich vanaf 5.33 uur achtereenvolgens afspelende handelingen acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het aanwezig hebben van cocaïne en aan het medeplegen van het vervoeren van cocaïne.
Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van de handelingen van verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 1] , waaronder i) de hoeveelheid en het gewicht van de pakketten, ii) de wijze waarop de pakketten eruit zagen, iii) het tijdstip waarop, te weten in de vroege ochtend, de gesealde pakketten de woning zijn ingedragen, iv) het overpakken van de pakketten in de woning van [medeverdachte 1] terwijl enkel verdachte en [medeverdachte 1] (naast de vriendin en kinderen van [medeverdachte 1] ) zich in die woning bevonden, v) het weer inladen van de pakketten in verschillende auto’s, waaronder in een verborgen ruimte in de auto van verdachte zelf en vi) het aantreffen van een met de vingerafdruk van verdachte matchende vingerafdruk op de geldtelmachine aangetroffen in een (verborgen) ruimte in de woning van [medeverdachte 1] , is het hof van oordeel dat verdachte wetenschap heeft gehad van het feit dat zich in de pakketten cocaïne bevond. Hetgeen verdachte daartegenin heeft gebracht, te weten dat hij slechts op verzoek van [medeverdachte 1] tassen en pakketten in - en uit de woning heeft gedragen zonder op dat moment te hebben geweten wat er in de betreffende tassen en pakketten zat, en dat hij op het parkeerdek niet meer heeft gedaan dan telefoneren met zijn moeder, acht het hof gelet op het voorgaande niet geloofwaardig.
In reactie op het verweer van de raadsman dat verdachte met pakketten heen en weer heeft gelopen, maar geen tassen in de Mercedes heeft gezet en niet met de cocaïne heeft gereden, en dat daarom het tenlastegelegde “medeplegen van vervoeren” niet bewezen kan worden, overweegt het hof als volgt.
Voor een bewezenverklaring van het medeplegen van vervoeren is niet vereist dat verdachte zelf met de pakketten verdovende middelen gereden heeft of deze in de later op de openbare weg aangehouden Mercedes heeft gezet. Blijkens geldende jurisprudentie dient de betekenis van het begrip vervoeren in overeenstemming met de strekking van de wet ruim opgevat te worden (vgl. HR 12 mei 1985, NJ 1984, 701). Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte samen met [medeverdachte 1] en later ook (een) andere(en) de cocaïne buiten de woning over verschillende voertuigen heeft verdeeld. Verdachte heeft de cocaïne niet alleen van de ene plaats naar de andere gebracht vanuit en rond de woning aan het [locatie 2] , maar ook gefaciliteerd dat deze verder overgebracht kon worden. Er is daarbij sprake geweest van gezamenlijk handelen van en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte(n). Het verweer wordt dan ook verworpen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks22 oktober 2021 te [pleegplaats]
, althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een of meer anderen
, althans alleen,opzettelijk heeft
geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/ofvervoerd
, in elk gevalen opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 525 kilogram
, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattendecocaïne, zijnde
cocaïneeen middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte partieel vrijgesproken dient te worden van het tenlastegelegde wegens de afwezigheid van wettig en overtuigend bewijs inzake het vervoeren van cocaïne. Subsidiair heeft de raadsman verzocht verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 53 maanden. De raadsman heeft betoogd dat verdachte slechts een loopjongen was, met een blanco strafblad, die wat tassen heeft weggebracht en – onder verwijzing naar uitspraken in soortgelijke zaken – betoogd dat een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar onder deze omstandigheden te hoog is voor het feit dat in casu aan de orde is. De raadsman heeft verder gewezen op het door Reclassering Nederland opgestelde detentie- en re-integratieplan van 28 november 2023, waaruit blijkt dat verdacht in detentie voorbeeldig gedrag heeft vertoond. Ten slotte heeft de raadsman de forse overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep aangehaald.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het vervoeren en voorhanden hebben van een grote hoeveelheid, ongeveer 525 kilogram, cocaïne. Dit is een ernstig strafbaar feit. Cocaïne heeft een sterk verslavende werking en brengt schade toe aan de gezondheid van de gebruikers ervan. Bovendien plegen verslaafde gebruikers veelal vermogensfeiten om hun drugsgebruik te kunnen bekostigen, met alle schadelijke gevolgen voor de samenleving van dien. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat een dergelijke hoeveelheid cocaïne enkel bestemd kon zijn voor de (internationale) handel in cocaïne. Door deze hoeveelheid cocaïne te vervoeren en voorhanden te hebben, is verdachte een onmisbare schakel geweest binnen het systeem van grootschalige drugshandel en daarmee medeverantwoordelijk voor zowel de problemen van kwetsbare gebruikers als de overlast en gevoelens van onveiligheid die gepaard gaan met de handel in verdovende middelen. Daarbij komt dat dergelijke hoeveelheden cocaïne enkel kunnen worden verkregen met behulp van een uitgebreid netwerk van georganiseerde criminaliteit. Niet zelden worden deze criminele netwerken gekenmerkt door ondermijning, intimidatie en geweld. Het aantreffen van een geldtelmachine, een verborgen ruimte in een voertuig en een vacumeermachine in een (verborgen) ruimte in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] versterkt het beeld dat sprake is van professioneel handelen. Het hof rekent het verdachte aan dat hij kennelijk onderdeel uitmaakte van deze wereld.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft het hof gelet op de inhoud van het verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 22 augustus 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Het hof houdt daarnaast bij de vaststelling van de duur van de straf rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals ter terechtzitting bij het hof besproken. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bezig is met zijn re-integratie-traject en dat dit traject goed verloopt. Verdachte volgt een cursus vloerenleggen als voorbereiding op het moment dat hij zijn eigen bedrijf, dat nu door zijn broers wordt gerund, weer kan oppakken. Verder is aan verdachte reeds een woning toegewezen.
Het hof houdt verder rekening met de relatief jonge leeftijd van verdachte ten tijde van het plegen van het feit.
Binnen de rechtspraak zijn oriëntatiepunten voor de straftoemeting ontwikkeld, met als doel het bevorderen van een consistent landelijk straftoemetingsbeleid. Deze oriëntatiepunten kunnen dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de op te leggen straf. Voor het vervoeren van een hoeveelheid harddrugs van meer dan 20 kilogram is blijkens de oriëntatiepunten een gevangenisstraf van 50 maanden het uitgangspunt. Voor de grote hoeveelheid cocaïne zoals deze in onderhavige strafzaak is aangetroffen, bestaan geen oriëntatiepunten. Het hof heeft daarom acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Gelet op het voorgaande acht het hof voor het bewezenverklaarde feit in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 60 maanden passend en geboden.
De rechtbank heeft op 15 juli 2022 vonnis gewezen. Op 20 juli 2022 heeft verdachte hoger beroep ingesteld. De uitspraakdatum van dit arrest is 10 oktober 2024. Het hof stelt vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM in hoger beroep, uitgaande van een termijn van zestien maanden, met ongeveer 11 maanden is overschreden. Het hof houdt bij de bepaling van de straf rekening met de termijnoverschrijding en zal ter compensatie volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden, met aftrek van het voorarrest.

Beslag

De rechtbank heeft beslist tot onttrekking aan het verkeer van de onder verdachte inbeslaggenomen verdovende middelen en tot het verbeurdverklaren van verschillende goederen. Het hof merkt op dat aan de hand van het dossier onvoldoende duidelijk wordt welke goederen onder wie in beslag zijn genomen en op welke goederen nog beslag rust. Desgevraagd hebben de advocaat-generaal en de raadsman ter terechtzitting echter aangegeven in te stemmen met de beslissingen van de rechtbank met betrekking tot het beslag. De verdachte heeft daarnaast opgemerkt dat hij de telefoon met goednummer [goednummer 1] , waarover de rechtbank ook een beslissing heeft genomen, reeds heeft teruggekregen, zodat het hof daarover geen beslissing meer behoeft te nemen. Daarom zal het hof ten aanzien van het beslag – met uitzondering van de beslissing betreffende de telefoon – conform de beslissing van de rechtbank als volgt beslissen.
Bij gelegenheid van het onderzoek zijn in totaal acht stuks verdovende middelen aangetroffen. Deze zijn in beslag genomen en niet teruggegeven. Het hof zal bevelen deze onder verdachte inbeslaggenomen goederen, die het hof beoordeelt als een gezamenlijkheid van voorwerpen, te onttrekken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang
Daarnaast is het hof van oordeel dat in onderhavige zaak verschillende goederen moeten worden verbeurdverklaard, omdat zij tot het begaan van het tenlastegelegde en bewezenverklaarde bestemd zijn geweest. Het gaat hierbij om een bestelauto Volkswagen Transporter en een bestelauto Volkswagen Caddy. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 24, 33, 33a en 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
54 (vierenvijftig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 stuk bestelauto ( [goednummer 2] );
- 1 stuk bestelauto ( [goednummer 3] ).
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 8 stuks verdovende middelen ( [goednummer 4] ).
Aldus gewezen door
mr. S. Bek, voorzitter,
mr. Z.J. Oosting en mr. W.A. Holland, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.P. Keuker, griffier,
en op 10 oktober 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.