In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een echtscheiding tussen een man en een vrouw, die in 2017 in Marokko zijn gehuwd en zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit bezitten. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. B. Ozates, en de vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. S. Makhloufi, hebben hun geschil over het huurrecht van de voormalige echtelijke woning aan de [adres] in [woonplaats1] aan het hof voorgelegd. De rechtbank Midden-Nederland had eerder op 28 februari 2024 de echtscheiding uitgesproken en bepaald dat de vrouw huurster zou zijn van de woning vanaf de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking.
De man heeft in hoger beroep drie grieven ingediend en verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen en het huurrecht van de woning aan hem toe te kennen. De vrouw heeft verweer gevoerd en verzocht om de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 september 2024 is gebleken dat beide partijen belang hebben bij het behoud van de woning, gezien de woningnood in de omgeving.
Het hof heeft geoordeeld dat de man met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking huurder zal zijn van de voormalige echtelijke woning. Het hof heeft de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt. De beslissing van het hof is in het openbaar uitgesproken en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.