ECLI:NL:GHARL:2024:6208

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
200.339.752
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van beschermingsbewind over goederen van verzoeker na positieve verandering in financiële situatie

In deze zaak gaat het om de opheffing van het beschermingsbewind over de goederen van verzoeker, die in 1970 in Iran is geboren. Op 10 december 2012 heeft de kantonrechter in de rechtbank Utrecht het bewind ingesteld op verzoek van verzoeker, vanwege zijn lichamelijke of geestelijke toestand. De huidige bewindvoerder is [de bewindvoerder] B.V. Verzoeker heeft op 2 maart 2023 de kantonrechter verzocht om het bewind op te heffen, maar dit verzoek werd op 11 januari 2024 afgewezen. Verzoeker is het niet eens met deze beslissing en gaat in hoger beroep.

Het hof heeft op 20 september 2024 de zitting gehouden, waarbij verzoeker en zijn advocaat aanwezig waren, maar de bewindvoerder niet. Het hof heeft verschillende stukken ontvangen, waaronder het beroepschrift en correspondentie van de advocaat en de bewindvoerder. Het hof oordeelt dat de omstandigheden van verzoeker zijn veranderd; hij is inmiddels schuldenvrij, heeft een baan en heeft deelgenomen aan een budgetcursus. De bewindvoerder heeft aangegeven akkoord te zijn met de opheffing van het bewind.

Gelet op de positieve ontwikkeling in de financiële situatie van verzoeker, oordeelt het hof dat hij in staat is om zelf zijn geldzaken te beheren, eventueel met ondersteuning van de Raad en Daad balie van het Leger des Heils. Het hof vernietigt de beschikking van de kantonrechter en heft het bewind op, met ingang van 10 oktober 2024.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.339.752
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 10411671 UT VERZ 23-4571)
beschikking van 8 oktober 2024
in het hoger beroep van:
[verzoeker] ( [verzoeker] ),
woonplaats: [woonplaats1] ,
advocaat: mr. E.D.B. Groeneweg.
Belanghebbende is:
[de bewindvoerder] B.V. (bewindvoerder),
vestigingsplaats: [vestigingsplaats] .

1.Onderwerp

Het gaat in deze zaak om het beschermingsbewind (het bewind) over de goederen van [verzoeker] .

2.De feiten

2.1
[verzoeker] is geboren [in] 1970 in [plaats1] (Iran).
2.2
Op 10 december 2012 heeft de kantonrechter in de rechtbank Utrecht de goederen van [verzoeker] onder bewind gesteld. Uit die beschikking blijkt dat [verzoeker] zelf om het bewind heeft verzocht. Het bewind is ingesteld op grond van de (toenmalige) lichamelijke of geestelijke toestand van [verzoeker] . Op dit moment is [de bewindvoerder] B.V. de bewindvoerder van [verzoeker] .

3.De beslissing van de kantonrechter

[verzoeker] heeft de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, op 2 maart 2023 verzocht om het bewind over zijn goederen op te heffen. Op 11 januari 2024 heeft de kantonrechter dit verzoek afgewezen.

4.Het hoger beroep

[verzoeker] is het niet eens met de beslissing van de kantonrechter. Hij is in hoger beroep gegaan. Hij wil dat het hof het bewind alsnog opheft.

5.De rechtszaak bij het hof

5.1
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het beroepschrift van 8 april 2024 met bijlagen;
  • een brief van mr. Groeneweg van 4 september 2024 met bijlagen;
  • een e-mailbericht van de bewindvoerder van 12 september 2024 met een bijlage;
  • een e-mailbericht van de bewindvoerder van 19 september 2024 met bijlagen, en
  • een e-mailbericht van mr. Groeneweg van 19 september 2024 met bijlagen.
5.2
De zitting bij het hof was op 20 september 2024. [verzoeker] en zijn advocaat waren aanwezig. De bewindvoerder was niet aanwezig. De bewindvoerder heeft het hof van te voren laten weten niet naar de zitting te zullen komen.

6.De redenen voor de beslissing

6.1
Het hof is van oordeel dat het bewind moet worden opgeheven. Hierna legt het hof uit waarom.
6.2
Het bewind is in 2012 ingesteld omdat [verzoeker] als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand niet (meer) goed voor zijn geldzaken kon zorgen. Hij had op dat moment schulden. Inmiddels is zijn situatie positief veranderd. [verzoeker] is schuldenvrij, heeft een baan als [functie] bij het Leger des Heils en heeft succesvol deelgenomen aan de budgetcursus ‘Grip op financiën’. Zijn financiële situatie is op dit moment stabiel. Mocht [verzoeker] op financieel gebied vragen hebben of ergens tegenaan lopen, dan kan hij ondersteuning vragen bij de Raad en Daad balie van het Leger des Heils. De bewindvoerder heeft het hof laten weten dat hij akkoord is met de gevraagde opheffing van het bewind en de beslissing aan het hof overlaat.
6.3
Gelet op de informatie van [verzoeker] en de bewindvoerder acht het hof [verzoeker] voldoende in staat om zelf zijn geldzaken op orde te houden, eventueel met ondersteuning van de medewerkers van de Raad en Daad balie van het Leger des Heils. Het hof is daarom van oordeel dat de noodzaak voor het bewind over de goederen van [verzoeker] niet meer bestaat. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 11 januari 2024 vernietigen en het bewind opheffen (artikel 1:449 lid 2 BW). Deze beschikking zal in werking treden op 10 oktober 2024.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 11 januari 2024;
heft het bewind op over de goederen die (zullen) toebehoren aan [verzoeker] , geboren [in] 1970 en
bepaalt dat deze beschikking in werking treedt op 10 oktober 2024.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, K.A.M. van Os-ten Have en
A.W. Beversluis, bijgestaan door mr. K.A.M. Oude Vrielink als griffier. De beschikking is in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2024.