ECLI:NL:GHARL:2024:6207

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
200.338.796
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de beschikking over de vervoersregeling en kinderalimentatie in het kader van de zorgregeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de vervoersregeling en kinderalimentatie tussen de man en de vrouw, die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen over hun twee minderjarige kinderen. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.J.C. van Bemmel, was in hoger beroep gegaan tegen de beschikking van de rechtbank Gelderland van 13 december 2023, waarin zijn verzoek om wijziging van de vervoersregeling werd afgewezen en zijn bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen werd vastgesteld op € 25,- per kind per maand.

Het hof heeft vastgesteld dat de huidige zorgregeling niet wordt nageleefd en dat dit een relevante wijziging van omstandigheden is die een herbeoordeling rechtvaardigt. De man stelde dat hij niet in staat is om de kinderen te halen en te brengen, maar het hof oordeelde dat het halen en brengen een gezamenlijke verantwoordelijkheid van beide ouders is. De bestreden beschikking werd op dit punt bekrachtigd, waarbij het hof opmerkte dat de vader gebruik kan maken van het aanbod van de moeder om het vervoer voor haar rekening te nemen, mits de vader de kosten dekt.

Wat betreft de kinderalimentatie oordeelde het hof dat de man een minimumdraagkracht heeft van € 50,- per maand en dat hij, naast zijn bijstandsuitkering, een onbelaste vrijwilligersvergoeding ontvangt. Het hof hield geen rekening met de zorgkorting, omdat er geen gegevens zijn over de inkomens van beide ouders ten tijde van het uiteengaan. De beslissing van de rechtbank over de kinderalimentatie werd eveneens bekrachtigd. Het hof compenseerde de proceskosten in hoger beroep, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.338.796
(zaaknummer rechtbank Gelderland 423413)
beschikking van 8 oktober 2024
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man of de vader,
advocaat: mr. A.J.C. van Bemmel,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw of de moeder,
advocaat: mr. M.G.W.M. Geurts.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 13 december 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna ook: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 12 maart 2024;
- het verweerschrift met een productie;
- een journaalbericht namens de man van 12 juli 2024 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 23 juli 2024 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de man en zijn advocaat;
- de vrouw en haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder te noemen: de raad).

3.De feiten

3.1
De man en de vrouw hebben een relatie gehad. Zij zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2010 en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2021,
over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] wonen bij de vrouw.
3.2
De vrouw is [in] 2021 in het huwelijk getreden met de heer [de stiefvader] (de stiefvader).
3.3
Bij beschikking van 7 september 2022 heeft de rechtbank:
- de eerder tussen partijen (onderling) vastgestelde zorgregeling gewijzigd en als regeling voor de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld dat de kinderen een weekend per veertien dagen van vrijdag 17.00 uur tot zondag 16.00 uur bij de man verblijven, waarbij zolang het bewind van de man nog loopt de vrouw per twee maanden de kinderen drie keer brengt en ophaalt en de man één keer per twee maanden het halen en brengen van de kinderen voor zijn rekening neemt, en waarbij zodra het bewind van de man is opgeheven, het halen en brengen van de kinderen bij helfte wordt verdeeld tussen de ouders, en tevens de vakanties bij helfte worden verdeeld tussen de ouders;
- bepaald dat vrouw voor iedere keer (ieder weekend) dat zij in strijd handelt met het hiervoor bepaalde, aan de man een dwangsom verbeurt van € 500,-, tot een maximum van € 25.000,-.
3.4
Tussen partijen staat vast dat het bewind van de man inmiddels is geëindigd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking is de bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] met ingang van
7 augustus 2023 bepaald op € 25,- per kind per maand. Verder heeft de rechtbank het verzoek van de man om wijziging van de vervoersregeling, zoals vastgelegd in de
beschikking van 7 september 2022, afgewezen.
4.2
De man is het niet eens met de beslissingen van de rechtbank en komt in hoger beroep. Hij verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen voor zover zijn verzoek om de vervoersregeling te wijzigen is afgewezen en het verzoek van de vrouw om kinderalimentatie vast te stellen is toegewezen en, opnieuw beschikkende, zijn verzoek alsnog toe te wijzen en het verzoek van de vrouw alsnog af te wijzen.
4.3
De vrouw voert verweer en vraagt het hof de man in zijn verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren althans de verzoeken af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

De vervoersregeling in het kader van de zorgregeling
5.1
Op grond van artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan onder meer een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken omvatten.
5.2
Het hof is van oordeel dat nu er geen uitvoering wordt gegeven aan de huidige zorgregeling dit een relevante wijziging van omstandigheden is die een herbeoordeling van de zorgregeling rechtvaardigt.
5.3
Het standpunt van de vader is dat de moeder het halen en brengen van de kinderen in het kader van de zorgregeling voor haar rekening moet nemen omdat hij hiertoe fysiek en financieel niet in staat is. Bovendien heeft de moeder de beslissing genomen om bij de stiefvader aan de andere kant van het land te gaan wonen, aldus de vader. De moeder heeft dit gemotiveerd betwist.
5.4
In hetgeen door de vader naar voren is gebracht, ziet het hof geen aanleiding om de vervoersregeling zoals vastgesteld in de beschikking van 7 september 2022 te wijzigen. Het hof is van oordeel dat het halen en brengen ter uitvoering van de zorgregeling een gezamenlijke verantwoordelijkheid is van beide ouders. Beide ouders dienen zich, ondanks persoonlijke omstandigheden, in te spannen om het contact tussen de vader en de kinderen daadwerkelijk te laten plaatsvinden en toe te werken naar een spoedige hervatting van de zorgregeling. Dit is ook door de raad op de mondelinge behandeling geadviseerd. Het hof zal daarom de bestreden beschikking op dit punt bekrachtigen.
5.5
Mocht het de vader niet lukken zelf voor het vervoer te zorgen, dan gaat het hof ervan uit dat de vader nog gebruik kan maken van het aanbod van de moeder op de mondelinge behandeling dat zij het aandeel van de vader in het halen en brengen op zich wil nemen onder de voorwaarde dat de vader de onkosten van dit vervoer voor zijn rekening neemt. De vader dient de kinderen één keer per maand te halen en terug te brengen en het hof becijfert de vervoerskosten voor de vader in redelijkheid op € 75,- per maand. De vader zou deze kosten kunnen voldoen uit de onbelaste vrijwilligersvergoeding van € 125,- per maand die hij ontvangt. Partijen kunnen in onderling overleg een dergelijke regeling overeenkomen.
Kinderalimentatie
5.6
Verder is nog in geschil de kinderalimentatie.
5.7
Om redenen van doelmatigheid zal het hof eerst de draagkracht van de man en zijn beroep op de aanvaardbaarheidstoets bespreken. Tussen partijen is niet in geschil dat de man in principe een minimumdraagkracht heeft van - in het geval van twee kinderen - € 50,- per maand. Anders dan de man stelt houdt het hof geen rekening met vervoerskosten bij de berekening van zijn draagkracht, dan wel slaagt het beroep van de man op de aanvaardbaarheidstoets niet. De man ontvangt naast zijn bijstandsuitkering/inkomen maandelijks een onbelaste vrijwilligersvergoeding van € 125,- per maand en, zoals hiervoor overwogen, kan de man dit bedrag gebruiken om de vervoerskosten die het hof in redelijkheid heeft becijferd op € 75,- per maand te betalen naast genoemde € 50,- per maand.
5.8
Het hof begrijpt uit het door de man gestelde dat hij zijn standpunt uit de eerste aanleg herhaalt dat de minimum bijdrage lager moet uitvallen als gevolg van de toepassing van de zorgkorting. Die kan hij niet berekenen omdat de vrouw geen stukken wil overleggen om de behoefte te kunnen vaststellen ten tijde van het uiteengaan van partijen. Het hof houdt geen rekening met een zorgkorting, omdat al enige tijd geen invulling wordt gegeven aan de zorgregeling en bovendien het hof, evenals de rechtbank, de zorgkorting niet kan berekenen. Niet alleen omdat de vrouw geen stukken heeft overgelegd van haar inkomen ten tijde van het uiteengaan van partijen, maar de man ook niet van zijn inkomen.
5.9
Tot slot gaat het hof voorbij aan de stelling van de man dat de vrouw haar verzoek om een bijdrage niet heeft onderbouwd, omdat de behoefte niet kan worden berekend. Beide partijen hebben hierover geen gegevens overgelegd en bovendien is het evident dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] behoefte hebben aan een bijdrage van hun beide ouders in de kosten van hun verzorging en opvoeding. De bijdrage van de man in deze kosten is minimaal, alle overige kosten komen dus al voor rekening van de vrouw.
5.1
Het vorenstaande betekent dat het hof ook de beslissing van de rechtbank over de kinderalimentatie zal bekrachtigen.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.
6.2
Gelet op de familierechtelijke betrekkingen zal het hof de proceskosten in hoger beroep tussen partijen compenseren in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 13 december 2023;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os-ten Have, P.B. Kamminga en I.G.M.T. Weijers-van der Marck en is op 8 oktober 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.