Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
raad voor de kinderbescherming,
verder te noemen: de moeder,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van vier minderjarige kinderen, die onder toezicht zijn gesteld van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Gelderland. De vader, die in hoger beroep is gegaan, verzet zich tegen de ondertoezichtstelling en heeft twee grieven ingediend. De eerste grief betreft het niet gelasten van een contra-expertise, terwijl de tweede grief zich richt op de gronden voor de ondertoezichtstelling. De moeder, de raad voor de kinderbescherming en de GI hebben verweer gevoerd en verzoeken het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de vader en de moeder zijn de ouders van vier minderjarige kinderen, die bij de moeder wonen. De kinderen zijn op 27 oktober 2022 onder toezicht gesteld, en de kinderrechter heeft op 12 april 2024 de ondertoezichtstelling verlengd. Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter van 1 november 2023 vernietigd, waarbij de moeder het eenhoofdig gezag over de kinderen is toegewezen. Het hof heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de kinderen en dat de ouders niet in staat zijn om samen te werken om deze zorgen weg te nemen.
Het hof heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling gerechtvaardigd is, gezien de ontwikkeling van de kinderen en de zorgen die er zijn. De vader heeft geen gezag meer over de kinderen en woont niet in het gezin. Het hof heeft de bezwaren van de vader tegen het onderzoek van de raad voor de kinderbescherming overwogen, maar is van mening dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is voor de veiligheid en ontwikkeling van de kinderen. De beslissing van het hof is om de beschikking van de kinderrechter te bekrachtigen en het verzoek van de vader af te wijzen.