In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 oktober 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, nadat de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende tegen de WOZ-beschikking niet-ontvankelijk had verklaard. De WOZ-beschikking, die de waarde van de onroerende zaak op € 1.390.000 vaststelde, was bekendgemaakt op 30 april 2021. Het bezwaar was door de gemachtigde van belanghebbende ingediend, maar de heffingsambtenaar stelde dat dit bezwaar buiten de wettelijke termijn was ontvangen, namelijk op 19 juli 2021, terwijl het uiterlijk op 11 juni 2021 ontvangen had moeten zijn. Tijdens de zitting op 4 september 2024 heeft de gemachtigde van belanghebbende betoogd dat het bezwaar tijdig was ingediend en dat de datumstempel van de heffingsambtenaar niet betrouwbaar was. Het Hof oordeelde echter dat de heffingsambtenaar het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard, omdat het bezwaar buiten de termijn was ingediend. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees de verzoeken van belanghebbende af, inclusief de vergoeding van griffierecht en proceskosten.