ECLI:NL:GHARL:2024:6107

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 oktober 2024
Publicatiedatum
1 oktober 2024
Zaaknummer
200.339.886
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming bijzondere curator en zorgregeling in ouderschapskwestie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de zorgregeling en hoofdverblijfplaats van twee minderjarige kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2], na de ontbinding van het huwelijk van hun ouders. De vader, verzoeker in hoger beroep, was het niet eens met de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, die op 10 januari 2024 had bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de moeder zouden hebben en dat er geen contact met de vader mocht zijn. De vader verzocht het hof om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen en een zorgregeling vast te stellen die rekening houdt met de ontwikkeling van de relatie tussen de kinderen en hun moeder.

Het hof heeft de procedure in hoger beroep gevolgd, waarbij onder andere een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 september 2024. Tijdens deze zitting waren de ouders, hun advocaten, vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling en de raad voor de kinderbescherming aanwezig. De minderjarige [de minderjarige1] had eerder verzocht om de benoeming van een bijzondere curator, omdat zij zich niet serieus genomen voelde in de procedure. Het hof heeft dit verzoek afgewezen, omdat het van mening is dat de minderjarige voldoende gehoord is en haar standpunt duidelijk naar voren is gebracht.

Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van de kinderen voorop staat. Het hof oordeelt dat het contact met de vader op dit moment niet in het belang van de kinderen is en dat er rust moet komen voor [de minderjarige1] om de ingezette hulpverlening de kans te geven om effect te sorteren. De ouders zijn opgeroepen om in het belang van hun kinderen te handelen en de invloed van de vader op de kinderen te verminderen. De beslissing is aan de minderjarige [de minderjarige1] meegedeeld via een brief, waarin het hof zijn overwegingen heeft toegelicht.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.339.886/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 546499)
beschikking van 1 oktober 2024
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. T.C. Cooman,
en
[verweerster] Marieke Slag,
wonende te [woonplaats1] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. P.G.M. Lodder,
en
de gecertificeerde instelling
stichting Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd te Utrecht,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 10 januari 2024, uitgesproken onder zaaknummer 546499, verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 9 april 2024;
- een journaalbericht van mr. Cooman van 5 mei 2024 met producties 32 tot en met 39;
- het verweerschrift van de moeder met producties;
- het verweerschrift van de GI met producties;
- een journaalbericht van mr. Cooman van 24 augustus 2024 met producties 40 tot en met 47;
-een bericht van de GI van 30 augustus 2024 met producties.
2.2
Bij beschikking van 30 mei 2024 (zaaknummer 200.339.886/02) heeft dit hof het verzoek van de vader tot schorsing van de bestreden beschikking ten aanzien van de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de zorgregeling en tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen.
2.3
De minderjarige [de minderjarige1] heeft het hof bij brief van 3 juli 2024 verzocht een bijzondere curator te benoemen.
2.4
Op 2 september 2024 heeft [de minderjarige1] met een raadsheer van het hof gesproken.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 10 september 2024 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- twee vertegenwoordigers van de GI;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).
Een medewerker van de raad is bijzondere toegang verleend om de mondelinge behandeling als toehoorder bij te wonen.

3.De feiten

3.1
Het huwelijk van de ouders is [in] 2024 ontbonden door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand.
3.2
De vader en de moeder zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2010, en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2013,
over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.

4.De omvang van het geschil

4.1
De ouders zijn het niet eens over de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (verder ook: zorgregeling) tussen hen en [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .
Bij de bestreden beschikking is, voor zover hier van belang:
- bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben;
- als zorgregeling vastgesteld dat de kinderen tenminste de komende drie maanden geen contact hebben met hun vader, waarbij pas als de kinderen hun moeder niet meer afwijzen het contact met de vader langzaam en stapje voor stapje door de gezinsvoogd kan worden hersteld en onder regie van de gezinsvoogd kan worden toegewerkt naar een zorgregeling die via een weekend per veertien dagen uiteindelijk zal kunnen uitmonden in coouderschap, afhankelijk van hoe de situatie zich ontwikkelt;
- een verdeling van de vakanties en feestdagen vastgesteld, waarbij de kinderen:
- eerste kerstdag in de even jaren bij de vader en in de oneven jaren bij de moeder verblijven;
- tweede kerstdag in de even jaren bij de moeder en in de oneven jaren bij de vader
verblijven;
- de eerste drie weken van de zomervakantie in de even jaren bij de vader en in de oneven jaren bij de moeder verblijven;
- de laatste drie weken van de zomervakantie in de even jaren bij de moeder en in de oneven jaren bij de vader verblijven;
- bepaald dat de verdeling van de vakanties en feestdagen pas ingaat op het moment waarop de situatie van ouderonthechting niet langer aanwezig is, dit ter beoordeling van de gezinsvoogd.
De voorgaande beslissingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard, behalve voor zover het
de echtscheiding betreft.
4.2
De vader is het niet eens met die beslissing voor zover het de beslissingen over de hoofdverblijfplaats van de kinderen, de zorgregeling en de verdeling van de vakanties en feestdagen betreft en is met vier grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking op de hiervoor benoemde punten te vernietigen en
primairhet hoofdverblijf van de kinderen bij de vader te bepalen met vaststelling van een opbouwende zorgregeling, afhankelijk van het herstel van de moeder-kindrelatie, waarbij de kinderen uiteindelijk een weekend per veertien dagen bij de moeder zijn, met verdeling van de schoolvakanties en dubbele feestdagen dan wel
subsidiaireen zorgregeling vast te stellen waarbij de kinderen om de week één week en gedurende de helft van de vakanties en feestdagen bij de vader zijn
althanseen beslissing te nemen die het hof met inachtneming van de belangen van de kinderen juist vindt. Daarnaast verzoekt de vader het hof de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.3
De moeder voert verweer en vraagt het hof het hoger beroep van de vader ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen, kosten rechtens. Daarnaast vraagt de moeder het hof de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.4
De GI voert verweer en vraagt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen en de verzoeken van de vader af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

Bijzondere curator
5.1
Volgens artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter overgaan tot benoeming van een bijzondere curator wanneer in aangelegenheden betreffende diens verzorging en opvoeding dan wel het vermogen van de minderjarige, de belangen van de met het gezag belaste ouder(s) of voogd(en) in strijd zijn met die van de minderjarige, indien hij dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht, daarbij in het bijzonder de aard van de belangenstrijd in aanmerking genomen.
5.2
[de minderjarige1] heeft gebruik gemaakt van de eigen rechtsingang en het hof verzocht een bijzondere curator te benoemen. Tijdens het gesprek met een raadsheer van het hof heeft [de minderjarige1] laten weten dat zij een bijzondere curator wil omdat zij zich niet serieus genomen voelt in de procedure. [de minderjarige1] heeft benadrukt dat het voor haar van belang is dat een bijzondere curator wordt benoemd die werkzaam is als advocaat, zodat de bijzondere curator namens haar kan optreden in de procedure en haar standpunt daarin naar voren kan brengen.
5.3
[de minderjarige1] lijkt gelet op het voorgaande een bijzondere curator te willen zodat zij als procespartij betrokken kan worden in onderhavige procedure tussen haar ouders. Het hof vindt dit hoogst zorgelijk en niet passend voor een kind. Hier is een bijzondere curator ook niet voor bedoeld.
[de minderjarige1] is in het kader van deze procedure gehoord en heeft haar mening tijdens het gesprek met de raadsheer van het hof duidelijk verwoord. Het hof heeft haar wensen ten aanzien van haar woonplek en het contact met haar ouders gehoord en het standpunt van [de minderjarige1] hierover is duidelijk voor het hof. Het benoemen van een bijzondere curator om haar standpunt in deze procedure naar voor te brengen is dan ook niet nodig, zodat het hof het verzoek van [de minderjarige1] om een bijzondere curator te benoemen zal afwijzen.
Zorgregeling en hoofdverblijfplaats
5.4
De ouders hebben samen het gezag. Op grond van artikel 1:253a BW kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan omvatten:
a. een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 377a, derde lid, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben;
b. de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft.
5.5
Net als de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen onderzoek overneemt, en in overeenstemming met het advies van de raad op de mondelinge behandeling, is het hof van oordeel dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder moet worden vastgesteld, dat contact tussen de kinderen en de vader op dit moment niet in het belang van de kinderen is en dat het contact met de vader langzaam kan worden opgebouwd wanneer de kinderen hun moeder niet langer afwijzen. Het hof zal de verzoeken van de vader dan ook afwijzen en de bestreden beschikking op deze punten bekrachtigen. Het hof voegt daar het volgende aan toe.
5.6
Sinds de bestreden beschikking is een relatieherstelprogramma van [naam1] gestart met [naam2] in de rol van gezinscoördinator. Dit betreft intensieve hulpverlening waarbij er wekelijks contact is tussen de GI, de [naam1] en [naam2] . In de eerste weken na aanvang van het programma werd een positief effect op de houding en gedragingen van beide kinderen gezien. Hoewel bij beide kinderen nog steeds gedragingen die passen bij ouderonthechting worden gezien, heeft de positieve lijn zich ten aanzien van [de minderjarige2] voortgezet. Zo opent hij zichzelf steeds meer voor de moeder, laat hij zich steeds meer aansturen en is er steeds meer fysieke nabijheid mogelijk. Ten aanzien van [de minderjarige1] geldt dat er een terugval in het oude gedrag heeft plaatsgevonden. [de minderjarige1] laat dan ook nog steeds volop tegennatuurlijk gedrag zien richting haar moeder. Zo wijst [de minderjarige1] de moeder volledig af, noemt zij de moeder bij de voornaam, wil zij geen eten van de moeder aannemen en is zij elke avond tot laat weg van huis. Dit zorgelijke gedrag past bij het door de deskundigen geconstateerde proces van ernstige ouderonthechting.
5.7
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI over de terugval van [de minderjarige1] laten weten dat dit hoger beroep de strijd die [de minderjarige1] voor haar gevoel moet voeren weer heeft aangewakkerd. Ook is gebleken dat [de minderjarige1] tegen de afspraken in nog steeds contact heeft met (de familie van) de vader. Zo is [de minderjarige1] de avond voor de zitting nog ‘s avonds laat bij het station gezien terwijl zij uit een auto stapte die lijkt op die van opa en oma vaderszijde. Zoals de rechtbank al overwoog is het van belang dat de invloed van de vader op de kinderen sterk verminderd wordt, wil de hulpverlening effect kunnen hebben. Gelet op het voorgaande is daar ten opzichte van [de minderjarige1] de afgelopen tijd echter onvoldoende sprake van geweest, zodat het ingezette programma voor [de minderjarige1] nog geen kans van slagen heeft gehad. Het hof vindt dat hier de visie van de deskundigen moet worden gevolgd.
5.8
Het hof is met de raad van oordeel dat het van belang is dat het ingezette programma echt een kans krijgt. Daarvoor is het nodig dat er rust komt voor [de minderjarige1] en dat er geen contact is met (de familie van) de vader. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de raad in dat kader benadrukt dat het van belang is dat de vader in het belang van de kinderen gaat denken en handelen. De procedures moeten stoppen. Ook zal de vader zijn familie moeten gaan betrekken in dit proces en aan hen moeten benadrukken dat er in het belang van [de minderjarige1] ook vanuit de familie van de vader geen contact met haar mag zijn. Gebeurt dit wel dan zal het contact met de vader uitgesteld worden, terwijl het voor de ontwikkeling van de kinderen van belang dat ze op zo’n kort mogelijke termijn onbelast contact kunnen hebben met beide ouders. Het hof roept de vader dan ook op om in het belang van zijn kinderen zijn volle medewerking te verlenen en zijn familie, voor zover nodig, daar ook toe op te roepen. Het gedrag dat met name [de minderjarige1] laat zien is extreem en het is in haar belang dat zij kan profiteren van de nu ingezette hulpverlening. De oplossing is niet, zoals de vader denkt, het wijzigen van haar hoofdverblijfplaats.
5.9
Op verzoek van [de minderjarige1] zal het hof de beslissing in deze zaak aan haar meedelen door middel van een brief. Het hof heeft de beslissingen in die brief als volgt aan [de minderjarige1] uitgelegd:
Beste [de minderjarige1] ,
Anders dan door jou gevraagd is deze brief naar de jeugdbeschermer gestuurd en niet naar jouw oma. Dit heeft het hof gedaan omdat het belangrijk is dat je deze beslissing met iemand kan bespreken die buiten jouw gezin staat. De jeugdbeschermer heeft laten weten onze brief aan jou te zullen overhandigen en met jou te zullen bespreken.
Op 2 september heb je een gesprek gehad met een raadsheer van het hof omdat jij hebt gevraagd een bijzondere curator voor jou te benoemen. Ook is met jou gesproken over waar jij graag wil wonen en hoe jij contact met jouw ouders wil hebben. Tijdens dit gesprek heb jij duidelijk laten weten dat jij graag bij je vader wil wonen en wanneer jij weer meer rust hebt vanuit daar de band met jouw moeder wil opbouwen. Het hof weet ook dat jij die wens al lang uit.
Het hof heeft op 10 september tijdens een zitting met jouw ouders, de gezinsvoogd en iemand van de raad voor de kinderbescherming gesproken over jouw wens voor een bijzondere curator, over waar jij het beste kan wonen en over het contact met jouw ouders.
Het hof heeft besloten om geen bijzondere curator voor jou te benoemen. De reden daarvoor is dat jij tijdens jouw gesprek met de raadsheer jouw mening heel duidelijk hebt kunnen vertellen. Voor het hof is het dan ook duidelijk wat jij graag wil en het is daarom niet nodig om een bijzondere curator te benoemen om dit naar voren te brengen.
Daarnaast heeft het hof besloten dat jij bij jouw moeder zal blijven wonen en dat jij en jouw vader de komende tijd geen contact met elkaar mogen hebben. Ook is het de bedoeling dat jij de komende tijd geen contact hebt met de familie van jouw vader. Het hof weet dat dit niet is wat jij wil, maar vindt dat dit de beste beslissing is voor jouw ontwikkeling. Het hof hoopt dat de relatie tussen jou en jouw moeder door deze beslissing de kans krijgt om te verbeteren en dat jij op termijn goed contact met jouw beide ouders kan hebben.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
wijst het verzoek van [de minderjarige1] om een bijzondere curator te benoemen af;
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 10 januari 2024, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S. Kuijpers, M.P. den Hollander en A.E. Grosscurt, bijgestaan door mr. M.A. Mertens als griffier, en is op 1 oktober 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.