ECLI:NL:GHARL:2024:6106

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 oktober 2024
Publicatiedatum
1 oktober 2024
Zaaknummer
200.338.212
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetting van curatele naar bewind en mentorschap; verzoek om opheffing curatele en vernietiging onderbewindstelling

In deze zaak heeft verzoekster, geboren in 1959, een verzoek ingediend om de curatele die op haar is ingesteld om te zetten in een onderbewindstelling, met benoeming van [naam1] tot bewindvoerder. De kantonrechter heeft op 29 november 2023 de curatele opgeheven en een bewind en mentorschap ingesteld, wat verzoekster niet accepteert. In hoger beroep verzoekt zij het hof om de beslissing van de kantonrechter te herzien, met instandhouding van de opheffing van de curatele. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 juli 2024 is gebleken dat verzoekster gezondheidsklachten heeft en ondersteuning nodig heeft, wat de noodzaak van het mentorschap bevestigt. Het hof oordeelt dat verzoekster niet-ontvankelijk is in haar verzoek om de onderbewindstelling te vernietigen, omdat zij niet heeft aangetoond dat zij in staat is om haar belangen zelf te behartigen. Het hof bekrachtigt de beslissing van de kantonrechter en compenseert de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.338.212
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 10736420)
beschikking van 1 oktober 2024
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: verzoekster,
advocaat: mr. C.L. Berkel,
en
[naam1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats]
tot de bestreden beschikking de curator, thans de bewindvoerder en mentor van verzoekster,
verder te noemen: [naam1] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, Bewindsbureau, van 29 november 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit het beroepschrift, ingekomen op 28 februari 2024, met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 30 juli 2024 plaatsgevonden.
Aanwezig waren:
  • verzoekster bijgestaan door mr. G.F. Hovestad, waarnemend voor haar advocaat mr. Berkel voornoemd;
  • een vertegenwoordiger van [naam1] .

3.De feiten

3.1
Verzoekster is geboren [in] 1959 te [plaats1] .
3.2
Bij beschikking van de kantonrechter te Utrecht van 19 juli 2011 is verzoekster onder curatele gesteld. In de periode voorafgaand aan de bestreden beschikking was [naam1] de curator van verzoekster.
3.3
Bij verzoekschrift (een brief van 25 september 2023), ingekomen bij de kantonrechter op 27 september 2023, heeft verzoekster om omzetting verzocht van de curatele in onderbewindstelling, met benoeming van [naam1] tot bewindvoerder.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter (kort gezegd en voor zover hier van belang):
- de ondercuratelestelling van verzoekster opgeheven met ingang van 1 december 2023;
- met ingang van 1 december 2023 een bewind ingesteld over de goederen die verzoekster (zullen) toebehoren wegens haar lichamelijke of geestelijke toestand en [naam1] benoemd tot bewindvoerder;
- met ingang van 1 december 2023 een mentorschap ten behoeve van verzoekster ingesteld en [naam1] benoemd tot mentor.
4.2
Verzoekster is het niet eens met de beslissingen van de kantonrechter over het bewind en het mentorschap en komt daarom in hoger beroep van de bestreden beschikking.
Zij verzoekt het hof de bestreden beschikking te herzien in die zin dat de beslissingen over de onderbewindstelling en het mentorschap door het hof worden vernietigd met instandhouding van de opheffing van de ondercuratelestelling, kosten rechtens.
4.3
[naam1] heeft haar visie op de situatie van verzoekster toegelicht tijdens de mondelinge behandeling op 30 juli 2024.

5.De motivering van de beslissing

curatele
5.1
Een meerderjarige kan door de kantonrechter onder curatele worden gesteld, wanneer hij tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt, als gevolg van – onder meer – zijn geestelijke toestand en een voldoende behartiging van die belangen niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd (artikel 1:378 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW)).
De curatele eindigt als ten behoeve van degene die onder curatele is gesteld ter vervanging van curatele een bewind of een mentorschap door de rechter is ingesteld (artikel 1:389 lid 1 onder c BW).
Op grond van artikel 1:389 lid 2 BW kan de kantonrechter, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van de curatele niet zinvol is gebleken, de curatele opheffen op verzoek van de curator of degene die gerechtigd is de curatele te verzoeken als bedoeld in artikel 379 BW, alsmede ambtshalve.
5.2
De kantonrechter heeft overwogen dat de curatele een te zware maatregel is voor verzoekster. Tegen dit oordeel is geen grief gericht.
bewind
5.3
Op grond van artikel 1:432 lid 4 BW dient een verzoek tot instelling van een bewind ten behoeve van een rechthebbende die onder curatele is gesteld, aanhangig te worden gemaakt bij de rechter die bevoegd is over opheffing van de curatele te beslissen en deze rechter kan bij opheffing van een curatele ook ambtshalve overgaan tot instelling van het bewind.
5.4
Verzoekster heeft de kantonrechter in eerste aanleg verzocht om de curatele om te zetten in een bewind. Verzoekster stelt in hoger beroep dat zij de omzetting naar een bewind in eerste aanleg niet wilde. Het hof gaat aan die stelling voorbij omdat uit de hiervoor
onder 3.3 genoemde brief van 25 september 2023 blijkt dat verzoekster juist expliciet heeft verzocht om een omzetting van de curatele naar een bewind en zij tijdens de mondelinge behandeling bij de kantonrechter ook uitdrukkelijk heeft verklaard dat zij een omzetting wilde in een bewind.
Het verzoek in hoger beroep om de opheffing van de curatele in stand te laten en de onderbewindstelling te vernietigen komt naar het oordeel van het hof neer op een verzoek tot (algehele) opheffing van de beschermingsmaatregel. Verzoekster heeft de bevoegdheid om in hoger beroep haar in eerste aanleg ingediende verzoeken te wijzigen, tenzij deze verandering of vermeerdering in strijd moet worden geacht met de eisen van een goede procesorde (artikel 130 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in samenhang met de artikelen 283 Rv en 362 Rv).
Het hof is van oordeel dat hiervan sprake is. Indien verzoekster op dit moment een (algehele) opheffing van de beschermingsmaatregel wenst, dient zij dit verzoek voor te leggen aan de kantonrechter. Het hof zal verzoekster daarom niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek de beslissing over de onderbewindstelling te vernietigen, met instandhouding van de opheffing van de ondercuratelestelling.
mentorschap
5.5
Op grond van artikel 1:450 lid 1 BW kan de kantonrechter, indien een meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen, een mentorschap instellen.
Op grond van artikel 1:451 lid 4 kan de rechter bij opheffing van de curatele ambtshalve overgaan tot instelling van het mentorschap.
5.6
Het hof is net als de kantonrechter van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verzoekster voldoende in staat is haar niet-vermogensrechtelijke belangen te behartigen. Duidelijk is dat verzoekster gezondheidsklachten en beperkingen heeft op meerdere gebieden en dat zij ten gevolge daarvan ondersteuning nodig heeft. Verzoekster heeft niet aangetoond, met bijvoorbeeld een medische verklaring of keuring(srapport), dat haar situatie ten opzichte van voorliggende jaren dusdanig is verbeterd dat zij inmiddels wel in staat is om zelf voorzieningen en professionele ondersteuning aan te vragen en te regelen en dat een mentorschap daarom niet nodig is.
[naam1] heeft toegelicht dat verzoekster een ZG-indicatie heeft (zintuiglijk gehandicaptenzorg) in verband met haar niet-aangeboren hersenletsel en verstandelijke beperking. Verzoekster is rolstoelafhankelijk geweest, maar dat is op dit moment niet het geval. Zij verplaatst zich, vanwege haar slechte heup, met behulp van een rollator. Zij heeft ondersteuning nodig voor haar huishouden volgens de mentor. Verzoekster neemt een deel van de huishouding zelf voor haar rekening en doet haar persoonlijke verzorging zelf, maar daarbij moet zij wel regelmatig op bepaalde dingen worden geattendeerd. Sturing en begeleiding is dus wel nodig, aldus [naam1] . De begeleiding let er ook op dat verzoekster haar medicijnen inneemt. [naam1] probeert de zelfredzaamheid die verzoekster wenst, te stimuleren omdat het belangrijk is dat verzoekster zo lang mogelijk zoveel mogelijk zelf kan doen. In de brief aan de kantonrechter van 16 oktober 2023 heeft [naam1] naar voren gebracht dat verzoekster besprekingen over haar persoonlijk plan en de zorg niet wil bijwonen, omdat ze vindt dat ze geen zorg nodig heeft. Om die reden sloot [naam1] aan bij die besprekingen.
Het hof heeft ter zitting geconstateerd dat verzoekster in staat is om haar mening te verwoorden, maar alleen als zij hiervoor veel tijd en ruimte krijgt. Indien daar onvoldoende rekening mee wordt gehouden, reageert zij geagiteerd. Het hof heeft vragen gesteld aan verzoekster over hoe bepaalde zaken in het verleden zijn gelopen. Uit de reactie van verzoekster hierop blijkt dat zij hier geen goed beeld (meer) van heeft.
5.7
Verzoekster heeft de wens geuit om te verhuizen naar [plaats2] . Zij heeft daar een specifieke woonlocatie op het oog om zelfstandig te gaan wonen tegenover de begraafplaats waar haar man is begraven. Zij denkt dat zij wel een kans heeft om in aanmerking te komen voor een van de woningen op die locatie, want zij staat al geruime tijd ingeschreven bij de woningbouwvereniging voor een zelfstandige (senior)huurwoning.
De huidige mentor staat niet afwijzend tegenover deze wens. Verzoekster woont nu in een groep, maar zal vermoedelijk met thuiszorg en ambulante hulp ook zelfstandig kunnen wonen in een appartement. Er moet dan wel iedere dag iemand langs komen bij verzoekster, omdat zij ‘valgevaarlijk’ is. Indien verzoekster daadwerkelijk zelfstandige woonruimte toegewezen krijgt in [plaats2] dan zal er in een zeer korte tijd veel geregeld moeten worden. Er moeten voorzieningen worden afgemeld en voorzieningen worden aangevraagd. Dat zal verzoekster volgens de mentor zeker niet zelf kunnen.
Verzoekster betwist dat zij dit niet zelf kan regelen. Zij stelt dat zij een sociaal netwerk om zich heen heeft dat haar hierbij ook kan steunen. Bij de begeleiding en de mentor is dit sociale netwerk echter niet bekend, zij hebben juist de indruk dat een sociaal vangnet ontbreekt. Verzoekster heeft geen familie meer en wil geen nadere informatie verstrekken over dit sociale netwerk. Zij heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat deze mensen dat niet willen. Het hof ziet in het voorgaande aanleiding de stelling van verzoekster op dit punt passeren.
5.8
Het hof passeert ook de verdere stellingen van verzoekster dat zij de vrijheid moet hebben om te doen en te handelen zoals zij dat wil en dat de curatele, thans bewind en mentorschap, enkel is ingesteld omdat zij als ‘excentriek’ wordt gezien. In het hiervoor overwogene heeft het hof gemotiveerd waarom een mentorschap noodzakelijk is.
5.9
Het hof is, alle feiten en omstandigheden in samenhang bezien, van oordeel dat de grieven van verzoekster falen, dat verzoekster niet ontvankelijk is in haar verzoek ten aanzien van de onderbewindstelling en dat het mentorschap in stand moet blijven. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover in hoger beroep aan de orde gesteld, daarom in zoverre bekrachtigen.
5.1
In de aard van de procedure ziet het hof aanleiding om de kosten van het hoger beroep te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek om de beslissing over de onderbewindstelling te vernietigen met instandhouding van de opheffing van de ondercuratelestelling;
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 29 november 2023 ten aanzien van het ten behoeve van verzoekster ingestelde mentorschap;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.G.M.T. Weijers-van der Marck, R. Feunekes en E. de Boer, bijgestaan door de griffier, en is op 1 oktober 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.