ECLI:NL:GHARL:2024:6105

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 oktober 2024
Publicatiedatum
1 oktober 2024
Zaaknummer
200.339.170
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van ontbonden huwelijksgoederengemeenschap na echtscheiding met betrekking tot onroerende zaken en financiële verplichtingen

In deze zaak gaat het om de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap na een echtscheiding tussen partijen, die in 2010 in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. De man heeft op 15 april 2022 een verzoek tot echtscheiding ingediend, waarop de vrouw verweer heeft gevoerd en tegenverzoeken heeft gedaan. De rechtbank Gelderland heeft op 22 december 2023 de echtscheiding uitgesproken en de wijze van verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap gelast. In hoger beroep zijn de partijen in geschil over de verdeling van onroerende zaken en financiële verplichtingen, waaronder een beleggingsverzekering en een rekening-courantschuld aan een vennootschap. De vrouw heeft grieven ingediend tegen de bestreden beschikking, maar het hof oordeelt dat de grieven falen. Het hof heeft de man gemachtigd om de echtelijke woning te verkopen en de vrouw te veroordelen om de sleutels van deze woning te overhandigen. Tevens is de man in de gelegenheid gesteld om andere onroerende zaken over te nemen, waarbij de rechtbank eerder een procedure heeft vastgesteld voor de verdeling. Het hof heeft de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd, gezien de status van partijen als gewezen echtgenoten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.339.170
(zaaknummers rechtbank Gelderland 402585 en 409821)
beschikking van 1 oktober 2024
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] , Duitsland, verblijvende te [verblijfplaats1] ,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. B. Molenaar te Wijchen, onttrokken op 8 juli 2024,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats1] , Duitsland, verblijvende op [verblijfplaats2] , Spanje,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. H.A.M. Ritsma-Hartman te Nijmegen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem van 16 juni 2023 en 22 december 2023, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, ingekomen op 21 maart 2024;
- het verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep, met producties 1 tot en
met 10;
- een journaalbericht van mr. Molenaar van 8 juli 2024, waarin hij zich onttrekt als advocaat
van de vrouw;
- een journaalbericht van mr. Ritsma-Hartman van 8 augustus 2024 met producties 11 tot en
met 14;
- een e-mailbericht van de vrouw van 16 augustus 2024;
- een e-mailbericht van de vrouw van 16 augustus 2024 met een brief.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 19 augustus 2024 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen. De man werd daarbij bijgestaan door zijn hiervoor genoemde advocaat.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn [in] 2010 in de wettelijke algehele gemeenschap van goederen gehuwd.
3.2
De man heeft op 15 april 2022 een verzoek tot echtscheiding en tot het treffen van nevenvoorzieningen ingediend. De vrouw heeft verweer gevoerd en op haar beurt zelfstandige verzoeken (tegenverzoeken) gedaan, waaronder ook een verzoek tot echtscheiding.
3.3
Bij de beschikking van 16 juni 2023 (tussenbeschikking ex artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)) heeft de rechtbank de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek ex artikel 843a lid 1 Rv en hem niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek om een onafhankelijke deskundige te benoemen ter vaststelling van de waarde van de aandelen [naam1] B.V. en [naam2] GmbH per de peildatum.
3.4
Bij de beschikking van 22 december 2023 (hierna ook aangeduid als: de bestreden beschikking) is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 2 februari 2024 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, waardoor het huwelijk is geëindigd.
3.5
Naast het uitspreken van de echtscheiding heeft de rechtbank in de bestreden beschikking de wijze van verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap gelast. De beschikking is, met uitzondering van de uitgesproken echtscheiding, uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het meer of anders verzochte is afgewezen.

4.De omvang van het geschil

4.1
In hoger beroep is tussen partijen de (wijze van) verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap in geschil.
4.2
De vrouw is met vier grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij verzoekt het hof, kort weergegeven:
  • alsnog te bepalen dat de waarde van de beleggingsverzekering tussen partijen bij helfte dient te worden verdeeld;
  • te bepalen dat de man aan haar dan wel aan de gemeenschap € 33.922,88 dient te betalen en om de man te gebieden zijn aandeel in de vaste lasten van alle panden van € 4.240,36 per maand te blijven voldoen vanaf september 2022 tot aan de verdeling van die panden;
  • alsnog te bepalen dat de rekening-courantschuld aan [naam2] GmbH volledig aan de man wordt toebedeeld.
4.3
De man voert verweer en is op zijn beurt met twee grieven in incidenteel hoger beroep gekomen, waarbij hij zijn verzoek heeft vermeerderd. Hij verzoekt het hof, kort weergegeven:
  • het appartement en de parkeerplaats in [plaats1] aan hem toe te delen;
  • de vrouw te veroordelen om binnen een week na betekening van de beschikking van het hof hem de sleutels van het appartement in [plaats1] ter beschikking te stellen op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500 voor iedere dag dat de vrouw daarmee in gebreke blijft;
  • vast te stellen dat de vrouw jegens hem aansprakelijk is voor de rekening-courantschuld bij [naam2] GmbH;
  • de man te machtigen om de echtelijke woning in [woonplaats1] (Duitsland) en de panden in [plaats2] , [verblijfplaats1] en [plaats3] (Duitsland) zonder medewerking van de vrouw te kunnen verkopen en te leveren (met betrekking tot de echtelijke woning zo nodig met behulp van de sterke arm der wet), en te verstaan dat de beschikking van het hof in de plaats komt van de toestemming en/of handtekening van de vrouw voor verkoop en levering.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op 1 juli 2024 is door de vrouw zelf (per abuis bij de rechtbank) om uitstel voor het indienen van het verweer in het incidenteel hoger beroep verzocht. Op 3 juli 2024 is het verzoek om aanhouding door de advocaat van de vrouw alsnog ingediend bij het hof. Dat verzoek is afgewezen. Het hof had al eerder twee weken uitstel verleend tot 8 juli 2024. Op 8 juli 2024 heeft de advocaat van de vrouw zich onttrokken.
Voorafgaand aan de geplande mondelinge behandeling op maandag 19 augustus 2024 heeft de vrouw op vrijdag 16 augustus 2024 een e-mailbericht gezonden, waarin zij aangeeft dat de mondelinge behandeling van maandag geen doorgang kan vinden, omdat zij geen advocaat meer heeft. Het hof heeft dat bericht opgevat als een verzoek tot uitstel en dat verzoek afgewezen. Daarop heeft de vrouw diezelfde dag per e-mail aan het hof een nieuw bericht gezonden met een brief als bijlage. Dit bericht (en brief) komt erop neer dat de vrouw geen aanhouding wenst, maar het hoger beroep wil intrekken. Daarop heeft het hof de vrouw bericht dat zij die maandag op zitting wordt verwacht, nu de man incidenteel hoger beroep heeft ingesteld, dat hoger beroep niet is ingetrokken en op maandag 19 augustus 2024 zal worden behandeld.
5.2
Op de mondelinge behandeling van 19 augustus 2024 is het vorenstaande uitgebreid met de vrouw besproken. Naar het oordeel van het hof heeft de vrouw voldoende tijd gehad om een andere advocaat te zoeken of in ieder om die reden het hof tijdig te verzoeken de mondelinge behandeling aan te houden. Haar advocaat heeft zich immers op 8 juli 2024 onttrokken. Nu zij pas kort voor de zitting om aanhouding heeft verzocht, is het verzoek afgewezen. Intrekking van een hoger beroep kan alleen door een advocaat geschieden [1] . Het hof heeft de vrouw tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd om zo spoedig mogelijk een advocaat te zoeken en te bezien of intrekking van het hoger beroep in haar belang en nog steeds gewenst is. Zo zij de intrekking van het hoger beroep wil voortzetten, is het aan haar nieuwe advocaat daartoe de benodigde stappen te nemen. Het hof heeft de vrouw hiertoe tot 1 oktober 2024 de tijd gegeven en aangegeven dat voor het geval zich voor die datum geen advocaat voor haar heeft gesteld, het hof op 1 oktober 2024 uitspraak zal doen. Ter zitting heeft de vrouw medegedeeld inmiddels met een nieuwe advocaat in gesprek te zijn.
5.3
Namens de vrouw heeft zich voor 1 oktober 2024 geen nieuwe advocaat gesteld, zodat het hof ook zal beslissen op de door de vrouw aangedragen grieven in het beroepschrift.
de beleggingsverzekering
5.4
Ten aanzien van de beleggingsverzekering met polisnummer [nummer1] heeft de rechtbank als wijze van verdeling gelast dat partijen met de betreffende verzekeraar in overleg dienen te treden om te bespreken welke opties er zijn om tot verdeling van deze polis te komen, waarbij de waarde van deze verzekering door partijen bij helfte moet worden gedeeld.
5.5
In haar eerste grief verzoekt de vrouw het hof te bepalen dat deze polis bij helfte moet worden gedeeld. Dat is echter wat de rechtbank ook al heeft beslist. Het is het hof, en ook de man, niet duidelijk wat de vrouw met deze grief beoogt. De grief is onbegrijpelijk en deze faalt dan ook.
de kosten en opbrengsten van de panden
5.6
Tot de ontbonden huwelijksgemeenschap behoren diverse onroerende zaken. Het merendeel daarvan is bestemd om te worden verhuurd en wordt ook daadwerkelijk verhuurd. Bij de rechtbank heeft de vrouw verzocht te bepalen dat de man gehouden is om over de periode 1 december 2021 tot en met augustus 2022 zijn aandeel in de lasten van die panden te voldoen en in dat kader € 33.922,88 aan de vrouw dan wel aan de gemeenschap te betalen. Ook heeft zij verzocht om te bepalen dat de man vanaf september 2022 tot de feitelijke verdeling van de panden zijn aandeel in de lasten van € 4.240,36 per maand moet blijven voldoen. De rechtbank heeft overwogen dat de huuropbrengsten en kosten voor de verschillende panden tot het gezamenlijk vermogen van partijen behoren en dat ieder van hen daarom recht heeft op de helft van de opbrengsten en voor de helft moet bijdragen in de lasten. De rechtbank heeft echter van geen van partijen een overzicht van alle kosten en opbrengsten van de verschillende panden gehad en kon daarom niet vaststellen wie wat heeft betaald en ontvangen. De verzoeken zijn daarom, als onvoldoende onderbouwd, afgewezen.
5.7
In haar tweede grief stelt de vrouw dat zij vanaf januari 2022 alle kosten betaalt. Ook verwijst ze naar producties uit de eerste aanleg waaruit een kostenoverzicht blijkt. In haar beroepschrift heeft de vrouw alle kosten van de diverse panden nogmaals op een rijtje gezet. De man betwist dat de vrouw vanaf januari 2022 alle kosten betaalt.
5.8
Het hof overweegt dat, nu de panden nog niet zijn verdeeld, deze nog steeds eigendom van partijen samen zijn. Partijen zijn daardoor gezamenlijk, ieder voor de helft, gerechtigd tot de huuropbrengsten van die panden en dienen ook gezamenlijk, ieder voor de helft, de lasten te dragen. Om te kunnen vaststellen wat ieder van partijen aan huuropbrengsten heeft ontvangen en wat ieder van hen aan lasten heeft betaald is een overzicht waaruit dit blijkt onontbeerlijk. Alleen dan kan worden vastgesteld of een van partijen meer opbrengsten heeft ontvangen dan waar hij of zij recht op had en/of dat een van hen meer lasten betaalt of heeft betaald dan hij of zij zou moeten. Een dergelijk overzicht ontbreekt ook in hoger beroep. De vrouw heeft enkel overzichten gegeven van de totale opbrengsten en lasten per pand. Daaruit blijkt echter niet wie deze heeft ontvangen of heeft betaald. Het hof kan dus niet vaststellen of een van partijen per saldo nog een bedrag aan de ander moet voldoen en zo ja, welk bedrag. De in hoger beroep herhaalde verzoeken van de vrouw kan het hof dan ook niet toewijzen. Partijen zullen zelf een overzicht moeten maken zoals het hof hiervoor heeft uiteengezet, waarna zij tamelijk eenvoudig kunnen vaststellen wie nog een bedrag toekomt en hoeveel. Grief 2 faalt.
5.9
De relevantie van de derde grief van de vrouw ontgaat het hof. Er is ook geen verzoek aan de grief verbonden. De grief stelt aan de orde in welke box van de inkomstenbelasting haar inkomsten zouden moeten vallen. Dat is voor de onderhavige verdeling echter niet relevant. Bovendien is het niet aan de aan de civiele rechter om te bepalen hoe bepaalde inkomsten fiscaal dienen te worden verantwoord. Grief 3 faalt.
de verdeling van de panden
5.1
De rechtbank heeft de wijze van verdeling gelast. Dat houdt in dat partijen zelf aan de slag moeten om de verdeling feitelijk gestalte te geven. Concreet zullen partijen ten aanzien van de onroerende zaken de financiering moeten regelen en bij de notaris een akte van verdeling moeten laten opmaken. Pas dan wordt de door de rechter gelaste wijze van verdeling geëffectueerd.
5.11
Ten aanzien van het appartement aan de [adres1] in [plaats1] en de parkeerplaats aan het [adres2] in [plaats1] heeft de rechtbank de vrouw als eerste in de gelegenheid gesteld om deze over te nemen tegen de getaxeerde waarde. In de beschikking van de rechtbank is een uitgebreid ‘spoorboekje’ opgenomen ten aanzien van de te bewandelen weg: de woning moet getaxeerd worden, de vrouw moet binnen een week daarna aan de man kenbaar maken of zij deze onroerende zaken tegen die getaxeerde waarde kan overnemen en vervolgens heeft de vrouw drie maanden de tijd gekregen om de financiering en de levering rond te krijgen. Lukt dat niet, dan krijgt de man drie maanden de gelegenheid om de financiering en levering rond te krijgen.
5.12
In zijn eerste grief stelt de man dat hij graag het appartement en de parkeerplaats wil overnemen. Volgens hem weegt zijn belang zwaarder dan dat van de vrouw. Zijn familie, waaronder zijn op leeftijd zijnde moeder, wonen in [plaats1] . Verder heeft de man verklaard dat de vrouw - anders dan de rechtbank heeft overwogen - niet financieel afhankelijk is van de verhuur van dit appartement. Zij heeft volgens de man inmiddels een nieuw bedrijf opgestart, waaruit ze ook inkomsten zal hebben.
5.13
Het hof overweegt als volgt. De rechtbank heeft per pand uitgebreid het pad aangegeven waarlangs de verdeling geëffectueerd dient te worden. Kennelijk zijn er wel enkele taxaties uitgevoerd, maar verder is er geen actie meer door de vrouw ondernomen. De in de beschikking van de rechtbank gegeven termijn van drie maanden is al lang verstreken. Daarom zal het hof nu de man in de gelegenheid stellen om het appartement en de parkeerplaats in [plaats1] over te nemen. Een en ander zoals is bepaald in de beschikking van de rechtbank. Daarbij zal de man het ‘spoorboekje’ van de rechtbank dienen te volgen, zoals vermeld onder 3.2 nummer 11 tot en met 14 van de bestreden beschikking, met dien verstande dat waar staat ‘de vrouw’ moet worden gelezen ‘de man’ en daar waar staat ‘de man’ moet worden gelezen ‘de vrouw’. Indien het appartement onlangs namens de vrouw is getaxeerd en partijen zich beide kunnen vinden in die taxatie, kan de daaruit blijkende taxatiewaarde worden gehanteerd. Zo het de man ook niet lukt dit appartement en de parkeerplaats binnen drie maanden over te nemen, dienen deze te worden verkocht zoals de rechtbank heeft bepaald. Grief 1 van de man slaagt in zoverre.
5.14
Bij wijze van aanvulling/vermeerdering van zijn verzoek verzoekt de man hem te machtigen om de onroerende zaken aan het [adres3] in [plaats2] , de [adres4] in [verblijfplaats1] , de [adres5] in [plaats3] (Duitsland) en de echtelijke woning aan de [adres6] te [woonplaats1] (Duitsland) te gelde te maken zonder dat hij daarvoor de medewerking van de vrouw nodig heeft, waarbij de beschikking in de plaats komt van de noodzakelijke toestemming en/of handtekening van de vrouw voor zover dat nodig is voor de eigendomsoverdracht en levering.
5.15
Ter zitting heeft de vrouw verklaard akkoord te zijn met de verkoop van de echtelijke woning in [woonplaats1] , zodat de man gemachtigd mag worden deze te verkopen en te leveren. Ze gaat niet akkoord met de verkoop en levering door de man van de overige panden zoals door hem verzocht.
5.16
Het hof overweegt als volgt. De rechtbank had al bepaald dat de vrouw binnen een week de verkoop van de echtelijke woning in [woonplaats1] ter hand zou nemen. Dat heeft zij niet gedaan. Nu partijen het erover eens zijn dat deze voormalig echtelijke woning verkocht kan worden, zal het hof de man machtigen om deze woning te verkopen en te leveren. Het hof zal, anders dan de man heeft verzocht, niet bepalen dat de kosten van ontruiming van die woning voor rekening van de vrouw komen en in mindering strekken op haar deel van de verkoopopbrengst. De woning is gezamenlijke eigendom en de kosten die met verkoop en ontruiming gemoeid zijn komen daarom ook ten laste van beide partijen, ieder voor de helft. Wel dient de vrouw de man de sleutels ter hand te stellen. Daarbij zal het hof ook een dwangsom van € 500 opleggen zoals door de man verzocht om er zeker van te zijn dat de woning ook daadwerkelijk ontruimd en verkocht kan worden. Als de vrouw de sleutels afgeeft, verbeurt zij geen dwangsommen.
5.17
Ten aanzien van de panden in [plaats2] , [verblijfplaats1] en [plaats3] overweegt het hof als volgt. Evenals ten aanzien van het appartement in [plaats1] heeft de rechtbank ook ten aanzien van deze panden de vrouw als eerste in de gelegenheid gesteld om deze over te nemen tegen de getaxeerde waarde. Ook hier geldt echter dat er, behoudens een enkele taxatie, niets meer is gebeurd. De man heeft geen behoefte aan overname van deze panden. Het hof zal daarom het verzoek van de man toewijzen, tenzij de vrouw alsnog binnen drie maanden na de datum van deze beschikking de goederenrechtelijke toedeling van deze panden heeft bewerkstelligd zoals is opgenomen in de bestreden beschikking. Zo dit echter niet binnen drie maanden is gebeurd zal het hof de man voor alsdan machtigen zoals door hem verzocht.
de rekening-courantschuld bij [naam2] GmbH
5.18
Partijen hadden op de peildatum (15 april 2022) twee ondernemingen: [naam1] BV en [naam2] GmbH. Tijdens de mondelinge behandeling bij de rechtbank hebben partijen aangegeven dat deze beide ondernemingen geliquideerd gaan worden. Als wijze van verdeling heeft de rechtbank daarom gelast dat aan ieder van partijen de helft van de aandelen wordt toegedeeld, zodat geen van hen daarmee over- of onderbedeeld is. Er is wel een forse (rekening-courant)schuld aan [naam2] GmbH, waarvoor partijen ieder hoofdelijk aansprakelijk zijn. Als wijze van verdeling daarvan heeft de rechtbank gelast dat ieder van partijen de helft van die schuld zoals die was op de peildatum voor zijn of haar rekening moet nemen. Eventuele IB-navorderingen dienaangaande zijn ook voor rekening van partijen, ieder voor de helft.
5.19
Beide partijen zijn het met deze beslissing niet eens en beiden willen de betreffende rekening-courantschuld voor het geheel bij de ander in de schoenen schuiven.
5.2
Het hof overweegt als volgt. Partijen waren gehuwd in gemeenschap van goederen. Niet alleen de aandelen in de vennootschappen behoren tot die gemeenschap, ook de (rekening-courant)schuld behoort daartoe. Deze komt daarom ten laste van beide partijen, zoals ook de rechtbank heeft bepaald, ieder voor de helft. Daarbij dient te worden uitgegaan van de stand per de peildatum 15 april 2022. Van de mutaties na deze peildatum zullen partijen moeten nagaan wie welk bedrag op de schuld heeft afgelost, of wie welk bedrag heeft opgenomen en waar dit op zag. Betreft dit een gezamenlijke besteding dan komt dit ten laste van beide partijen, betreft het een ‘privébesteding’ dan komt die toename van de schuld enkel ten laste van de betreffende partij. Hetgeen partijen hebben aangevoerd als rechtvaardiging voor hun stelling dat de ander in de onderlinge verhouding geheel voor de schuld in rekening-courant draagplichtig dient te zijn, is door de ander betwist en door partijen - mede gelet op die betwisting - ook niet of in ieder geval onvoldoende onderbouwd. Grief 4 van de vrouw en grief 2 van de man falen.
5.21
Op de mondelinge behandeling heeft het hof partijen voorgehouden dat zij zeer gebaat zouden zijn bij het inschakelen van een terzake deskundige, zoals een notaris en/of een accountant, om partijen bij te staan bij de verdeling waarvan de wijze door de rechtbank is gelast (zulks met inachtneming van hetgeen het hof nu (anders) beslist).

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven van de vrouw. Grief 1 van de man slaagt, zijn tweede grief faalt. De vermeerdering van zijn verzoek zal worden toegewezen. Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen voor zover daarin is beslist over de woning in [woonplaats1] (onderdeel 3.2 onder 37)). Het hof zal de bestreden beschikking voor het overige bekrachtigen en aanvullen zoals hierna vermeld.
6.2
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn en de procedure de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap betreft.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en in het incidenteel hoger beroep:
7.1
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 22 december 2023, voor zover daarin is beslist over de woning in [woonplaats1] (onderdeel 3.2 onder 37)) en zal in plaats daarvan beslissen als hierna vermeld;
7.2 -
machtigt de man om de (voormalig) echtelijke woning aan de [adres6] in [woonplaats1] (Duitsland) te gelde te maken en om in dat kader een makelaar in te schakelen en de woning te (doen) ontruimen, zo nodig met behulp van de sterke arm der wet, waarbij de kosten van ontruiming ten laste komen van beide partijen, ieder voor de helft;
- veroordeelt de vrouw om binnen een week na betekening van de beschikking van het hof aan de vrouw alle sleutels van die woning aan de man ter hand te stellen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500 per dag dat zij daarmee in gebreke blijft, tot een maximum van € 10.000 is bereikt;
- bepaalt dat deze beschikking in de plaats komt van de noodzakelijke medewerking en handtekening van de vrouw ten aanzien van de verkoopakte en de akte van levering;
7.3
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 22 december 2023, voor het overige en vult deze aan als hierna vermeld:
7.4 -
stelt de man in de gelegenheid om het appartement aan de [adres1] in [plaats1] en de parkeerplaats aan het [adres2] in [plaats1] over te nemen tegen een nog door de na te noemen makelaar getaxeerde waarde of, indien taxatie van de zijde van de vrouw onlangs heeft plaatsgevonden en partijen zich kunnen vinden in de daaruit blijkende waarde tegen die waarde;
  • bepaalt dat de man zo nodig binnen twee weken na de datum van deze beschikking contact opneemt met makelaarskantoor [naam3] om opdracht te geven een taxatie te verrichten en dat het appartement en de parkeerplaats vervolgens zo spoedig mogelijk en het liefst binnen twee weken getaxeerd moeten worden;
  • bepaalt dat als peildatum voor de waardering de datum van de taxatie geldt en dat makelaarskantoor [naam3] de waarde van het appartement en parkeerplaats dient te bepalen als beleggingsobject en in de staat waarin het appartement en de parkeerplaats zich bevinden op de datum van de taxatie (verhuurd of onverhuurd);
  • bepaalt dat zodra de taxatie heeft plaatsgevonden, de man binnen een week gerekend vanaf de datum van het taxatierapport schriftelijk kenbaar maakt aan de vrouw of hij het appartement en de parkeerplaats voor de door de makelaar vastgestelde waarde wil overnemen;
  • stelt de man vervolgens gedurende drie maanden in de gelegenheid om de financiering en de levering van het appartement en de parkeerplaats rond te krijgen en ervoor te zorgen dat de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld wordt ontslagen en de eventuele helft van de overwaarde aan de vrouw te voldoen;
7.5
voor het geval de vrouw niet binnen drie maanden na de datum van deze beschikking alsnog de panden [adres3] in [plaats2] , [adres4] te [verblijfplaats1] en de [adres5] in [plaats3] (Duitsland) geleverd heeft gekregen, zoals bepaald in het bestreden vonnis, machtigt het hof de man om deze onroerende zaken tegelde te maken en om in dat kader een makelaar in te schakelen die de verkoop ter hand zal nemen, waarbij deze beschikking in de plaats komt van de noodzakelijke medewerking en handtekeningen van de vrouw ten aanzien van de verkoopaktes en de aktes van levering, waarna de netto verkoopopbrengst bij helfte wordt verdeeld;
7.6
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.7
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt;
7.8
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.U.M. van der Werff, S. Kuijpers, en
C.M. Schönhagen, bijgestaan door mr. H.P.J. Meijerink als griffier, en is op 1 oktober 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.HR 21 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:997