ECLI:NL:GHARL:2024:6071

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 september 2024
Publicatiedatum
26 september 2024
Zaaknummer
200.339.188
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot deskundigenonderzoek en uitbreiding omgangsregeling in familierechtelijke zaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kind. De vader had verzocht om benoeming van een deskundige en uitbreiding van de omgangsregeling. Het hof heeft het verzoek tot benoeming van een deskundige afgewezen, omdat er al een ondertoezichtstelling is en de ouders een traject van Parallel solo ouderschap volgen. Het hof oordeelde dat een deskundigenonderzoek niet zou bijdragen aan een andere beslissing in de zaak. Ook het verzoek tot uitbreiding van de omgangsregeling werd afgewezen. Het hof concludeerde dat de huidige minimale omgangsregeling, waarbij de vader minimaal eenmaal per drie maanden contact heeft met het kind, in het belang van het kind is. De ouders hebben een moeizame relatie, wat de situatie voor het kind bemoeilijkt. Het hof benadrukte dat de verhoudingen op ouderschapsniveau moeten verbeteren voordat er ruimte is voor een ruimere omgangsregeling. De vader had ook verzocht om een dwangsom te verbinden aan de omgangsregeling, maar dit verzoek werd eveneens afgewezen. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.339.188
(zaaknummer rechtbank Gelderland 425276)
beschikking van 26 september 2024
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.M.P. Gerrits te Wijchen,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.E.W. van Schaijk te Elst.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Arnhem,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 12 januari 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder ook te noemen: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 20 maart 2024;
- het verweerschrift met producties;
- een e-mail namens de GI van 1 mei 2024;
- een journaalbericht van mr. Van Schaijk van 23 augustus 2024 met productie 2;
- een journaalbericht van mr. Gerrits van 23 augustus 2024 met producties 9-13 en een aanvullend verzoek.
2.2
Daarnaast heeft het hof ontvangen een e-mail namens de GI van 19 augustus 2024 met als bijlage een brief van [de minderjarige] aan het hof van 18 augustus 2024.
2.3
De zitting was op 3 september 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder met haar advocaat;
- twee vertegenwoordigers van de GI;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in]
2014 in [plaats1] . De vader heeft [de minderjarige] erkend. De moeder oefent alleen het gezag uit over [de minderjarige] .
3.2
Bij beschikking van 24 augustus 2016 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI tot
24 augustus 2017. De ondertoezichtstelling is daarna verlengd tot 21 januari 2018.
3.3
Bij beschikking van 24 augustus 2016 heeft de rechtbank:
- het verzoek van de vader om gezamenlijk met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] te worden belast afgewezen;
- het verzoek van de vader om een omgangsregeling vast te stellen afgewezen en bepaald dat
de vader en [de minderjarige] omgang met elkaar hebben, waarbij het moment, de aard, de frequentie en de duur van de contacten, alsmede de wijze van begeleiding worden bepaald door de gezinsvoogd;
- een informatieplicht opgelegd waarbij de moeder de vader eenmaal per drie maanden per e-mail informeert over zijn ontwikkeling en eenmaal per zes maanden deze informatie vergezeld laat gaan van een recente foto, en
- het verzoek van de vader om aan de moeder een dwangsom op te leggen voor het niet nakomen van de omgangsregeling afgewezen.
3.4
Bij beschikking van 16 augustus 2019 heeft de rechtbank als omgangsregeling vastgesteld dat [de minderjarige] :
- de komende zes maanden eenmaal in de twee weken gedurende twee uur omgang heeft met de vader, waarbij [naam1] de ouders begeleidt, over de omgang adviseert en in eerste instantie (ook op afstand) de omgang begeleidt;
- na zes maanden een dagdeel per week (begeleide) omgang heeft met de vader bij de vader thuis.
3.5
In kort geding heeft de voorzieningenrechter bij vonnis van 9 december 2019 de
moeder veroordeeld tot nakoming van de beschikking van 16 augustus 2019 met als doel uiterlijk 23 december 2019 contact en continuering van het contact tussen de vader en [de minderjarige] te doen plaatsvinden onder regie van [naam1] .
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de moeder veroordeeld om aan de vader een dwangsom te betalen van € 250,- voor iedere keer dat door haar toedoen de omgangsregeling niet tot stand komt, tot een maximum van € 25.000,- is bereikt, waarbij geldt dat de geldigheidsduur van de dwangsom wordt beperkt tot zes maanden na datum van het gewezen vonnis.
3.6
Bij vonnis in kort geding van 2 juni 2020 heeft de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van het vonnis van 9 december 2019 geschorst.
3.7
Bij beschikking van 2 juni 2020 is [de minderjarige] (opnieuw) onder toezicht gesteld van de GI. Deze ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd bij beschikking van de kinderrechter van
24 november 2023 tot 2 december 2024.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis in kort geding van 2 juni 2020 gewijzigd en vastgesteld als omgangsregeling dat [de minderjarige] contact heeft met de vader minimaal eenmaal per drie maanden, waarbij de aard, de frequentie, de duur van de contacten en de eventuele wijze van begeleiding worden bepaald door de jeugdbeschermer, bepaald dat iedere partij de eigen kosten betaalt en het meer of anders verzochte afgewezen.
4.2
De vader is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De vader verzoekt bij beschikking, zoveel als mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en te bepalen dat:
1. de omgangsregeling wordt gewijzigd in die zin dat primair onbegeleide omgang tussen de vader en [de minderjarige] plaatsvindt bij de vader thuis eenmaal per veertien dagen, subsidiair eenmaal per maand, opbouwende naar een dagdeel per omgangsmoment op een wijze als het hof juist acht, waarbij rekening zal worden gehouden met de werktijden van vader;
2. voor het geval het hof dat verzoek toewijst, ziet de vader zich genoodzaakt om nakoming van voormeld verzoek tot wijziging omgang te verzoeken op straffe van een dwangsom van €. 500,- per keer dat de moeder en / of de Gl geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft
de door het hof vast te stellen omgangsregeling te voldoen met een maximum van
€ 50.000,-, dan wel een dwangsom en maximumbedrag vast te stellen als het hof juist acht;
3. de informatieregeling zoals vastgesteld bij beschikking van 24 augustus 2016 aan te vullen, in die zin dat de moeder de vader eenmaal per maand per e-mail informeert/op de hoogte stelt van het welzijn van [de minderjarige] en zijn ontwikkeling, waarbij in het bijzonder aandacht dient te zijn voor informatie betreffende hobby's, interesses, schoolprestaties, etc., en deze informatie vergezeld zal laten gaan van een recente foto van [de minderjarige] zonder derde personen, op straffe van een dwangsom van € 250,- per keer dat de moeder geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft de door het hof vast te stellen omgangsregeling te voldoen met een maximum van € 25.000,-, dan wel een door dwangsom en maximumbedrag als het juist acht;
4. indien het hof zich onvoldoende voorgelicht acht om een beslissing te nemen ten
aanzien van voormelde verzoeken, verzoekt de vader het hof om een onderzoek te
gelasten door de raad ten aanzien van de omgang;
5. met compensatie van proceskosten, in die zin dat iedere partij zijn/haar eigen proceskosten dient te dragen.
4.3
De moeder voert verweer en zij verzoekt om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad de vader in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren dan wel dit af te wijzen, kosten rechtens.
4.4
De man heeft vervolgens zijn verzoek aangevuld en verzoekt:
Primair: een deskundigenonderzoek ex artikel 810a (naar het hof begrijpt) van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) te gelasten naar de vraag of in deze zaak ouderverstoting aan de orde is en zo ja op welke wijze de ouderverstoting kan worden doorbroken en de wijze waarop de omgang tussen de man en [de minderjarige] zo spoedig als mogelijk op een verantwoorde wijze kan plaatsvinden. De man verzoekt het hof om
[naam2] (Psycholoog NIP) van de psychologenpraktijk [naam3] (gevestigd aan het adres [adres] , [plaats2] ) te benoemen voor voormeld deskundigenonderzoek en daarbij te bepalen dat de kosten van het onderzoek ten laste van 's Rijks kas komen in afwachting van de einduitspraak van het hof dan wel te bepalen dat partijen ieder de helft van de kosten van het onderzoek dienen te voldoen.
Subsidiair: het reeds in het beroepschrift van de man vermelde verzoek tot een onderzoek door de raad te gelasten.

5.De motivering van de beslissing

Verzoek tot deskundigenonderzoek of raadsonderzoek
5.1
Het verzoek van de vader strekt tot het benoemen van [naam2] als deskundige om te onderzoeken of er bij [de minderjarige] sprake is van ouderonthechting en om te adviseren over een passende interventie.
De moeder heeft zich hiertegen verzet. Zij is van mening dat er geen sprake is van ouderonthechting; het is slechts een beschuldigende vinger naar de moeder toe. Het deskundigenonderzoek zal [de minderjarige] bovendien extra belasten.
5.2
Het hof overweegt dat op grond van art. 810a lid 2 Rv op verzoek van een ouder en na overleg met die ouder een deskundige kan worden benoemd, mits dat mede tot de beslissing van de zaak kan leiden en het belang van het kind zich daartegen niet verzet. Het hof ziet hier geen aanleiding toe, omdat er al sprake is van een ondertoezichtstelling en de ouders het traject van Parallel solo ouderschap aangaan om de huidige situatie te veranderen op ouderniveau. Een deskundigenonderzoek naar ouderonthechting zal daarom niet tot een (andere) beslissing van de zaak kunnen leiden. Het hof zal dit verzoek dan ook afwijzen.
Datzelfde geldt voor het verzoek tot het laten doen van een raadsonderzoek. De raad heeft zowel bij de rechtbank als bij het hof mondeling advies gegeven. Het hof acht zich hiermee en met wat verder nog is aangevoerd voldoende voorgelicht om een beslissing te nemen.
Omgangsregeling
5.3
Ingevolge artikel 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen of van degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind een beslissing inzake de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.4
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking als omgangsregeling vastgesteld dat [de minderjarige] minimaal eenmaal per drie maanden contact heeft met de vader, waarbij de aard, de frequentie, de duur van de contacten en de eventuele wijze van begeleiding worden bepaald door de jeugdbeschermer. Uit de stukken en hetgeen op de zitting naar voren is gekomen volgt dat de ouders samen met de GI uitvoering geven aan die beschikking. Tot nu toe vindt de omgang nog steeds eenmaal per drie maanden plaats. De omgangsmomenten zijn, zo volgt uit de overgelegde verslagen, in principe goed verlopen. Het hof vindt een verdere uitbreiding van deze minimale omgangsregeling op dit moment echter niet in het belang van [de minderjarige] . Daartoe overweegt het hof dat sprake is van een zeer moeizame verhouding tussen de ouders en dat [de minderjarige] veel last heeft van de dynamiek die tussen de ouders is ontstaan. De moeder vindt het zeer lastig om emotionele toestemming te geven om [de minderjarige] omgang te laten hebben met de vader. Dit heeft als uitwerking op de vader dat hij harder gaat trekken. Het hof is met de raad van oordeel dat [de minderjarige] tussen de ouders in staat, wat een vervelende situatie voor hem is. Hij heeft op dit moment daarom voor zijn eigen rust afstand genomen van de vader. Als gevolg daarvan wijst hij op dit moment (het contact met) de vader af.
Gelet op deze positie van [de minderjarige] waarbij hij door de fors verstoorde verhouding tussen zijn ouders klem is geraakt tussen zijn ouders, ziet het hof op dit moment geen ruimte om een ruimere omgangsregeling vast te stellen dan de rechtbank heeft gedaan. Of en wanneer een verdere uitbreiding in het belang van [de minderjarige] is, zal de GI moeten onderzoeken. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de GI op de zitting heeft gezegd dat wat betreft uitbreiding van de omgang het tempo van [de minderjarige] dient te worden gevolgd en dat zijn belang voorop dient te staan. Daarbij heeft de GI ook gezegd dat zij niet negatief staat ten opzichte van uitbreiding van de omgang als blijkt [de minderjarige] dit aan kan. Het hof benadrukt daarbij het advies van de raad tijdens de zitting dat voordat sprake kan zijn van de door de vader verzochte uitgebreidere omgangsregeling van meer dan één keer per maand, de verhoudingen op ouderschapsniveau moeten verbeteren. Het is positief dat beide ouders hieraan gaan werken in het traject Parallel solo ouderschap omdat dat in het belang is van hun gezamenlijke zoon.
Dwangsom omgangsregeling
5.5
Nu het hof het verzoek van de vader om de omgangsregeling te wijzigen zal afwijzen, komt het hof niet toe aan het voorwaardelijke verzoek van de vader om een dwangsom te verbinden aan de door hem verzochte omgangsregeling.
Informatieregeling
5.6
Het hof zal het verzoek van de vader afwijzen. Voor uitbreiding van de frequentie van de informatievoorziening ziet het hof geen aanleiding, te meer nu deze informatievoorziening ook als onderwerp aan de orde zal komen in het traject Parallel solo ouderschap dat inmiddels is gestart. De moeder komt de huidige informatieregeling ook na. Daarnaast ziet de vader [de minderjarige] in ieder geval één keer in de drie maanden tijdens de omgang en kan de vader op die momenten zelf een foto maken van [de minderjarige] , hetgeen de vader ook al doet.
Het voorgaande betekent ook dat het verzoek van de vader om aan de door hem verzochte aanvulling van de informatieregeling een dwangsom te koppelen, zal worden afgewezen.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, faalt de grief. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.
6.2
Gelet op de familierechtelijke aard van het geschil zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van
12 januari 2024 voor zover in hoger beroep aan de orde;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S. Kuijpers, M.P. den Hollander en P.B. Kamminga en is op 26 september 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.