ECLI:NL:GHARL:2024:6060
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in vervolging na sepotmededeling zonder nieuwe feiten
In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 10 november 2023, waarin de officier van justitie de zaak had geseponeerd. De raadsman van de verdachte verzocht het hof om het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging, omdat de verdachte was geïnformeerd dat de zaak was geseponeerd en er sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herziening van deze beslissing rechtvaardigden.
Het hof heeft vastgesteld dat de officier van justitie op 12 mei 2023 aan de verdachte had meegedeeld dat de zaak was geseponeerd. De advocaat-generaal stelde echter dat er na deze datum nieuwe feiten waren, zoals een proces-verbaal van bevindingen over geluidsopnames en het verhoor van een medeverdachte. Het hof oordeelde echter dat deze feiten niet als nieuw konden worden beschouwd, aangezien ze al bekend waren voordat de sepotmededeling was verzonden. Bovendien was het verhoor van de medeverdachte niet relevant voor de herziening van de sepotbeslissing.
Uiteindelijk concludeerde het hof dat er sinds de sepotmededeling geen nieuwe feiten waren opgetreden die een vervolging rechtvaardigden. Het hof verklaarde het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging en vernietigde het vonnis waarvan beroep. Deze uitspraak benadrukt het belang van het vertrouwen dat een verdachte mag hebben in de sepotbeslissing van het openbaar ministerie.