In deze zaak gaat het om een omgangsregeling tussen de moeder en haar minderjarige kind, dat in een gesloten accommodatie verblijft. De moeder, die in hoger beroep is gegaan, verzoekt het hof om een omgangsregeling vast te stellen die begint met een beperkte frequentie van contact en uiteindelijk toewerkt naar een weekendverblijf. De pleegvader, die momenteel de voogdij over het kind uitoefent, verzet zich tegen deze regeling en stelt dat het goed gaat met het kind in de instelling. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, die eerder een omgangsregeling heeft vastgesteld waarbij het initiatief bij het kind ligt, bekrachtigd. Het hof oordeelt dat het in het belang van het kind is dat hij zelf kan bepalen wanneer hij contact heeft met zijn moeder, gezien zijn leeftijd en de consistentie van zijn wensen. De moeder is niet tevreden met de huidige regeling, maar het hof ziet geen reden om af te wijken van de wens van het kind. De beslissing van het hof is genomen op 24 september 2024, na een mondelinge behandeling op 13 augustus 2024, waarbij zowel de moeder als de pleegvader aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de raad voor de kinderbescherming en een begeleider van de moeder.