In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de ouders over hun minderjarige kind, [de minderjarige1]. De ouders, die kampen met persoonlijke problematiek waaronder verslaving, hebben sinds de geboorte van [de minderjarige1] in 2021 niet in staat kunnen zijn om de zorg en opvoeding van hun kind adequaat te vervullen. De kinderrechter in de rechtbank Gelderland had eerder het gezag van de ouders beëindigd en de GI (William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering) tot voogdes benoemd. De ouders hebben in hoger beroep drie grieven ingediend, maar hebben hun bezwaar tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling ingetrokken. Het hof heeft de bestreden beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, waarbij het belang van [de minderjarige1] voorop stond. Het hof overweegt dat de ouders niet in staat zijn gebleken om binnen een aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige1] te dragen. De ouders hebben weliswaar aangegeven dat zij hun leven op orde hebben, maar het hof oordeelt dat de huidige situatie te onzeker is om het gezag te herstellen. De ouders hebben geen stabiele woon- en leefsituatie en zijn niet altijd beschikbaar geweest voor hun kind. Het hof concludeert dat het in het belang van [de minderjarige1] is om de stabiliteit en continuïteit in zijn opvoedingssituatie te waarborgen door het gezag van de ouders te beëindigen.