Uitspraak
[verdachte] ,
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het vonnis waarvan beroep
De tenlastelegging
Overweging met betrekking tot het bewijs
Voorwaardelijk verzoek
- i) de reden dat het ondervragingsrecht niet kan worden uitgeoefend met betrekking tot een getuige van wie de verklaring voor het bewijs wordt gebruikt,
- ii) het gewicht van de verklaring van de getuige, binnen het geheel van de resultaten van het strafvorderlijke onderzoek, voor de bewezenverklaring van het feit, en
- iii) het bestaan van compenserende factoren, waaronder ook procedurele waarborgen, die compensatie bieden voor het ontbreken van een ondervragingsgelegenheid. Deze beoordelingsfactoren moeten daarbij in onderling verband worden beschouwd.
- Het feit dat het in deze strafzaak, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep in essentie draait om de betrouwbaarheid van de herkenningen. Door mr. E.M. Steller is in eerste aanleg reeds uitgebreid verweer gevoerd op de betrouwbaarheid van de herkenningen door de verbalisanten;
- Het feit dat deze herkenningen door de politierechter ondanks de verweren op goede gronden wel voor het bewijs zijn gebruikt en het gegeven dat het hoger beroep zich volledig richtte op deze herkenningen;
- Het feit dat na het instellen van het hoger beroep bij schriftuur, noch schriftelijk voorafgaande aan de zitting in hoger beroep is verzocht om het horen van deze getuigen;
- Het feit dat er in hoger beroep geen nieuwe argumenten naar voren zijn gebracht tegen het gebruik van de verklaringen van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] ;
- Het feit dat de verdediging geen verklaring heeft gegeven voor het zeer late stadium waarin het verzoek is gedaan;
- Het feit dat verdachte ter zitting in hoger beroep is verschenen en daarmee het hof zelf waarnemingen heeft kunnen doen.
Bewezenverklaring
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straf
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.