ECLI:NL:GHARL:2024:5873

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 september 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
200.342.912
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van kinderen bij de vader

In deze zaak gaat het om de verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van drie minderjarige kinderen bij hun vader. De kinderen, geboren in 2019 en 2020, zijn sinds 25 mei 2023 onder toezicht gesteld en wonen bij de vader. De gecertificeerde instelling (GI) heeft de kinderrechter verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen en de uithuisplaatsing bij de vader te continueren. De kinderrechter heeft op 28 maart 2024 besloten om de ondertoezichtstelling te verlengen tot 5 april 2025 en de GI een machtiging gegeven om de kinderen uit huis te plaatsen bij de vader.

De moeder van de kinderen is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep aangetekend. Zij stelt dat zij in staat is om voor de kinderen te zorgen en verzoekt het hof om de beslissing van de kinderrechter te herzien of de termijn van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing te verkorten. De GI en de vader steunen de beslissing van de kinderrechter. Tijdens de zitting op 20 augustus 2024 zijn de standpunten van de betrokken partijen besproken.

Het hof oordeelt dat de machtiging aan de GI terecht is gegeven, omdat de kinderen nog niet veilig bij de moeder kunnen wonen. Er zijn zorgen over de thuissituatie bij de moeder, waaronder een verzamelstoornis en een vervuilde woning. De kinderen hebben extra zorg nodig en de moeder heeft onvoldoende aangetoond dat zij in staat is om deze zorg te bieden. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de kinderrechter en wijst het verzoek van de moeder af.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.342.912
zaaknummer rechtbank Gelderland 431629
beschikking van 17 september 2024
in de zaak van
[verzoekster]
die woont in [woonplaats1]
en bij de kinderrechter optrad als belanghebbende
verzoekster in hoger beroep
hierna: de moeder
advocaat: mr. E.R.T. Tromp
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming
die is gevestigd in Amsterdam
en bij de kinderrechter optrad als verzoekster
belanghebbende in hoger beroep
hierna: de GI
en
[de vader]
die woont in [woonplaats1]
en bij de kinderrechter optrad als belanghebbende
belanghebbende in hoger beroep
hierna: de vader.

1.Samenvatting van de beslissing

De kinderen:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2019;
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2019, en
- [de minderjarige3] , geboren [in] 2020,
zijn onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst bij de vader.
Het hof vindt dat dit zo moet blijven en legt hierna uit waarom.

2.De kern van de zaak

2.1.
[de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] zijn de kinderen van de moeder en de vader. De ouders hebben samen het gezag over de kinderen. De kinderen staan onder toezicht van de GI. De kinderen wonen sinds 25 mei 2023 bij de vader.
2.2.
De GI heeft de kinderrechter verzocht de kinderen voor nog een periode van een jaar onder toezicht te stellen en uit huis te mogen plaatsen bij de vader. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 5 april 2025 en de GI een machtiging gegeven om de kinderen nog een jaar langer uit huis te plaatsen bij de vader. Die machtiging geldt tot 5 april 2025. Dat is zo beslist in de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 28 maart 2024 (hierna: de bestreden beschikking).
2.3.
De moeder is het niet eens met de bestreden beschikking. Zij komt daarvan in hoger beroep. Zij wil dat het hof de beslissing van de kinderrechter ongedaan maakt of (als het hof dat niet doet) de termijn van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing inkorten tot zes maanden. De moeder vindt dat zij zelf voor de kinderen kan zorgen. De GI wil dat de beslissing in stand blijft. Ook de vader wil dat de beslissing in stand blijft.
2.4.
Het hof heeft de volgende stukken:
  • het beroepschrift
  • het verweerschrift
  • het journaalbericht van mr. Tromp van 5 augustus 2024 met producties.
2.5.
De zitting bij het hof was op 20 augustus 2024. Aanwezig waren:
  • de advocaat van de moeder
  • een zittingsvertegenwoordiger van de GI
  • de vader.

3.Het oordeel van het hof

de wet
3.1.
De kinderrechter mag een kind onder toezicht stellen als er grote zorgen zijn over zijn ontwikkeling. Daarbij werken de ouders niet of niet genoeg mee aan vrijwillige hulpverlening. Het moet wel zo zijn dat de ouders de verzorging en opvoeding na een tijdje weer helemaal zelf kunnen gaan doen (artikel 1:255 BW).
De kinderrechter kan de ondertoezichtstelling verlengen. Dat mag steeds voor maximaal een jaar (artikel 1:260 BW).
3.2.
De GI of de raad kunnen de rechter verzoeken aan de GI een machtiging te geven de kinderen uit huis te plaatsen. De rechter kan die machtiging geven als dat noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de kinderen of voor onderzoek van de kinderen. De rechter kan die machtiging ook verlengen als de GI of de raad dat verzoeken.
standpunten
3.3.
De moeder is het niet eens met de constatering van de kinderrechter dat is voldaan aan de voorwaarden die in artikel 1:255 BW, in samenhang met artikel 1:260 BW aan verlenging van de ondertoezichtstelling zijn gesteld. De moeder betwist niet dat de samenwerking met de GI moeizaam verloopt, maar meent dat dit niet aan haar te wijten is. Zij wil graag meewerken maar heeft het gevoel dat zij niet gehoord wordt. Volgens de moeder is er geen ontwikkelingsbedreiging (meer) bij de kinderen. De moeder vond de zorg voor de kinderen samen met de zorg als mantelzorger voor haar moeder zwaar, maar er was geen sprake van een ontwikkelingsbedreiging van de kinderen. Volgens de moeder is haar woning niet meer vervuild. Zij heeft spullen weggedaan, nieuw laminaat gelegd en de woning opgeruimd. In ieder geval zou de ondertoezichtstelling voor kortere tijd moeten worden uitgesproken. De moeder is het ook niet eens met verlenging van de uithuisplaatsing van de kinderen bij de vader. Zij vindt niet dat de kinderen zich goed ontwikkelen bij de vader. Volgens de moeder klopt het juridisch ook niet dat de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen bij de vader is verlengd, terwijl de kinderen vaker bij de grootouders (vaderszijde) dan bij de vader thuis verblijven. De moeder is het er tot slot niet mee eens dat de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing niet beperkt is tot zes maanden. De kinderen moeten zo spoedig mogelijk weer bij haar komen wonen, aldus de moeder.
3.4.
De GI stelt dat er ernstige zorgen waren over de thuissituatie van de kinderen bij de moeder. Zo had moeder een verzamelstoornis, was er een grote wilde hond in huis, zag de woning er vervuild en verwaarloosd uit, was er veel geruzie tussen de volwassenen en de kinderen onderling in huis, zag de vader de kinderen door toedoen van de moeder niet meer en was er bij [de minderjarige1] sprake van structureel schoolverzuim. De vooruitgang waarover de moeder het heeft ziet de GI onvoldoende. Er moet nog veel gebeuren. Verder is de moeder ambivalent in het accepteren van hulpverlening. Zo heeft moeder bijvoorbeeld de GI op 21 mei 2024 een uitnodiging gestuurd om bij haar thuis te komen kijken. De GI heeft twee data voorgesteld en de moeder is daar niet meer op teruggekomen. De GI is daardoor nog niet op huisbezoek geweest om te zien hoe de woning van moeder er nu uitziet. De GI vindt de grondslag voor de uithuisplaatsing bij de vader in orde, want de GI beschouwt de opa en oma (vz) als oppas voor de kinderen wanneer de vader moet werken, en niet als degenen bij wie de kinderen wonen als in de machtiging bedoeld. De moeder ziet, aldus de GI, de ernst van de situatie nog steeds niet in. Er moet nog veel gebeuren bij de moeder.
3.5.
De vader is het eens met de GI. Hij heeft verder verteld hoe het met de kinderen gaat.
oordeel hof
3.6.
De machtiging aan de GI is terecht gegeven, omdat de kinderen nog niet thuis kunnen wonen en onderzoek voor de kinderen noodzakelijk is. De beslissing van de kinderrechter zal in stand blijven (worden bekrachtigd). Het hof heeft daarvoor de volgende redenen.
3.7.
Het gaat hier om drie kwetsbare kinderen die tekenen vertonen van verwaarlozing in de situatie bij de moeder thuis. Deze kinderen hebben extra zorg nodig. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] krijgen traumastabilisatie vanuit [naam1] . Daarnaast gaat [de minderjarige1] drie dagen in de week naar de naschoolse dagbehandeling vanwege traumaklachten. [naam1] heeft in een screening de traumaklachten bij zowel [de minderjarige1] als [de minderjarige2] bevestigd. [de minderjarige3] heeft logopedie en ontvangt daarnaast hulpverlening van [naam2] voor zijn taal- en spraakontwikkeling. [naam3] adviseert hulpverlening voor [de minderjarige3] vanwege zijn hechtingsproblemen.
3.8.
Er zijn geen zorgen over het verblijf van de kinderen bij de vader. Er is veel hulpverlening in het gezin van de vader en de samenwerking met de vader en opa en oma (vz) is volgens de betrokken hulpverleners goed. De vader heeft dat op de mondelinge behandeling bevestigd. De kinderen gaan als vader werkt op maandagavond na het eten naar opa en oma en logeren daar tot vrijdagmiddag na school. Omdat de aanwezigheid van vader tijdens het eten en met het bed-badritueel bij de kinderen voor veel onrust zorgde omdat zij allemaal vaders aandacht willen, eet de vader inmiddels alleen op de woensdagavond mee en doet hij die dag het bed-badritueel.
3.9.
Het hof vindt het niet aannemelijk dat de moeder inmiddels in staat is de kinderen bij haar thuis de extra zorg die zij nodig hebben te bieden. De moeder heeft begeleide omgang omdat zij de kinderen nadat de machtiging tot uithuisplaatsing was uitgesproken heeft meegenomen naar een voor de GI onbekende plek. Hoewel het de moeder volgens informatie van de GI lukt tijdens omgangsmomenten consequenter te zijn en de omgang te structureren, houdt zij zich niet altijd aan de afspraken, bijvoorbeeld over telefoongebruik tijdens de omgang en het geven van cadeaus. Het lukt de moeder vanwege gezondheidsklachten prikkelbare darmsyndroom en migraine bovendien niet altijd om aanwezig te zijn bij de omgangsmomenten, waardoor de kinderen geen voorspelbaarheid ervaren in het contact met de moeder. Ook op de mondelinge behandeling bij dit hof heeft de moeder op het laatste moment vanwege een migraineaanval moeten afzeggen. Dit is tekenend volgens de vader. Niet alleen staat de kwetsbare gezondheid van de moeder in de weg aan een terugplaatsing, ook heeft de moeder onvoldoende laten zien dat zij bereid en in staat is de hier noodzakelijke intensieve hulpverlening te accepteren. Kortom, de gronden voor verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing zijn nog steeds aanwezig.
3.10.
Vanwege het werk van de vader als vrachtwagenchauffeur en de intensieve extra zorg die de kinderen nodig hebben, verblijven de kinderen op dit moment over het geheel genomen in tijd iets meer bij de opa en oma (vz) thuis dan bij de vader. Dat maakt de grondslag van de uithuisplaatsing naar het oordeel van het hof niet onjuist. Het hof ziet net als de GI in dit geval opa en oma (vz) als oppas die in goed overleg tussen alle betrokkenen inzetbaar zijn wanneer de situatie daar om vraagt. Bovendien geldt dat, al zou dit anders zijn, het tegendeel gezien het vorenstaande nog steeds niet zou leiden tot terugplaatsing bij de moeder, maar tot een machtiging voor plaatsing bij opa en oma
3.11.
Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 28 maart 2024 en
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, P.B. Kamminga en K. Mans, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard als griffier en is in het openbaar uitgesproken op 17 september 2024.