Uitspraak
[verdachte] ,
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Het vonnis waarvan beroep
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 25 augustus 2019 te [pleegplaats] , althans in Nederland,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte was eerder vrijgesproken van medeplegen, maar veroordeeld voor poging zware mishandeling. Het hof heeft vastgesteld dat zowel de verdachte als de medeverdachte aanwezig waren op de plaats van de aanrijding. De medeverdachte heeft het slachtoffer geduwd, waarna de verdachte het slachtoffer aanreed. Ondanks deze feiten kon het hof niet uitsluiten dat er sprake was van een noodlottige samenloop van omstandigheden. Er was te veel twijfel of de verdachte zich bewust was van de situatie van het slachtoffer op de weg en of hij opzet had op de aanrijding. Het hof oordeelde dat deze twijfel ten goede kwam aan de verdachte, wat leidde tot vrijspraak.
De rechtbank had eerder de verdachte veroordeeld tot een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, maar het hof vernietigde dit vonnis. De benadeelde partij had een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar omdat de verdachte niet schuldig werd verklaard, werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten, wat resulteerde in de vrijspraak van de verdachte.