In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 2000, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren voor zijn betrokkenheid bij een overval op een ijzerhandel in Farmsum. De rechtbank had op 22 november 2023 geoordeeld dat de verdachte schuldig was aan de tenlastegelegde feiten en had de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 9.930,76, bestaande uit materiële en immateriële schade. Daarnaast was er een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere straf opgelegd.
Tijdens de zitting op 30 augustus 2024 heeft het hof de zaak behandeld, waarbij de advocaat-generaal een gevangenisstraf van vijf jaren heeft gevorderd, evenals de oplegging van gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregelen. De verdediging heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte naar voren gebracht, maar het hof heeft geen aanleiding gezien om van het eerdere vonnis af te wijken.
Het hof heeft geconcludeerd dat de rechtbank op juiste wijze heeft beslist en heeft het vonnis van de rechtbank dan ook bevestigd. De beslissing van het hof houdt in dat de straf en de schadevergoeding zoals eerder opgelegd, gehandhaafd blijven. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de voorzitter en twee raadsheren aanwezig waren, en is openbaar uitgesproken.