ECLI:NL:GHARL:2024:5798

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 september 2024
Publicatiedatum
13 september 2024
Zaaknummer
21-005629-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van veroordeling in hoger beroep na overval op ijzerhandel

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 2004, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren voor zijn betrokkenheid bij een overval op een ijzerhandel in Farmsum. De rechtbank had op 22 november 2023 geoordeeld dat de verdachte schuldig was aan de tenlastegelegde feiten en had naast de gevangenisstraf ook gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregelen opgelegd, zoals bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht. Tevens was er een schadevergoeding van € 9.930,76 toegewezen aan de benadeelde partij, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Tijdens de zitting van het hof op 30 augustus 2024 is het hoger beroep behandeld. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van vijf jaren geëist, met dezelfde maatregelen als eerder opgelegd. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte die door zijn raadsman, mr. B.P.J. van Riel, naar voren zijn gebracht.

Het hof heeft geconcludeerd dat de rechtbank op juiste wijze heeft beslist en heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd. De argumenten van de verdachte en zijn raadsman hebben het hof niet overtuigd om tot een andere beslissing te komen. Het hof heeft de beslissing op 13 september 2024 openbaar uitgesproken, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005629-23
Uitspraak d.d.: 13 september 2024
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 22 november 2023 met parketnummer 18-113351-23 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2004,
thans verblijvende in [adres] te [plaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 30 augustus 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot veroordeling van verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel zoals bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. B.P.J. van Riel, alsmede van hetgeen namens de benadeelde partij door mevrouw [naam] , naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank Noord-Nederland heeft verdachte bij vonnis van 22 november 2023, waartegen het hoger beroep is gericht, veroordeeld ter zake van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht en met oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel zoals bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht. Verder heeft de rechtbank de gehele vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toegewezen, te weten tot een bedrag van € 9.930,76 bestaande uit € 4.930,76 aan materiële en € 5.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. In het kader van de schadevergoedingsmaatregel heeft de rechtbank de betalingsverplichting van verdachte aan de staat eveneens hoofdelijk opgelegd.

Bevestiging van het vonnis waarvan beroep

Het hof is van oordeel dat de rechtbank op de juiste wijze en gronden heeft beslist. Het hof zal het vonnis dan ook met overneming van die gronden bevestigen.
Het hof ziet in hetgeen door en namens de verdachte ter zitting is aangevoerd met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen reden om anders te beslissen.

BESLISSING

Het hof:

Bevestigt het vonnis waarvan beroep.

Aldus gewezen door
mr. J. Dolfing, voorzitter,
mr. T.H. Bosma en mr. M.C. van Linde, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.C. Bita, griffier,
en op 13 september 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.