In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 2001, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar voor zijn betrokkenheid bij een overval op een ijzerhandel in Farmsum. De rechtbank had ook een schadevergoeding van € 9.930,76 toegewezen aan de benadeelde partij, bestaande uit materiële en immateriële schade. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling.
Tijdens de zitting op 30 augustus 2024 heeft het hof de zaak behandeld, waarbij de advocaat-generaal en de raadsvrouw van de verdachte hun standpunten naar voren hebben gebracht. De raadsvrouw pleitte voor vrijspraak van de tenlastegelegde feiten, maar het hof oordeelde dat de rechtbank op juiste gronden had beslist. Het hof bevestigde de veroordeling van de rechtbank, maar voegde enkele gronden toe aan de bewijsmotivering en strafmotivering.
Het hof heeft in zijn overwegingen rekening gehouden met het reclasseringsadvies, dat adviseerde om het volwassenenstrafrecht toe te passen, gezien de omstandigheden van de verdachte. Het hof concludeerde dat er geen aanleiding was om van het eerdere oordeel van de rechtbank af te wijken en bevestigde de straf en de schadevergoeding. De beslissing van het hof werd genomen in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.