Uitspraak
10 september 2024
De procedure
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Op 10 september 2024 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in een zaak waarin mr. R.A.V. Boxem, raadsheer in het hof, verzocht om zich te mogen verschonen van verdere behandeling van een belastingzaak. Dit verzoek volgde op de ontdekking dat een van de leden van de zittingscombinatie, mr. R.A. Wolf, een annotatie had geschreven over de bestreden uitspraak van de rechtbank Gelderland in een fiscaal tijdschrift. Boxem stelde dat deze annotatie de schijn van vooringenomenheid wekte, niet alleen voor Wolf, maar ook voor de andere leden van de zittingscombinatie, waaronder hijzelf en mr. A.E. Keulemans.
De kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken oordeelde dat de schijn van vooringenomenheid gerechtvaardigd was. De kamer baseerde haar oordeel op de feiten dat de betrokken rechters, waaronder Boxem en Keulemans, mogelijk in een beraadslaging over de zaak met Wolf waren betrokken, wat de objectieve vrees voor vooringenomenheid bij de partijen in de procedure kon rechtvaardigen. De kamer concludeerde dat er voldoende grond was voor het verzoek tot verschoning, en heeft dit verzoek dan ook toegewezen.
De beslissing houdt in dat de procedure in de bodemzaak zal worden voortgezet door een andere kamer van het hof, waarbij Boxem geen deel uitmaakt van de zittingscombinatie. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is op 12 september 2024 verzonden aan de betrokken partijen.