Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
primaireen regeling gedurende een weekend per twee weken en
subsidiaireen regeling die het hof juist acht.
5.De motivering van de beslissing
a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van
b. de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
c. het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang
d. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
3.6 Zoals hiervoor besproken is er al een lange tijd geen omgang geweest tussen [de minderjarige] en de vader en is het al vaker voorgekomen dat er gedurende een periode geen contact was. Uit het rapport van de Raad van 6 oktober 2022 volgt dat de vader de stelling van de GI en de hulpverlening dat begeleiding en hulpverlening bij de omgang nodig zijn, als een motie van wantrouwen ziet. Vervolgens wijst hij het contact met [de minderjarige] af. [de minderjarige] is hierdoor klem komen te zitten tussen de ouders en gaat “gebukt onder tegenstrijdige gevoelens van loyaliteit en het gemis van haar vader”, aldus de Raad. Ook de moeder heeft op de zitting verteld dat [de minderjarige] last heeft van hoe de vader met haar omgaat. [de minderjarige] is vaak teleurgesteld geweest door het uitblijven van contact en als er contact was, ervaarde zij dat niet altijd als positief omdat de vader dan boos deed tegen haar.