In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake kinderalimentatie. De zaak betreft een verzoek van de man, die in hoger beroep is gekomen tegen de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 3 augustus 2023, waarin de kinderalimentatie voor zijn kinderen is vastgesteld. De man verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en een lagere bijdrage vast te stellen. De vrouw verzet zich hiertegen en vraagt het hof de bestreden beschikking in stand te houden.
Het hof heeft vastgesteld dat de man en de vrouw de ouders zijn van twee kinderen, waarvan de jongste minderjarig is en de oudste inmiddels meerderjarig. De man heeft in zijn hoger beroep zes grieven ingediend, maar het hof heeft geoordeeld dat de ingangsdatum voor de kinderalimentatie, zoals vastgesteld door de rechtbank, niet ter discussie staat. De man heeft zijn financiële situatie betwist, maar het hof heeft geconcludeerd dat hij onvoldoende bewijs heeft geleverd van zijn werkloosheid en dat zijn draagkracht hoger is dan hij stelt.
De vrouw heeft een WIA-uitkering en het hof heeft de draagkracht van beide partijen vergeleken. Uiteindelijk heeft het hof besloten dat de man een bijdrage van € 244,- per maand moet betalen voor de minderjarige, maar heeft de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek om kinderalimentatie voor de meerderjarige, omdat deze niet in de procedure is verschenen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.