In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek van de vrouw om de beslissing van de rechtbank Gelderland te vernietigen. De rechtbank had eerder bepaald dat de man aan de vrouw een kinderalimentatie van € 25,- per maand moest betalen voor hun minderjarige kind, en dat bepaalde artikelen van het ouderschapsplan als vervallen moesten worden beschouwd. De vrouw was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de rechtbank zijn vastgesteld, en heeft de procedure in hoger beroep besproken. De vrouw heeft twee grieven ingediend, waarbij zij verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen en de verzoeken van de man af te wijzen. De man heeft verweer gevoerd en verzocht om bekrachtiging van de bestreden beschikking.
Het hof heeft de ingangsdatum van de kinderalimentatie vastgesteld op 16 mei 2023, en heeft de draagkracht van de man berekend. Het hof concludeert dat de gezamenlijke draagkracht van partijen onvoldoende is om in de behoefte van de minderjarige te voorzien. De man is verplicht om een bijdrage van € 218,- per maand te betalen, met een toekomstige verhoging per 1 januari 2024. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bekrachtigd met betrekking tot de artikelen van het ouderschapsplan, maar de beslissing over de hoogte van de kinderalimentatie vernietigd en opnieuw vastgesteld.
De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.