Uitspraak
18-107052-21 in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
Het hoger beroep
Het onderzoek van de zaak
De beslissing waarvan beroep
€ 20.620,00.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had op 11 mei 2023 een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel toegewezen, waarbij het voordeel dat de betrokkene had genoten als gevolg van witwassen was vastgesteld op € 20.620,00. De betrokkene, geboren in 1983, had hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing.
Het hof heeft de zaak behandeld op de terechtzitting van 21 augustus 2024, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de betrokkene en haar raadsvrouw, mr. K.C. van de Wijngaart. Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene bij eerder arrest op dezelfde dag vrijgesproken was van het tenlastegelegde witwassen. Gezien deze vrijspraak kon de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel niet worden toegewezen.
Het hof heeft daarom de beslissing van de rechtbank vernietigd en de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. De uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. H.J. Deuring, en in aanwezigheid van griffier mr. G.A.G. van Essen. De uitspraak is openbaar gedaan op 4 september 2024.