ECLI:NL:GHARL:2024:5681

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
6 september 2024
Zaaknummer
21-002591-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beslissing van de rechtbank in een ontnemingszaak wegens vrijspraak voor witwassen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had op 11 mei 2023 een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel toegewezen, waarbij het voordeel dat de betrokkene had genoten als gevolg van witwassen was vastgesteld op € 20.620,00. De betrokkene, geboren in 1983, had hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing.

Het hof heeft de zaak behandeld op de terechtzitting van 21 augustus 2024, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de betrokkene en haar raadsvrouw, mr. K.C. van de Wijngaart. Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene bij eerder arrest op dezelfde dag vrijgesproken was van het tenlastegelegde witwassen. Gezien deze vrijspraak kon de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel niet worden toegewezen.

Het hof heeft daarom de beslissing van de rechtbank vernietigd en de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. De uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. H.J. Deuring, en in aanwezigheid van griffier mr. G.A.G. van Essen. De uitspraak is openbaar gedaan op 4 september 2024.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002591-23
Uitspraak d.d.: 4 september 2024
TEGENSPRAAK
ONTNEMINGSZAAK
Beslissingvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland van 11 mei 2023 met parketnummer
18-107052-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
wonende te [adres]

Het hoger beroep

De betrokkene heeft tegen de hiervoor genoemde beslissing hoger beroep ingesteld.

Het onderzoek van de zaak

Deze beslissing is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 21 augustus 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 20.620,00, en oplegging aan de betrokkene van een betalingsverplichting ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van datzelfde bedrag.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door de betrokkene en haar raadsvrouw, mr. K.C. van de Wijngaart, naar voren is gebracht.

De beslissing waarvan beroep

De rechtbank heeft bij beslissing van 11 mei 2023, waartegen het hoger beroep is gericht, beslist op de vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Daarbij is dat voordeel dat de betrokkene heeft genoten als gevolg van witwassen, alsmede de betalingsverplichting aan de Staat vastgesteld op een bedrag van
€ 20.620,00.
Het hof verenigt zich niet met de beslissing waarvan beroep zodat deze behoort te worden vernietigd en opnieuw moet worden rechtgedaan.
De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De betrokkene is bij arrest van dit hof van 4 september 2024 (parketnummer 21-002590-23) vrijgesproken van het onder 3 primair en subsidiair tenlastegelegde witwassen.
De vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel moet daarom worden afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt de beslissing waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Wijst af de vordering strekkende tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de Staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel tot het in die vordering genoemde bedrag.
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. P.S. Bakker, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.A.G. van Essen, griffier,
en op 4 september 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.