ECLI:NL:GHARL:2024:5663

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 september 2024
Publicatiedatum
5 september 2024
Zaaknummer
21-000295-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis politierechter wegens gebrek aan bewijsuitwerking en veroordeling voor medeplegen brandstichting met gemeen gevaar

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 september 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder vrijgesproken van brandstichting in een personenauto, maar werd wel veroordeeld voor medeplegen van brandstichting in een andere auto. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd omdat het vonnis niet voldeed aan de wettelijke eisen omtrent de uitwerking van bewijsmiddelen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof oordeelde dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de brandstichting, waarbij gemeen gevaar voor goederen aanwezig was. De verdachte had samen met een medeverdachte de brand gesticht, en het hof concludeerde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. De verdediging had gepleit voor vrijspraak, maar het hof verwierp dit verweer op basis van de beschikbare bewijsmiddelen. De strafmaat werd bepaald op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was gepleegd, waarbij ook rekening werd gehouden met de psychische toestand van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000295-23
Uitspraak d.d.: 5 september 2024
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 6 januari 2023 met parketnummer 16-141373-22 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] op [geboortedag] 1966,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 22 augustus 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsvrouw, mr. L.F.M. Meles, naar voren is gebracht.

De ontvankelijkheid van het hoger beroep

De verdachte is door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, voor zover dat betrekking heeft op de tenlastegelegde brandstichting in/aan de personenauto met kenteken [kenteken 1] , toebehorende aan [benadeelde 1] . Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open.
Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft bij vonnis van 6 januari 2023, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte partieel vrijgesproken ter zake van het primair tenlastegelegde, voor zover dat betrekking heeft op de tenlastegelegde brandstichting met betrekking tot de auto van [benadeelde 1] . De politierechter heeft de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde medeplegen van brandstichting met betrekking tot de auto van [benadeelde 2] veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van voorarrest.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het vonnis niet voldoet aan de wettelijke eis dat het proces-verbaal van zitting, naast de uitwerking van de aantekening mondeling vonnis, tevens een uitwerking van de gehanteerde bewijsmiddelen dient te bevatten. Aldus leent dat vonnis zich niet voor bevestiging.
Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is – voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen – tenlastegelegd dat:
primair
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 23 januari 2022 te [pleegplaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met bio-ethanol, althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan geheel of gedeeltelijk
- de personenauto [kenteken 2] , toebehorende aan [benadeelde 2] is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de naastgeparkeerde voertuigen en/of goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
subsidiair
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 23 januari 2022 te [pleegplaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk
- de personenauto [kenteken 2] , geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval enig goed, dat in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting van het hof bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het medeplegen van brandstichting. Daartoe heeft zij – kort samengevat en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat geen sprake is geweest van een vooropgezet plan en dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn zoon, medeverdachte [medeverdachte] . De verdediging heeft zich gerefereerd ten aanzien van het plegen van de brandstichting.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde medeplegen van brandstichting wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt daarbij in het bijzonder als volgt.
Feiten en omstandigheden
Het hof gaat uit van de volgende, aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden. [1]
Aangever [benadeelde 2] heeft aangifte gedaan van brandstichting en vernieling van zijn auto, een [type auto] met het kenteken [kenteken 2] . Aangever heeft de auto op 20 januari 2022 onbeschadigd achtergelaten op een bij zijn woning behorende parkeerplaats aan het [straatnaam 1] te [plaats] . Vervolgens wordt hij op 23 januari 2022 , om 05:30 uur in kennis gesteld dat zijn auto in brand staat. Als hij bij zijn auto aankomt en de brand geblust is, ziet hij dat het kleine driehoekvormige ruitje van de portier rechtsvoor is ingeslagen. [2] Een groot gedeelte van het interieur is verbrand/gesmolten.
Getuige [getuige] , woonachtig op [straatnaam 1] [huisnummer] te [plaats] , is in de nacht van 23 januari 2022 op zijn balkon een sigaret aan het roken. Vanuit zijn balkon heeft hij vrij zicht op de doorgaande weg [straatnaam 1] . Het is donker, maar de straatverlichting brandt en het zicht is goed. Op een gegeven moment ziet hij een witte personenauto aan komen rijden uit de richting van de [straatnaam 2] . Deze personenauto valt hem op omdat deze niet over de weg rijdt maar over het fietspad. Hij ziet dat het een witte personenauto betreft van het merk [automerk] , type [type auto] . Hij ziet dat de bestuurder de auto parkeert op de parkeerplaats van de flat naast zijn woning. Na enige tijd ziet hij twee mannen aan komen lopen vanuit de richting van die parkeerplaats. Hij ziet de mannen over het fietspad lopen in de richting van de hogere nummers. Hij omschrijft de mannen als volgt:
Verdachte 1:
- Fors gebouwd
- Blanke huidskleur
- capuchon op zijn hoofd
- gympies
Verdachte 2:
- Lange groene jas
- Capuchon op zijn hoofd
- Blanke huidskleur
- Grijze joggingsbroek
Getuige [getuige] hoort de mannen praten in een voor hem onbekende buitenlandse taal. Hij ziet de mannen lopen over het fietspad en ziet dat zij vervolgens ter hoogte van een witte [automerk] , type [type auto] blijven staan. Hij herkent dit type auto omdat hij een soortgelijke auto heeft. Vervolgens ziet hij de mannen naar de auto lopen. Beide mannen kijken in de auto en tevens ziet hij ze de omgeving scannen, kennelijk om te kijken of zij worden gezien. De mannen lopen daarna terug naar het fietspad en staan weer even te praten in een buitenlandse taal.
Daarna ziet [getuige] verdachte 2 teruglopen in de richting van de auto waar mee zij gekomen zijn. Verdachte 1 blijft eerst op het fietspad staan, maar loopt toch weer terug in de richting van de witte [automerk] . Omdat [getuige] het verdacht vindt doet hij zijn jas aan en loopt naar beneden om naar buiten te gaan. Als hij beneden komt ziet hij rookontwikkeling bij de witte [automerk] . Hij ziet tevens de witte [automerk] [type auto] aan komen rijden met verdachte 2 achter het stuur. [getuige] ziet verdachte 1 richting de witte [automerk] [type auto] rennen en instappen. Hij ziet dat de witte [automerk] [type auto] wegrijdt.
Vervolgens is [getuige] achter de witte [automerk] [type auto] aangereden. Hij belt ondertussen met de meldkamer van de politie en geeft zijn positie constant door. Op de dijk richting [plaats] ziet hij een politieauto aan komen rijden en deze geeft de bestuurder van de witte [automerk] [type auto] een stopteken. Beide mannen worden aangehouden door de politie. Hij verklaart met honderd procent zekerheid te kunnen zeggen dat de mannen die zijn aangehouden de mannen zijn die hij heeft gezien bij de witte [automerk] [type auto] . [3]
Op zondag 23 januari 2022 omstreeks 05:16 uur krijgen de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] een melding dat er een personenauto in de brand is gestoken. De verdachten zijn vervolgens in een personenauto weggereden in de richting van de dijk. Kort hierop horen de verbalisanten dat de getuige achter de personenauto rijdt. De personenauto zou zijn voorzien van een [nationaliteit] kenteken.
De verbalisanten rijden in die richting en zien in de verte een tweetal voertuigen in
hun richting komen en geven een stopteken. De bestuurder van het voertuig met het [nationaliteit] kenteken [kenteken 3] voldoet aan het stopteken. De verbalisanten horen van de bestuurder van het tweede voertuig dat zij het goede voertuig hebben die betrokken is geweest bij de brandstichting. Verbalisant [verbalisant 1] ziet dat de bestuurder zijn mobiele telefoon opent en zijn legitimatie laat zien. De bestuurder blijkt [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum] 1990, te zijn. Verbalisant [verbalisant 1] ziet dat er in de bestuurdersdeur zwarte handschoenen liggen. Tevens zien de verbalisanten dat er in het rechter achterportier een fles bio-ethanol ligt, welke fles gedeeltelijk leeg is. De verbalisanten hebben de handschoenen en de bio-ethanol inbeslaggenomen. [4]
Uit de bevindingen van het forensisch onderzoek van 23 januari 2023 om 14:30 uur, aan de auto van aangever is gebleken dat het scheerraam van het rechter voorportier (bijrijderszijde) is vernield. In het voertuig zijn vanaf het vernielde raam een uitwaaiering van glasscherven door het voertuig heen te zien. Verbalisant [verbalisant 3] heeft een glasmonster uit de sponning van het raam genomen.
In het voertuig wordt brand- en smeltschade op de vloer voor de rechtervoorstoel,
op het lagergelegen deel van het dashboard en op de vloer voor de linker voorstoel
aangetroffen. Het laaggelegen brandpatroon komt overeen met een brandpatroon te verwachten bij een vloeistofbrand op de vloer Verbalisant verkrijgt geen indicatie voor de aanwezigheid van ontbrandbare vloeistoffen bij een mini-Rea test. Dit is volgens de verbalisant goed verklaarbaar bij gebruik van bio-ethanol. Deze brandstof (op basis van alcohol) is zeer vluchtig en zal van zichzelf zeer snel verdampen. Uren na het incident is het te verwachten dat deze stof niet meer meetbaar is. De verbalisant concludeert dat het scheerraam van het rechterportier is vernield vanaf de buitenzijde, waardoor het portier geopend kon worden en het onderhoudsboekje uit de auto is weggenomen. Voorts concludeert de verbalisant op basis van zijn bevindingen dat de auto vermoedelijk in brand is gestoken door het aansteken van een ontbrande vloeistof, die is aangebracht op de vloer. Door snel te blussen is brand niet verder uitgebreid. [5]
Naar aanleiding van het forensisch onderzoek is een glasspoor veiliggesteld van de auto van aangever, afkomstig van het scheerraam van het rechter voorportier, aan de bijrijderszijde (AAMF8107NL). [6]
Uit het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI-rapport) van 23 januari 2022 blijkt dat er circa 350 op glas lijkende sporen zijn aangetroffen op de in de deur aan de bestuurderskant aangetroffen handschoenen (AAMF8176NL) uit de auto waarin verdachte reed .,Daarnaast zijn 47 sporendragers aangetroffen op de grijze spijkerbroek (AAMF8104NL), 45 sporendragers op de witte Adidas schoenen (AAMF8105NL), 31 sporendragers op de muts (AAMF8181NL)| en circa 230 sporendragers op de jas (AAMF8182NL) van de verdachte. [7]
Van de gevonden glassporen is een representatief deel onderzocht. Omdat een deel van de onderzochte glassporen niet overeenkomt met het referentieglas, zijn de resultaten van het vergelijkend glasonderzoek geëvalueerd onder de hypothesen:
Hypothese 1
Eén of meer van de onderzochte vlakglassporen zijn afkomstig van de gebroken
ruit(en).
Hypothese 2
Alle onderzochte vlakglassporen zijn afkomstig van (een) willekeurig andere
ruit(en).
Uit de kleding van de verdachte zijn 5 glassporen veiliggesteld die overeenkomen met
het referentieglas van de auto met kenteken [kenteken 2] . Hiervoor geldt dat de
resultaten van het vergelijkend glasonderzoek veel waarschijnlijker zijn wanneer
hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
Uit de handschoenen zijn 6 glassporen veiliggesteld die overeenkomen met het
referentieglas van de auto met kenteken [kenteken 2] . Hiervoor geldt dat de resultaten
van het vergelijkend glasonderzoek veel waarschijnlijker zijn wanneer hypothese 1
waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is. [8]
Verbalisant [verbalisant 4] verklaart de foto’s te hebben bekeken van de aangetroffen situatie met betrekking tot de in brand gestoken auto [automerk] [type auto] gekentekend [kenteken 2] . Dit voertuig stond in een parkeervak. Hij ziet dat er nog 2 auto's ter linker- en rechterzijde naast het voertuig stonden. Indien de brand zich had doorgezet en het hele voertuig, de [automerk] [type auto] gekentekend [kenteken 2] , was afgebrand dan hadden zeker beide naastgelegen auto’s eveneens schade opgelopen, te weten gesmolten plastic delen, lakschade en (eventueel) gesprongen ruiten). Hij verklaart meer dan dertig jaar bij de politie werkzaam te zijn, bij vele autobranden ter plaatse te zijn geweest en bij vele autobranden te hebben gezien dat naast het brandende voertuig staande auto’s vrijwel altijd schade opliepen. [9]
Gelet op het vorenstaande acht het hof, gezien de verklaring van de getuige, de bevindingen van de verbalisanten en de conclusies uit het forensisch onderzoek, alles in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met de medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan de primair tenlastegelegde brandstichting.
Medeplegen
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Op grond van hetgeen het hof omtrent de feiten en omstandigheden heeft verwoord en de uiterlijke verschijningsvorm die daaruit naar voren komt, is het hof van oordeel dat tussen verdachte en diens medeverdachte sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van de brandstichting. Naar het oordeel van het hof is voor de beantwoording van de vraag of er sprake is van medeplegen niet relevant wie van de verdachten de brand feitelijk heeft aangestoken. Gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen staat voldoende vast dat er sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering, waaraan de medeverdachte zich niet heeft onttrokken. Met name uit de door getuige [getuige] waargenomen gedragingen van verdachte en de medeverdachte volgt dat niet alleen gezamenlijk werd opgetrokken, maar ook dat gezamenlijk werd verkend, waarna (na een kort overleg) de medeverdachte de (vlucht)auto ging halen terwijl verdachte het vuur heeft aangestoken om daarna in de door de medeverdachte bestuurde auto te stappen.
Aldus is sprake van het tenlastegelegde medeplegen van opzettelijk brandstichten van de auto van aangever.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij op [pleegdatum] te [pleegplaats] tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een brandbare stof, ten gevolge waarvan
- in de personenauto [kenteken 2] , toebehorende aan [benadeelde 2] , brand is ontstaan en daarvan gemeen gevaar voor de naast geparkeerde voertuigen en goederen te duchten was.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich midden in de nacht schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van brandstichting in een auto in een woonwijk. Uitleg over de achtergronden van het feit zijn niet gegeven. Brandstichtingen zijn zeer ernstige strafbare feiten en veroorzaken grote maatschappelijke onrust en een groot gevoel van onveiligheid in de samenleving in het algemeen en bij de directe slachtoffers, in dit geval de eigenaar van de auto in het bijzonder. Op een dergelijk feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte blijkens het uittreksel justitiële documentatie van 16 juli 2024 in Nederland niet eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
Ter terechtzitting van het hof is door de verdediging aan de orde gesteld dat verdachte reeds enige tijd in detentie in Polen verbleef en al lang kampt met psychische klachten. Verdachtes gezondheid is als gevolg van de detentie dusdanig ernstig achteruit gegaan dat een procedure omtrent zijn detentiegeschiktheid heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft in dit kader ter observatie in het ziekenhuis gelegen, waar artsen een advies over zijn gezondheidstoestand hebben opgesteld in het kader van het onderzoek naar zijn detentiegeschiktheid. Uit dit advies volgt onder andere dat verdachte lijdt aan een bipolaire affectieve stoornis en verdere uitvoering van de vrijheidsbenemende straf een hoog risico van herhaalde suïcidale poging vormt. Op 8 mei 2024 is door de rechtbank in Polen een onderbreking van de strafuitvoering verleend voor de duur van één jaar, wegens het bestaan van de ernstige psychische aandoening die momenteel het leven van de verdachte bedreigt en het onmogelijk maakt de straf in penitentiaire omstandigheden uit te zitten.
De raadsvrouw heeft daarom verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van de periode die is doorgebracht in voorlopige hechtenis, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De raadsvrouw merkt daarbij op dat verdachte in Polen verblijft en niet van plan is naar Nederland te komen, hetgeen ook niet mag in verband met zijn straf in Polen. Dit zou volgens de raadsvrouw reden zijn om de maatschappij niet onnodig met kosten op te zadelen die een gevangenisstraf met zich meebrengen. Verdachte is voorts bereid een geldboete te betalen.
Het hof is gelet op de ernst van het bewezenverklaarde van oordeel dat uit hoofde van normhandhaving en vergelding voor aan anderen toegebrachte schade slechts een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf als straf in aanmerking komt. Het hof ziet in hetgeen door de raadsvrouw is aangevoerd over de executie van een eventuele gevangenisstraf, geen aanleiding om de op te leggen gevangenisstraf te beperken tot de duur van de periode die is doorgebracht in voorlopige hechtenis, nu uit de stukken niet blijkt dat verdachte zijn vrijheidsbenemende straf in Polen niet meer zou moeten uitzitten. Het hof overweegt dat uit de stukken enkel blijkt dat de strafuitvoering voor de duur van één jaar is onderbroken, waarna een herbeoordeling zal plaatsvinden.
Alles afwegende acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 47 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van de onder 1 tenlastegelegde brandstichting van de personenauto [kenteken 1] , toebehorende aan [benadeelde 1] .
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover daarvoor vatbaar, en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. E.C.M. Wolfert, voorzitter,
mr. M.B. de Wit en mr. A. Meester, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.E. van Zalen, griffier,
en op 5 september 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoelt het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar doorgenummerde paginanummers betreffen dit de paginanummers van het proces-verbaal van politie Eenheid Midden-Nederland, district [provincie] , basisteam [plaats] -Poort, met dossiernummer PL0900-2022022461 en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 169.
2.Het proces-verbaal van aangifte, p. 40.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 48-49.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 50.
5.Het proces-verbaal van forensisch onderzoek voertuig ( [automerk] , kenteken: [kenteken 2] ), p. 65-73.
6.Het proces-verbaal van forensisch onderzoek voertuig ( [automerk] , kenteken: [kenteken 2] ), p. 66-67.
7.Het NFI-rapport, p. 91.
8.Het NFI-rapport, p. 93-94.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p 61