ECLI:NL:GHARL:2024:5653

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
4 september 2024
Zaaknummer
21-003173-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens gewapende overval op een tankstation met een gevangenisstraf van 19 maanden

Op 4 september 2024 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die betrokken was bij een gewapende overval op een tankstation op 21 september 2016. De verdachte, geboren in 1997, heeft samen met medeverdachten de overval gepleegd, waarbij zij de medewerkers van het tankstation met geweld en bedreiging hebben gedwongen tot de afgifte van geld. De rechtbank Overijssel had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en een lagere straf opgelegd van 19 maanden, rekening houdend met de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht.

De zaak kwam voor het hof na meerdere zittingen en een uitgebreid bewijsonderzoek, waarin onder andere getuigenverklaringen, camerabeelden en forensisch bewijs zijn betrokken. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten tijdens de overval bivakmutsen droegen en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gebruikten om de medewerkers te bedreigen. De verdachte heeft de overval gepleegd met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen.

Het hof heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen, die schadevergoeding hebben geëist, toegewezen. De benadeelde partijen hebben immateriële en materiële schadevergoeding gevorderd, die door het hof zijn toegewezen. De uitspraak benadrukt de ernst van de gevolgen van gewapende overvallen voor slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003173-19
Uitspraak d.d.: 4 september 2024
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 7 juni 2019 met parketnummer 08-770024-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 14 juni 2022, 17 juni 2022, 23 juni 2022 en 19 juni 2024 en 21 augustus 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. H.L. Heemskerk, en hetgeen door [medewerker] van Slachtofferhulp namens de benadeelde partijen [benadeelde] en [benadeelde 2] , naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte ter zake van – kort gezegd – afpersing in vereniging gepleegd, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar, met aftrek van de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank heeft daarnaast de vorderingen van de benadeelde partijen, [benadeelde] en [benadeelde 2] volledig en hoofdelijk toegewezen, met vermeerdering met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Tot slot heeft de rechtbank de in beslag genomen goederen verbeurdverklaard.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na toewijzing van de vordering nadere omschrijving van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 21 september 2016, te [plaats] , in de gemeente [gemeente] , althans (in ieder geval) in de Bondsrepubliek Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld,
een persoon, genaamd [benadeelde] (in/tijdens haar functie van/als medewerker van/bij een benzine-/tankstation),
heeft gedwongen tot de afgifte van (een) geld(bedrag), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een [bedrijf] benzine-/tankstation (gelegen aan de [straat] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
- zich - voorzien van een geheel of gedeeltelijk over zijn/hun hoofd/gezicht getrokken (bivak)muts, althans (in ieder geval) voorzien van een geheel of gedeeltelijk bedekt gezicht en/of voorzien van een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of voorzien van een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, naar/in voornoemd benzine-/tankstation heeft/hebben begeven en/of
-(vervolgens) die [benadeelde] met een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben bedreigd, althans die [benadeelde] een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben getoond en/of
-(daarbij) (tevens) een persoon, genaamd [benadeelde 2] (zijnde de echtgenoot van die [benadeelde] ) (welke (op dat moment) tevens in het betreffende benzine-/tankstation aanwezig was) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft/hebben bedreigd, althans die [benadeelde 2] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft/hebben getoond en/of
-(vervolgens) naar/in de richting van die [benadeelde] heeft/hebben geroepen: "Geld! Geld!" en/of
-(vervolgens) - nadat die [benadeelde] de kassa had geopend en de kassalade (met geld) eruit had gehaald en/of aan verdachte(n) had (af)gegeven - het geld (tezamen met de kassalade) in een (door verdachte(n)) meegenomen) (plastic)zak heeft/hebben (leeg) gegooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om – net als de rechtbank – te komen tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
Volgens de advocaat-generaal kan geen waarde worden gehecht aan de op verzoek van de verdediging opgemaakte rapporten van prof. dr. V.J. van Heuven van 8 mei 2019 en 6 september 2022. De advocaat-generaal heeft in dit verband verwezen naar hetgeen het Nederlands Forensisch Instituut (hierna NFI) heeft gerapporteerd in de rapportages van 16 mei 2023 en 17 mei 2023.
De advocaat-generaal heeft voorts aangegeven dat het rapport van het NFI van 26 oktober 2022 met betrekking tot het gezichtsvergelijkend onderzoek bruikbaar is voor het bewijs.
Standpunt verdediging
Volgens de verdediging is er geen enkel direct bewijs van de betrokkenheid van verdachte en dient verdachte te worden vrijgesproken.
De verdediging heeft aangevoerd dat de zendmastgegevens onbetrouwbaar zijn. In het proces-verbaal staat op pagina 4017 dat er ten aanzien van de daar genoemde zendmastgegevens een storing in het tapsysteem was. Waarom zou er ten aanzien van de andere zendmastgegevens dan geen sprake zijn van een storing? Een storing in het systeem zou een verklaring kunnen zijn voor verschillende vragen die de zendmastgegevens oproepen. De zendmastgegevens kunnen volgens de verdediging niet voor het bewijs worden gebruikt.
Volgens de verdediging is het aannemelijk geworden dat ook andere mensen de [automerk] gebruikten. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte op 21 september 2016 ten tijde van de overval gebruik heeft gemaakt van de [automerk] .
Wat betreft de stemherkenning is het vreemd dat deskundigen van het NFI zeggen dat het niet mogelijk is om op basis van het beluisterde fragment vast te stellen of het verdachte is, terwijl de verbalisanten die het fragment hebben beluisterd zeggen dat ze verdachte herkennen.
Waar het NFI streng is met betrekking tot het stemvergelijkingsonderzoek, zijn ze dat juist niet bij gezichtsvergelijkingsonderzoek. Het materiaal dat de basis vormt van het gezichtsvergelijkend onderzoek is van onvoldoende kwaliteit om bewijs tegen verdachte op te leveren.
Feitelijke vaststelling en oordeel van het hof
Het hof stelt op grond van wettige bewijsmiddelen [1] de volgende redengevende feiten en omstandigheden vast.
Op 21 september 2016 omstreeks 19:54 uur heeft er een gewapende overval plaatsgevonden op een benzinestation genaamd [bedrijf] gelegen aan de [straat] te [gemeente] . [2] Aangeefster [benadeelde] heeft verklaard dat ze op 21 september 2016 aan het werk was in het benzinestation in [gemeente] . [3] Haar man was ook aanwezig in het benzinestation. Iets voor 20:00 uur kwam er een donkerkleurige [automerk] hard aanrijden. Er stapten twee mannen uit. Eén man bleef achter het stuur van de auto zitten. De twee mannen die uitstapten droegen zwarte kleding en hadden een masker op waar alleen een spleet in zat voor de ogen. Ze hadden donkere ogen. De mannen hadden een pistool en wilden geld hebben. De daders zeiden: “Geld! Geld!”. En toen daarna: “Nog meer geld!”. Aangeefster heeft de kassalade gegeven. Ze hadden een plastic zak bij zich, daar hebben ze de lade toen in gedaan en hebben ze het geld in gegooid. Ze hebben in totaal € 550,43 meegenomen.
De echtgenoot van aangeefster [benadeelde] , aangever [benadeelde 2] , heeft verklaard dat hij op 21 september 2016 om 19:00 uur naar zijn vrouw is gegaan. [4] Zij was werkzaam bij het benzinestation van [bedrijf] in [gemeente] . Op een gegeven moment kwam er een grijze [automerk] aanrijden met drie inzittenden. De tekens van het kenteken waren [kenteken] . Twee mannen stapten uit en kwamen het benzinestation in lopen. Ze zeiden: “Geld, geld, geld!”. Eén man had een wapen en de ander had een mes. De man met het wapen bedreigde zijn vrouw. Ze wilden nog meer geld hebben. Het mes had een lemmet van ca. 10-15 centimeter.
[aangever] heeft op 22 september 2016 aangifte gedaan van diefstal van zijn kentekenplaten met kenteken [kenteken] . [5]
Gezichtsvergelijkingsonderzoek
Door bewakingscamera’s zijn beelden gemaakt van de overval. Op de gemaakte beelden is een gedeelte van het gezicht van één van de daders te zien. Het NFI heeft deze beelden [AAKW3440NL] vergeleken met foto’s die door een fotograaf in opdracht van de politie zijn gemaakt van het gezicht van verdachte.
Op 15 maart 2018 heeft het NFI als volgt gerapporteerd. [6]
Voor het onderzoek is gebruikgemaakt van twee hypothesen die door het NFI zijn
opgesteld:
Hypothese 1: De persoon afgebeeld in opname [AAKW3440NL] is dezelfde als de
persoon afgebeeld in de opname van de verdachte.
Hypothese 2: De persoon afgebeeld in opname [AAKW3440NL] is een ander
persoon dan de persoon afgebeeld in de opname van de verdachte, maar heeft
wel vergelijkbare algemene gezichtskenmerken.
Drie onderzoekers van het NFI zijn tot de volgende waarnemingen gekomen.
Door alle onderzoekers zijn alleen overeenkomsten waargenomen tussen de verdachte en de overvaller, waarvan de huidvlekken en de vorm van de rug van de neus als sterk identificerend zijn beoordeeld. Er zijn door drie onderzoekers geen onverklaarbare verschillen tussen de verdachte en de overvaller waargenomen.
De onderzoekers van het NFI zijn tot de volgende conclusie gekomen.
De bevindingen van het onderzoek zijn veel waarschijnlijker als de persoon
afgebeeld in opname [AAKW3440NL] wel dezelfde is als de persoon afgebeeld in de
opname van de verdachte (Hypothese 1) dan wanneer het een andere persoon met
vergelijkbare algemene gezichtskenmerken is (Hypothese 2).
Het hof heeft in zijn tussenarrest van 7 juli 2022 [7] beslist dat door een deskundige beeldonderzoek en biometrie van het NFI nader moest worden gerapporteerd en toegelicht welke (kleuren)beelden bij het eerdere onderzoek zijn gebruikt en dat op de beelden moest worden aangegeven waar de gestelde huidvlek(ken)/moedervlek(ken) zijn geconstateerd.
Het NFI heeft vervolgens op 26 oktober 2022 nader gerapporteerd. [8] Het NFI heeft 10 foto’s in de rapportage opgenomen die zijn gebruikt bij het onderzoek. In de gebruikte foto’s is met rode cirkels posities aangegeven waar mogelijk pigmentvlekken te zien zijn. Daarbij is geen kennis genomen van de posities van pigmentvlekken bij de verdachte, om beïnvloeding door die kennis te voorkomen. Vervolgens zijn de posities van de moedervlekken van de verdachte aangegeven met groene cirkels. Op twee foto’s van het gezicht van verdachte is een duidelijke pigmentvlek naast de linker neusvleugel waar te nemen. Om een inschatting te maken van de frequentie van het voorkomen van dit soort pigmentvlek naast de linker neusvleugel, is daarna ook een database met meer dan 1.000 personen nagelopen. Daarbij is geen enkele persoon met een moedervlek op vergelijkbare positie naast de linker neusvleugel gevonden.
Gelet op de hiervoor genoemde waarnemingen, tezamen met de asymmetrie van de neus, de
afwezigheid van onverklaarbare verschillen en het feit dat in meer dan 1.000 gezichten in een database geen gezicht gevonden is met een pigmentvlek naast de linker neusvleugel, wordt in het rapport geconcludeerd dat de bevindingen van het onderzoek veel waarschijnlijker zijn als de persoon afgebeeld in opname [AAKW3440NL] wel dezelfde is als de persoon afgebeeld in de opname van de verdachte dan wanneer het een andere persoon met vergelijkbare algemene gezichtskenmerken is.
In lijn met de bevindingen van het NFI-onderzoek is het hof van oordeel dat verdachte de persoon is die te zien is op de camerabeelden van de overval. Temeer nu de bevindingen van het NFI niet enkel gebaseerd zijn op de database, maar er meer specifieke kenmerken worden vermeld die overeenstemmen.
Dit oordeel wordt versterkt door de volgende bewijsmiddelen.
De bij de overval gebruikte [automerk]
De door bewakingscamera gemaakte beelden van de overval zijn uitgekeken door verbalisanten. [9] Op de camerabeelden is te zien dat de overvallers gebruikmaakten van een personenauto, merk [automerk] en kleur grijs, voorzien van het Duitse kenteken [kenteken] , en dat twee personen met bivakmutsen het pompstation binnenkomen. Van de beelden afkomstig van de bewakingscamera zijn fotoprints gemaakt. De foto’s van de gebruikte auto bij de overval zijn vergeleken met de foto’s die zijn gemaakt van de auto [naam] , zijnde de broer van verdachte. [10] De genoemde voertuigen vertonen algemene en unieke overeenkomsten.
Algemeen:
• [automerk]
• Type [type]
• Kleur grijs
• 5-deurs (4 + achterklep)
Uniek:
• Figuurtje/kleur hangend aan de binnenspiegel
• Schade in de front grille naast de [embleem automerk]
• Missend mistlicht linksvoor
• Gelijkend model velg
Op basis van bovenstaande bevindingen stelt het hof vast dat bij de overval gebruik is gemaakt van de [automerk] van de broer [naam] voorzien van andere, gestolen kentekenplaten.
In de periode van 14 september 2016 tot en met 12 december 2016 hebben verbalisanten de [automerk] van [naam] met kenteken [kenteken] in totaal 11 dagen geobserveerd en is gekeken wie gebruikmaakte van de [automerk] . [11] Tijdens deze observaties is niet gezien dat andere personen dan [naam] en verdachte gebruikmaakten van de [automerk] , met uitzondering van slechts één moment waarop niet duidelijk was wie de [automerk] bestuurde.
Onderzoek naar telefoonnummer [telefoonnummer] . [12]
Tijdens het onderzoek kwam het telefoonnummer [telefoonnummer] naar voren. Onderzocht is wie gebruik maakt van dit telefoonnummer. Uit het onderzoek is het volgende gebleken.
Volgens de Gemeentelijke Basis Administratie -thans Basisregistratie Personen (BRP)- staat [verdachte] samen met zijn moeder [naam] en broer [naam] ingeschreven op het adres [adres] .
De gebruiker van het nummer [telefoonnummer] heeft onder meer contact met het nummer [telefoonnummer] (sessie 445). Volgens CIOT-gegevens staat dit nummer op naam van [naam] , [adres] .
Tevens heeft de gebruiker van het nummer [telefoonnummer] in sessie 789 contact met de gebruikster van het nummer [telefoonnummer] . Volgens CIOT-gegevens staat dit nummer op naam van [naam] , [adres] Uit de politiesystemen blijkt dat [naam] , een broer van [verdachte] , samenwoont met [naam] aan de [straat] .
Taplijn
DDTT
Sessie
Wat
[telefoonnummer]
07-09-2016 00.05.15
68
Vertaalgesprek waarin NNM1126 NNV 7298 Ma noemt en NNV7298 noemt NNM 1126 [verdachte]
[telefoonnummer]
09-09-2016 08.28.44
445
Vertaalgesprek waarin NNV 5903 (op naam van [naam] ) NNM 1126 [verdachte] noemt.
[telefoonnummer]
09-09-2016 16.13.55
789
Vertaalgesprek waarin NNM 1126 eerst zijn broer [naam] aan de lijn heeft en vervolgens zegt [naam] : hier heb je Ma even en dan komt NNV 5903 (op naam
van [naam] )aan de lijn en zij spreekt
NNM 1126 aan met Bojo.
[telefoonnummer]
10-09-2016 0.37.12
1082
NNM 1126 wordt door NNV 1855 begroet met: Hai [naam] .NNM begroet haar met: Hai
[naam] en het gesprek gaat over [naam] die
weg is.
[telefoonnummer]
14-09-2016 22.07.04
3090
In dit gesprek vertelt [verdachte] dat hij in [geboorteplaats] is geboren.
[telefoonnummer]
22-09-2016 23.15.29
6093
[naam] wordt door NNV begroet met: Hé hallo [naam] .
De verbalisant die de hierboven genoemde sessies heeft beluisterd, heeft gehoord dat de stem van de gebruiker van het nummer [telefoonnummer] in sessie 68 overeenkomt met de stem van de gebruiker van het nummer [telefoonnummer] in de sessies 445, 789, 1082, 3090 en 6093.
Door verbalisanten zijn nog meer telefoongesprekken beluisterd van het telefoonnummer [telefoonnummer] . [13] Gehoord werd door een verbalisant dat de stem van de gebruiker van het nummer [telefoonnummer] in de sessies 2406 en 3030 met elkaar overeenkwam. De gebruiker van het nummer [telefoonnummer] wordt in sessie 2406 “ [verdachte] ” genoemd.
Het hof overweegt dat niet aannemelijk is geworden dat iemand anders dan verdachte gebruikmaakte van de telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer] .
Zendmastgegevens
Het telefoonnummer van verdachte heeft op 21 september 2016 om 19.58.27 uur, kort na het tijdstip van de overval, een zendmast in [plaats] aangestraald. Deze zendmast is in de omgeving van het plaats delict. [14]
Het hof ziet, anders dan de raadsman heeft betoogd, geen aanleiding om aan de juistheid van deze gegevens te twijfelen. Het is een feit van algemene bekendheid dat het aanstralen van een zendmast betekent dat het betreffende telefoonnummer zich op het moment van het aanstralen binnen het dekkingsgebied van die zendmast bevindt dat een groter gebied bestrijkt dan enkele straten. Dit maakt dat verdachte op basis van die zendmastgegevens in elk geval in de nabijheid van de plaats delict kan worden geplaatst. Ook ziet het hof in het gebruikte gegeven geen aanwijzingen voor een storing of anderszins.
Stemvergelijkingsonderzoek
De verdediging heeft [bedrijf] ingeschakeld, teneinde te laten onderzoeken of verdachte heeft deelgenomen aan het tapgesprek met nummer *5354. De spraakanalyse is uitgevoerd door prof. dr. V.J. van Heuven die op 8 mei 2019 [15] heeft gerapporteerd. De heer Van Heuven heeft een telefoongesprek tussen twee mannen X en Y, waarbij X wordt geacht dezelfde persoon te zijn als verdachte, vergeleken met referentiemateriaal dat door de verdediging is aangeleverd. De hoeveelheid spraak van persoon X is 7.27 seconde. Dit is volgens de heer Van Heuven te weinig materiaal om een verantwoorde sprekersvergelijking uit te voeren: daarvoor is minimaal 60 seconden nodig. Verder geeft de heer van Heuven aan dat het referentiemateriaal min of meer dezelfde tekst is als in de betwiste opname, maar wordtvoorgelezen/geacteerd door verdachte (in de rol van X) en mevrouw mr. [naam] (in de rol van N). De opname lijkt gemaakt te zijn met een tweekanaals dictafoon (met identieke inhoud van de kanalen). De opname is gemaakt in een licht galmende ruimte. Het frequentiebereik loopt van 0 tot 16 kHz (wat via de telefoon nooit het geval zou zijn geweest).
Probleem met het huidige referentiemateriaal is volgens de heer Van Heuven dat voorgelezen spraak qua timing, melodie en stemkwaliteit doorgaans flink afwijkt van spontane spraak en dat verschillen in de sociale verhouding tussen gesprekspartners effect
hebben op de manier van spreken. Het maakt verschil of de gesprekspartners twee mannen zijn die elkaar kennen en tussen wie sociale gelijkheid bestaat (zoals in het getapte telefoongesprek) of dat een manlijke cliënt een rollenspel speelt met vrouwelijke advocaat. Ondanks deze beperkingen komt de heer Van Heuven tot de conclusie dat de kans dat de betwiste en referentiespreker dezelfde persoon zijn heel veel kleiner is dan dat het gaat om tweemaal dezelfde spreker.
Bij tussenarrest van 19 juni 2020 heeft het hof beslist dat een stemvergelijkend onderzoek door een deskundige van het NFI moest worden verricht. [16]
Een deskundige spraak en audio van het NFI heeft een vooronderzoek uitgevoerd. In een brief van 11 november 2020 heeft het NFI een vergelijkend spraakonderzoek afgeraden. Het betwiste materiaal is erg beperkt vanwege de korte duur van de opname. Daardoor vallen veel spraakkenmerken voor de vergelijking weg, bijvoorbeeld kenmerken betreffende woordkeus en vloeiendheid. Van andere kenmerken kan onvoldoende beeld verkregen worden, bijvoorbeeld van kenmerken betreffende klank van de stem en de spreektoonhoogte. Er zijn daardoor geen kenmerken in de betwiste opname die kunnen worden betrokken in een vergelijking.
De raadsheer-commissaris heeft vervolgens beslist om geen opdracht tot het door het hof verzochte onderzoek te geven.
De verdediging heeft verzocht het onderzoek alsnog uit te laten voeren.
Bij tussenarrest van 7 juli 2022 heeft het hof het voor een zorgvuldige beoordeling noodzakelijk geacht dat de heer Van Heuven in de gelegenheid wordt gesteld om, zoals hij zelf heeft aangegeven, aan de hand van een gedetailleerde vergelijking met data uit gepubliceerde literatuur een kwantitatieve schatting te maken van de kansverhouding van de bevindingen bij de hypothese van dezelfde spreker en de hypothese van verschillende sprekers. Het hof heeft het voorts noodzakelijk geacht dat de bevindingen van de heer Van Heuven moesten worden voorgelegd aan een deskundige spraak en audio van het NFI, teneinde de door Van Heuven gebruikte methodologie in samenhang met de uitspraken in zijn rapporten te beoordelen.
Prof. dr. V.J. van Heuven heeft vervolgens nader gerapporteerd op 6 september 2022. [17] In zijn rapportage is de heer van Heuven tot de volgende conclusie gekomen: “Gemeten akoestische verschillen in geselecteerde eigenschappen in de spraak van de betwiste spreker X en de referentiespreker R zijn getoetst tegen achtergrondgegevens over dezelfde eigenschappen zoals bepaald voor representatieve steekproeven van Nederlandse volwassen mannen. Statistische verdelingen zijn berekend voor de verschillen tussen sprekers en ook voor de verschillen die optreden bij herhaalde uitingen binnen een en dezelfde spreker. Op basis hiervan is bepaald hoe waarschijnlijk de gevonden verschillen passen bij de hypothese dat X en R verschillende sprekers zijn en hoe goed ze passen bij de alternatieve hypothese dat X en R dezelfde spreker zijn.
Alle gemeten eigenschappen zijn beter te verenigen met de hypothese dat X en R verschillende sprekers zijn dan dat zij dezelfde spreker zijn. In de meeste gevallen gaat het om slechts een lichte kansverhouding in het voordeel van verschillende sprekers, maar in twee eigenschappen is de kansverhouding wel heel sterk in het voordeel van de
hypothese van verschillende sprekers: de spectrale afstand op het temporeel midden van de klinker oo (40.000:1) en de afstand in gemiddelde toonhoogte (500.000:1, bij conservatieve berekening). In beide gevallen zijn de onderzoeksresultaten “zeer veel waarschijnlijker” wanneer de ongelijkheidshypothese H1 juist is dan wanneer de gelijkheidshypothese H2 juist is. Onder aanname van onafhankelijke kansen op verschillen in spectrale eigenschappen (klinkerkleur) en toonhoogte bij het spreken is de samengestelde kansverhouding 2 miljard tegen 1 in het voordeel van de ongelijkheidshypothese.
In NFI termen zijn de onderzoeksresultaten dan zelfs “extreem veel waarschijnlijker” wanneer de hypothese dat X en R verschillende sprekers zijn juist is dan dat de alternatieve hypothese juist is dat X en R dezelfde spreker zijn.”
Het NFI heeft beide rapporten van prof. dr. V.J. van Heuven bekeken.
Rapport NFI 16 mei 2023 “Review van de statistische aspecten van een stemvergelijkend onderzoek” [18]
Rapport 1: ‘Stemvergelijking’ van 8 mei 2019
Vermeld wordt dat er twee dingen opvallen in deze rapportage:
1. Er wordt eerst geconstateerd dat er te weinig materiaal is om een verantwoorde sprekervergelijking uit te voeren, en bovendien dat er verschillen zijn tussen het betwiste materiaal en het referentiemateriaal die problematisch zijn voor een sprekervergelijking. Op grond hiervan verwacht de rapporteur dat er geen conclusie of slechts een zeer zwakke conclusie getrokken kan worden. De getrokken conclusie is echter sterk.
2. Op verschillende plaatsen in het rapport waar kansuitspraken worden
gedaan wordt volgens de rapporteur een denkfout gemaakt die bekend
staat als de ‘prosecutor’s fallacy’.
Rapport 2: ‘Onderzoeksrapportage Stemvergelijkend onderzoek’ van 6
september 2022 ( [bedrijf] )
Gerapporteerd wordt dat in het rapport van 6 september 2022 de intuïtieve kansredenatie op meer wetenschappelijke wijze is uitgevoerd. Er wordt wel een aantal opmerkingen geplaatst:
De bovengenoemde ‘prosecutor’s fallacy’ komt nog sporadisch voor. In de conclusie worden kansverhoudingen genoemd zonder te specificeren om welke kansen het gaat. Dit werkt de prosecutor’s fallacy mogelijk in de hand.
Het valt de rapporteur verder op dat er een zeer sterke conclusie wordt getrokken ten aanzien van de kenmerken. Voor kenmerk 1 en 2 samen wordt geconcludeerd dat de onderzoeksresultaten “extreem veel waarschijnlijker” zijn wanneer X en R
verschillende sprekers zijn dan wanneer X en R dezelfde spreker zijn. De berekeningen zijn echter gebaseerd op steekproeven met beperkte grootte en er worden aannames gedaan. De aannames zijn uitgebreid besproken. Daarnaast wordt er blijkens de rapporteur een rekenfout gemaakt en ontbreekt een validatiestudie. De rapporteur van het NFI komt tot de volgende conclusie:
“Prof. Van Heuven heeft tijdens zijn onderzoek verschillen waargenomen tussen de stemkenmerken van de onbekende spreker in het tapgesprek en van de verdachte.
De LR-berekeningen, en daarmee de conclusie van prof. Van Heuven (i.s.m. dhr. Bosmans) over de bewijskracht van deze waarnemingen, zijn mijns inziens volstrekt onvoldoende onderbouwd. Hierdoor kan ik geen enkel vertrouwen hebben in de juistheid van de conclusies van prof. Van Heuven. De vraag welke bewijskracht zijn waarnemingen hebben blijft daarom open.”
Rapport NFI 17 mei 2023“Beoordeling rapport stemvergelijking” [19]
In het rapport wordt nogmaals aangegeven dat het betwiste materiaal erg beperkt is vanwege de zeer korte duur van de opname. Een vergelijkend spraakonderzoek wordt daarom afgeraden. Daarbij is de vergelijkingsbasis tussen B1 en VI uitermate zwak, vanwege verschillen in gespreksomstandigheden. Het is uit de wetenschappelijke literatuur bekend dat dit soort verschillen variatie opleveren binnen de spraak van één en dezelfde spreker en sommige van deze verschillen hebben ook invloed op de akoestiek in de opname. Het gevolg is dat de inschatting van binnen- en tussen-sprekersvariatie ernstig bemoeilijkt tot onmogelijk wordt en dat bepaalde metingen aan het materiaal zinloos zijn.
Samenvattend kent de auditief-akoestische analyse in de rapporten van deskundige Van Heuven volgens de rapporteur van het NFI een aantal problemen:
1. er is geen rekening gehouden met het ‘telefooneffect’,
2. het achtergrondmateriaal is niet representatief voor het zaakmateriaal,
3. de variatie die kan voorkomen binnen spraakmateriaal van één spreker (ook wel: binnen-sprekervariatie) wordt onderschat.
De rapporteur van het NFI heeft vervolgens als volgt geconcludeerd:
“De redenering in de rapporten Rapp1 en Rapp2 lijkt vooral te zijn dat bepaalde verschillen tussen BI en VI dusdanig groot zijn dat deze niet of nauwelijks passen binnen de zelfde-sprekerhypothese.
Onderzoek waaruit blijkt hoe groot de effecten van opname via een mobiele telefoonlijn en de aanwezigheid van stemverheffing (beide in BI) kunnen zijn op de gedane metingen zijn echter buiten beschouwing gelaten. De verschillen die zijn aangetroffen in het huidige onderzoeksmateriaal zijn wel degelijk verklaarbaar binnen de zelfde-sprekerhypothese, maar ook binnen de verschillende sprekerhypothese.
In Rapp1 werd in de eerste alinea aangegeven dat er "te weinig [betwist] materiaal [is] om een verantwoorde sprekervergelijking uit te voeren". Door de duurbeperking is in de analyse gebruikgemaakt van enkelvoudige metingen (zoals de formantmetingen in steeds maar één klinker) en van gemiddelde metingen over minder dan 10 seconden spraak (zoals van toonhoogte); dit geeft geen betrouwbaar beeld van een spreker. Het doen van metingen aan dit weinige materiaal is geen zinnige - en potentieel een zeer misleidende - exercitie.
Verder zijn bewijskrachten berekend op grond van achtergrondmateriaal dat niet representatief is, terwijl er beter achtergrondmateriaal beschikbaar was.
Tot slot zijn in het spectrogram zichtbare meetfouten in formantwaarden onopgemerkt gebleven (nl. in de F3 van de klinker oo in bro), d.w.z. precies in de klinker waar de auteurs tot een LR-berekening komen van 40.000.
De conclusies in Rapp1 en Rapp2 zijn daarom ongegrond.”
Ter terechtzitting van het gerechtshof van 19 juni 2024 zijn de deskundigen prof. dr. V. J. van Heuven en mw. W.F.L. Heeren, werkzaam bij het NFI, gehoord.
De heer Van Heuven heeft verklaard dat de omstandigheden waaronder het referentiemateriaal is verkregen niet vergelijkbaar zijn met het betwiste materiaal. Hij heeft aanvankelijk gezegd dat hij er weinig mee kon, maar na aandringen heeft hij het toch geanalyseerd. Hij heeft er met een natte vinger een waarschijnlijkheid aangehangen. Hij heeft geroeid met de riemen die hij had. Er zijn een aantal kwesties die hem bij nader inzien niet lekker zitten. Op een aantal punten is hij het eens met mevrouw Heeren, maar hij heeft voldoende verschillen gehoord om een conclusie te kunnen trekken.
Mevrouw Heeren heeft verklaard dat ze erbij blijft dat het onderzoek niet had moeten plaatsvinden en dat de verschillen die geconstateerd zijn niet noodzakelijk moeten worden geïnterpreteerd als verschillen.
Gelet op bovenstaande is het hof, met de advocaat generaal en de (rapportages van de) deskundigen van het NFI, van oordeel dat het door de verdediging opgedragen stemvergelijkingsonderzoek van prof. dr. Van Heuven zoveel beperkingen en (gebrekkige) kwalificaties kent dat aan de uitkomst van dit onderzoek geen waarde kan worden gehecht.
Medeplegen
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde feit af dat verdachte op 21 september 2016 samen met twee medeverdachten in de [automerk] van zijn broer [naam] naar het tankstation in [gemeente] is gereden. Hij is vervolgens met één van die twee medeverdachten het tankstation binnengegaan. Beide verdachten droegen een bivakmuts en verdachte hield een op een vuurwapen gelijkend voorwerp vast. De medeverdachte hield een mes vast. Verdachte heeft vervolgens aangeefster [benadeelde] bedreigd met het op een vuurwapen gelijkend voorwerp en verdachten hebben ‘Geld, Geld’ geroepen. Verdachten hebben vervolgens nadat aangeefster de kassalade had afgegeven deze leeggegooid in een door hen meegebrachte tas. Vervolgens hebben ze het benzinestation verlaten, zijn ze weer in de [automerk] gestapt en zijn ze weggereden.
Op grond van het voorgaande oordeelt het hof dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij het ten laste gelegde feit. Het hof komt aldus tot een bewezenverklaring van het feit.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks21 september 2016, te
[plaats] , in de gemeente[gemeente] ,
althans (in ieder geval)in de Bondsrepubliek Duitsland, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,met het oogmerk om zich en
/of(een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/ofbedreiging met geweld,
een persoon, genaamd [benadeelde] (in
/tijdenshaar functie van
/alsmedewerker van
/bijeen benzine-/tankstation),
heeft gedwongen tot de afgifte van
(een)geld
(bedrag), in elk geval van enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan een
[bedrijf]benzine-/tankstation (gelegen aan de [straat] ),
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond
(en)dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
- zich - voorzien van een
geheel ofgedeeltelijk over
zijn/hun hoofd/gezicht getrokken (bivak)muts,
althans (in ieder geval) voorzien van een geheel of gedeeltelijk bedekt gezichten
/ofvoorzien van
een pistool, althanseen op een vuurwapen gelijkend voorwerp en
/ofvoorzien van een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp,naar/in voornoemd benzine-/tankstation
heeft/hebben begeven en
/of
-
(vervolgens
)die
[benadeelde]met
een pistool, althanseen op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft
/hebbenbedreigd,
althans die [benadeelde] een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben getoonden
/of
-(daarbij) (tevens) een persoon, genaamd [benadeelde 2] (zijnde de echtgenoot van die [benadeelde] ) (welke (op dat moment) tevens in het betreffende benzine-/tankstation aanwezig was) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft/hebben bedreigd, althans die [benadeelde 2] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft/hebben getoond en/of
-
(vervolgens
)naar/in de richting van die
[benadeelde]heeft/hebben geroepen: "Geld! Geld!" en
/of
-
(vervolgens
)- nadat die
[benadeelde]de kassa had geopend en de kassalade
(met geld
)eruit had gehaald en
/ofaan verdachte(n) had
(af
)gegeven - het geld
(tezamen met de kassalade
)in een
(door verdachte(n)
)meegenomen
) (plastic
)zak heeft/hebben (leeg) gegooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft laatstelijk oplegging van een gevangenisstraf van dertig maanden gevorderd met aftrek van de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht.
De raadsman heeft aangevoerd dat er inmiddels bijna acht jaar verstreken zijn. Gelet op dit enorme tijdsverloop zou het volgens de raadsman ridicuul zijn als zijn cliënt nu nog terug zou moeten naar de gevangenis. De raadsman heeft verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die hoger is dan de tijd die zijn cliënt al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen – en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden – dat verdachte samen met anderen een gewapende overval heeft gepleegd op een benzinestation onder bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een mes. Hij heeft daarbij enkel gedacht aan zijn eigen financiële gewin. Hij heeft totaal niet stilgestaan bij de gevolgen die de overval voor de slachtoffers zouden hebben. De ervaring leert dat slachtoffer nog jaren last kunnen hebben van dergelijke traumatische gebeurtenis en dat is ook in deze zaak het geval, zo volgt uit de slachtofferverklaring. Naast de gevolgen die dergelijk handelen heeft voor slachtoffers zorgen gewapende overvallen ook voor gevoelens van onveiligheid in de bredere samenleving.
Het hof houdt verder rekening met het feit dat verdachte vaker is veroordeeld voor strafbare feiten. Eerdere veroordelingen hebben hem er niet van weerhouden om opnieuw een strafbaar feit te plegen.
Het hof is hierdoor en met name door de aard en ernst van het feit van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is. Het hof heeft daarbij gelet op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting en is van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijfentwintig maanden in beginsel passend is.
Het hof houdt echter ook rekening met de ouderdom van het feit en met het gegeven dat de redelijke termijn in eerste aanleg en in hoger beroep aanzienlijk is overschreden. Verdachte heeft al geruime tijd doorgebracht in voorlopige hechtenis. Alles afwegende, is het hof van oordeel dat thans recht wordt gedaan aan alle relevante aspecten van de zaak met het opleggen van een straf waarbij verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis. Het hof zal aan verdachte opleggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negentien maanden met aftrek van de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.881,36 en bestaat uit de volgende posten:
materiële schade:
  • gemiste inkomsten € 108,96
  • ingezette verlofuren € 272,40
immateriële schade: € 2.500,00
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De advocaat-generaal heeft toewijzing gevorderd van de gehele vordering vermeerderd met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel
De verdediging heeft de vordering niet betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
Ten aanzien van gevorderde materiële schade. Deze vordering is door de verdachte niet betwist en komt het hof ook niet onrechtmatig of ongegrond voor. De vordering zal dus worden toegewezen.
Het hof is ten aanzien van de immateriële schade van oordeel dat het bestaan van geestelijk letsel bij de benadeelde partij op grond van de beschikbare informatie niet naar objectieve maatstaven kan worden vastgesteld, maar dat de aard en ernst van de normschending en de ernstige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij, die mede blijken uit het verzoek tot schadevergoeding en de slachtofferverklaring, meebrengen dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze. Op grond van het voorgaande en rekening houdend met de aard en de ernst van het delict, de gevolgen ervan voor de benadeelde partij en met de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen, acht het hof toewijzing van het gevorderde bedrag aan immateriële schadevergoeding billijk.
Verdachte is daarom tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.458,04 en bestaat uit de volgende posten:
materiële schade:
  • reiskosten voor zittingen en bezoeken slachtofferhulp € 358,76
  • ingezette verlofuren € 599,28
immateriële schade: € 2.500,00
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De advocaat-generaal heeft toewijzing gevorderd van de gehele vordering vermeerderd met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft de vordering niet betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
Voor zover de vordering ziet op de materiële schade, is deze vordering door de verdachte niet bestreden en komt deze het hof ook niet onrechtmatig of ongegrond voor. De vordering zal dus worden toegewezen.
Ten aanzien van de immateriële schade is het hof van oordeel dat het bestaan van geestelijk letsel bij de benadeelde partij op grond van de beschikbare informatie niet naar objectieve maatstaven kan worden vastgesteld, maar dat de aard en ernst van de normschending en de ernstige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij, zoals die mede blijken uit het verzoek tot schadevergoeding en de slachtofferverklaring, meebrengen dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze. Op grond van het voorgaande en rekening houdend met de aard en de ernst van het delict, de gevolgen ervan voor de benadeelde partij en met de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen, acht het hof toewijzing van het gevorderde bedrag aan immateriële schadevergoeding billijk.
Verdachte is dus tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Beslag
Verdachte heeft ter terechtzitting afstand gedaan van de in beslag genomen goederen, zodat hierover niet meer behoeft te worden beslist.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 63, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn, met uitzondering van artikel 36f, toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
19 (negentien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.881,36 (tweeduizend achthonderdeenentachtig euro en zesendertig cent) bestaande uit € 381,36 (driehonderdeenentachtig euro en zesendertig cent) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 2.881,36 (tweeduizend achthonderdeenentachtig euro en zesendertig cent) bestaande uit
€ 381,36 (driehonderdeenentachtig euro en zesendertig cent) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 38 (achtendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 21 september 2016.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 3.458,04 (drieduizend vierhonderdachtenvijftig euro en vier cent) bestaande uit € 958,04 (negenhonderdachtenvijftig euro en vier cent) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 3.458,04 (drieduizend vierhonderdachtenvijftig euro en vier cent) bestaande uit € 958,04 (negenhonderdachtenvijftig euro en vier cent) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 44 (vierenveertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 21 september 2016.
Aldus gewezen door
mr. D. Visser, voorzitter,
mr. G. Mintjes en mr. J. Corthals, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. W.C.S. Huijbers, griffier,
en op 4 september 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. G. Mintjes is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 4 september 2024.
Tegenwoordig:
mr. D. Visser, voorzitter,
mr. A. Hermelink, advocaat-generaal,
mr. W.C.S. Huijbers, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de
2.Proces-verbaal, p. 4078-4094.
3.Verhoor getuige [benadeelde] , p. 4052-4055.
4.Verhoor getuige [benadeelde 2] , p. 4061.
5.Aangifte, p. 4069.
6.NFI rapport vergelijking gezichtsbeelden naar aanleiding van een overval van 15 maart 2018.
7.Tussenarrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 7 juli 2022.
8.NFI-rapportage van 26 oktober 2022.
9.Proces-verbaal, p. 4078-4094.
10.Proces-verbaal vergelijking beeldmateriaal, p. 4507-4508.
11.Proces-verbaal van bevindingen betreffende het gebruik van de [automerk] voorzien van het kenteken [kenteken] p. 4483-4491.
12.Proces-verbaal stemherkenning [naam] , p. 1327-1328.
13.Proces-verbaal herkenning stem [naam] , p. 1354.
14.Relaas proces-verbaal, p. 4018, p. 4310, p. 4312; proces-verbaal van bevindingen m.b.t. de Paallocaties op 21-09-2016, p. 4482.
15.Rapport [bedrijf] stemvergelijking gedateerd 8 mei 2019.
16.Tussenarrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 juni 2020.
17.Onderzoeksrapportage Stemvergelijkend onderzoek van [bedrijf] van 6 september 2011.
18.Rapport van het NFI review van de statistische aspecten van een stemvergelijkend onderzoek gedateerd 16 mei 2023.
19.Rapport NFI beoordeling rapport stemvergelijking van 17 mei 2023.