ECLI:NL:GHARL:2024:5641

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 september 2024
Publicatiedatum
3 september 2024
Zaaknummer
200.339.429/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsingsincident in hoger beroep inzake verdeling van huwelijksgemeenschap en verkoop van onroerend goed

In deze zaak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, dat op 20 december 2023 is uitgesproken. De rechtbank had de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap bevolen, inclusief de verkoop van percelen aan de [adres] 2 en 3. [appellante] verzoekt het hof om de tenuitvoerlegging van dit vonnis te schorsen totdat op het hoger beroep is beslist. Zij stelt dat haar belang om de uitkomst van het hoger beroep af te wachten groter is dan het belang van [geïntimeerde] bij de verkoop van de woning. [geïntimeerde] daarentegen concludeert tot afwijzing van de vordering, stellende dat de verkoop van de percelen noodzakelijk is vanwege financiële verplichtingen en dat de bedrijfsvoering van de veehouderij inmiddels is gestaakt.

Het hof beoordeelt de incidentele vordering aan de hand van de criteria die de Hoge Raad heeft gegeven. Het hof maakt een belangenafweging en komt tot de conclusie dat [appellante] een groter belang heeft bij het behoud van de boerderij aan de [adres] 2, waar zij nu jongvee fokt en waar ook haar kinderen verblijven. Het hof schorst daarom de tenuitvoerlegging van het vonnis van de rechtbank uitsluitend voor de verkoop van de boerderij aan de [adres] 2, maar wijst het verzoek voor het overige af. De beslissing over de kosten van het incident wordt aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak, die op 15 oktober 2024 zal worden voortgezet.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.339.429/01
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 221035
arrest in het incident van 3 september 2024
in de zaak van
[appellante],
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de rechtbank optrad als gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
hierna:
[appellante],
advocaat: mr. P.J.G.G. Sluyter uit Assen,
tegen
[geïntimeerde],
die woont in [woonplaats2] ,
en bij de rechtbank optrad als eiser in conventie en verweerder in reconventie,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. M.A.E. Dekens uit Assen.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

[appellante] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, op 20 december 2023 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
• de dagvaarding in hoger beroep
• de memorie van grieven tevens vordering tot schorsing tenuitvoerlegging uitvoerbaar bij voorraad en wijziging eis
• de memorie van antwoord in het incident.

2.De kern van de zaak

2.1
Partijen zijn in 1990 gehuwd in gemeenschap van goederen. Per 1 januari 1996 zijn zij een overeenkomst van maatschap aangegaan voor onbepaalde tijd met als doel het uitoefenen van een veehouderijbedrijf. Het bedrijf met opstallen bevindt zich aan de [adres] 2 en 3 in [woonplaats1] . [adres] 2 is tevens de voormalige echtelijke woning waarin op dit moment [appellante] woont, en waar ook de kinderen van partijen verblijven.
2.2
Partijen hebben in december 2020 hun percelen met opstallen aan de [adres] 2 en 3 onder voorbehoud verkocht aan projectontwikkelaar DPM Realiseert B.V. Deze koopovereenkomst is in de opvolgende jaren enkele keren aangepast en aangevuld. De koopovereenkomst is in maart 2023 echter ontbonden, omdat de gemeente Eemsdelta de benodigde vergunningen niet wilde verlenen.
2.3
[geïntimeerde] heeft op 31 maart 2022 een verzoek tot echtscheiding ingediend bij de rechtbank en op 2 september 2022 is de echtscheidingsbeschikking ingeschreven in het register van de burgerlijke stand.
2.4
Partijen hebben vervolgens bij de rechtbank in conventie en reconventie – kort gezegd – verdeling van de gemeenschap gevorderd.
2.5
Voor zover in dit incident van belang, heeft de rechtbank in het bestreden vonnis de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap bevolen. Dit betreft onder meer de verkoop van de percelen aan de [adres] 2 en 3 aan een derde. Hiertoe heeft de rechtbank een verkoopmakelaar aangewezen en bepaald dat partijen gehouden zijn hun medewerking te verlenen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

3.Het oordeel van het hof

3.1
In het incident vordert [appellante] dat de tenuitvoerlegging van het vonnis van
20 december 2023 wordt geschorst totdat op het hoger beroep is beslist. Ter onderbouwing van deze vordering voert zij aan dat haar belang om de uitkomst van het hoger beroep af te wachten en niet tot verkoop van (met name) de boerderij aan de [adres] 2 over te gaan, groter is dan het belang van [geïntimeerde] bij verkoop van de woning. De rechtbank is er volgens haar abusievelijk vanuit gegaan dat [appellante] met de fiscus moet afrekenen en dat daarvoor onvoldoende middelen voorhanden zijn, zodat verkoop van de percelen noodzakelijk is. Ook merkt [appellante] op dat tot op heden geen gevolg is gegeven aan het bestreden vonnis.
3.2
[geïntimeerde] concludeert tot afwijzing van de vordering en voert hiertoe het volgende aan. De bedrijfsvoering van de veehouderij is inmiddels gestaakt omdat [appellante] in november 2023 de koeien van partijen heeft verkocht. Door die verkoop hebben partijen een grote hoeveelheid aan fosfaatrechten moeten verkopen, waarvan de opbrengst fiscaal is belast. Daarnaast hebben partijen een grote schuld bij de bank die moet worden ingelost waarvoor geen liquide middelen aanwezig zijn. Dat door de accountant is aangegeven dat niet
nuafgerekend hoeft te worden en dat de belastingbetaling kan worden uitgesteld, zal zo zijn, maar [appellante] laat na aan te geven hoe deze betalingen op een later moment wel kunnen worden gedaan. Verkoop van de percelen is dan ook de enige reële optie. Daar komt bij dat de percelen gezamenlijk meer op zullen leveren. Ook lopen de kosten van de boerderijen door, terwijl er geen inkomsten zijn. De financiële situatie wordt daardoor onhoudbaar. Verder heeft de verzekeraar aangekondigd dat de opstal op de [adres] 3 vanaf 1 januari 2025 niet langer verzekerd is. Ten slotte voert [geïntimeerde] nog aan dat hij heeft geprobeerd om afspraken te maken over de verdeling en afwikkeling van de maatschap, maar dat [appellante] elke medewerking heeft geweigerd.
Het juridisch kader
3.3
Het hof beoordeelt de incidentele vordering aan de hand van de criteria die de Hoge Raad daarvoor heeft gegeven. [1] Een uitvoerbaar verklaarde veroordeling is ook uitvoerbaar als daartegen hoger beroep is ingesteld. Het hof kan de uitvoerbaarheid van het veroordelend vonnis schorsen (artikel 351 Rv) of hieraan alsnog de voorwaarde van het stellen van zekerheid verbinden als het belang van de veroordeelde partij bij behoud van de bestaande toestand zwaarder weegt dan het belang van de wederpartij (artikel 235 Rv).
Bij de beoordeling van dit incident gaat het hof uit van de overwegingen en beslissingen van de rechtbank. De kans van slagen van het hoger beroep blijft daarbij buiten beschouwing. Zou een beslissing van de rechtbank op een kennelijke misslag berusten, dan kan het hof daaraan gevolgen verbinden voor de uitvoerbaarheid. [appellante] heeft echter niet gesteld dat het vonnis van de rechtbank op een kennelijke misslag zou berusten.
3.4
Het hof dient een belangenafweging te maken. Daarbij is een belangrijk gezichtspunt dat de eerste rechter de vordering heeft toegewezen en dat moet worden voorkomen dat het instellen van hoger beroep wordt gebruikt als middel om uitstel van executie te verkrijgen. [2]
3.5
Het belang van [appellante] bij het behoud van met name [adres] 2 is gelegen in het volgende. [appellante] fokt daar nu jongvee en wil die activiteit voortzetten. Daarbij is het loonbedrijf van de zoon van [appellante] en [geïntimeerde] gevestigd aan de [adres] 2 en maakt ook de dochter gebruik van het perceel in haar hoedanigheid van persoonlijk begeleider van zorg aan zorgbehoevende personen.
3.6
De belangen van [geïntimeerde] zijn erin gelegen dat er geld vrijkomt uit de verkoop van de percelen. Hoeveel geld [geïntimeerde] nodig heeft, wordt niet gesteld. Evenmin is gesteld of gebleken dat [geïntimeerde] ’ belang niet voldoende wordt gediend bij de verkoop van alleen de boerderij met grond aan de [adres] 3. Deze belangen tegen elkaar afwegende kom het hof tot het oordeel dat [appellante] op dit moment een groter belang heeft om in ieder geval de boerderij (de gebouwen met bijbehorend erf) aan de [adres] 2 te behouden totdat in de bodemprocedure duidelijkheid is verkregen over de wijze van verdeling van de goederen van de gemeenschap. In zoverre zal het hof de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging toewijzen.
3.7
Ten aanzien van de boerderij met grond behorende bij de [adres] 3 heeft [appellante] onvoldoende onderbouwd waarom haar belang bij handhaving van de huidige situatie meer gewicht moet worden toegekend dan aan de belangen van [geïntimeerde] . Zij heeft ter onderbouwing slechts aangevoerd dat de rechtbank er ten onrechte vanuit is gegaan dat verkoop van de percelen noodzakelijk is, omdat met de fiscus moet worden afgerekend en er daarvoor niet genoeg financiële middelen zijn. Dat is in dit geval onvoldoende om ook tot schorsing van de tenuitvoerlegging ten aanzien van de [adres] 3 over te gaan. Nog daargelaten dat deze stelling ziet op de overwegingen en beslissingen van de rechtbank en het hof bij de beoordeling van het incident daarvan uitgaat, heeft [geïntimeerde] deze stelling ook gemotiveerd weersproken. Dat [geïntimeerde] het vonnis nog niet ten uitvoer zou hebben gelegd, is eveneens onvoldoende om tot een belangenafweging in het voordeel van [appellante] te leiden.
3.8
De conclusie luidt dat de incidentele vordering in zoverre zal worden toegewezen dat de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis wordt geschorst in ieder geval voor de verkoop van de boerderij aan de [adres] 2. De beslissing over de kosten van het incident zal worden aangehouden tot de einduitspraak. De hoofdzaak zal naar de rol worden verwezen om voort te procederen.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident:
schorst het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitsluitend voor zover daarin is bepaald dat ook de boerderij gelegen aan de [adres] 2 te [woonplaats1] moet worden verkocht aan een derde;
wijst het verzoek voor het overige af;
bepaalt dat over de kosten zal worden beslist bij einduitspraak in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van
dinsdag 15 oktober 2024voor het nemen van de memorie van antwoord van de zijde van [geïntimeerde] ;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Kuiper, M.W. Zandbergen en W.F. Boele, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
3 september 2024.

Voetnoten

1.HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026.
2.HR 20 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:688.