ECLI:NL:GHARL:2024:5630

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 september 2024
Publicatiedatum
3 september 2024
Zaaknummer
200.333.696/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over betaling resterende leasetermijnen na ontbinding leaseovereenkomst

In deze zaak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, dat op 1 augustus 2023 is uitgesproken. De kern van de zaak betreft de vraag of [appellante] na de ontbinding van een leaseovereenkomst verplicht is de resterende leasetermijnen aan Hiltermann Lease B.V. te betalen. De leaseovereenkomst, die op 22 februari 2022 werd gesloten, betrof een Toyota Aygo met een looptijd van 72 maanden en een totale leaseprijs van € 13.861,44. Na een betalingsachterstand heeft Hiltermann de overeenkomst op 2 december 2022 ontbonden en de auto verkocht voor € 5.348,64. Hiltermann vorderde vervolgens een bedrag van € 8.758,64 van [appellante], vermeerderd met rente en kosten, wat door de kantonrechter werd toegewezen.

In hoger beroep heeft [appellante] betoogd dat zij de auto als consument heeft gekocht en dat de algemene voorwaarden vernietigd moeten worden omdat zij deze niet heeft ontvangen. Het hof oordeelt dat [appellante] niet als consument kan worden aangemerkt, aangezien zij de overeenkomst heeft gesloten namens haar eenmanszaak. Daarnaast heeft het hof vastgesteld dat [appellante] de algemene voorwaarden wel degelijk heeft ontvangen, aangezien zij deze digitaal heeft ondertekend. Het hof concludeert dat de vordering van Hiltermann terecht is toegewezen en dat de bezwaren van [appellante] niet slagen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt [appellante] tot betaling van de proceskosten in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.333.696/01
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen 10411012
arrest van 3 september 2024
in de zaak van
[appellante],
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde,
hierna:
[appellante],
advocaat: mr. H.A. van Beilen in Amsterdam,
tegen
Hiltermann Lease B.V.,
die is gevestigd in Hoofddorp,
en bij de kantonrechter optrad als eiseres,
en zelf ook hoger beroep heeft ingesteld,
hierna:
Hiltermann,
advocaat: mr. R.J.M. van Dalen in Eindhoven.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

[appellante] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, op 1 augustus 2023 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit de dagvaarding in hoger beroep, de memorie van grieven en de memorie van antwoord tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep.

2.De kern van de zaak

2.1
Het gaat in deze zaak om de vraag of [appellante] na ontbinding van een leaseovereenkomst de resterende leasetermijnen aan Hiltermann moet betalen. Dat heeft de volgende achtergrond.
2.2
Tussen Hiltermann als ‘leasemaatschappij’, [appellante] als ‘eindgebruiker’ en Automobielbedrijf Bourguignon als ‘leverancier’ is op 22 februari 2022 een huurkoopovereenkomst tot stand gekomen van een Toyota Aygo, met een looptijd van
72 maanden. De totale leaseprijs bedraagt € 13.861,44, inclusief de leasevergoeding van € 4.011,44. De maandelijkse leasetermijnen bedragen € 192,52. De laatste termijn moet worden vermeerderd met € 150 exclusief btw aan administratiekosten.
2.3
Voor het geval de eindgebruiker een op hem rustende verplichting tegenover Hiltermann niet of niet tijdig nakomt, bepaalt artikel 43 van de algemene voorwaarden van Hiltermann dat zij gerechtigd is het nog niet betaalde deel van de leaseprijs na ingebrekestelling onmiddellijk vervroegd op te eisen: “Door de vervroegde opeising van de Leaseprijs eindigt de Overeenkomst en is de Eindgebruiker niet langer gerechtigd het Object te gebruiken en zal de Leasemaatschappij het Object onmiddellijk tot zich kunnen nemen”.
2.4
In de betaling van de leasetermijnen is vanaf 28 juli 2022 een achterstand ontstaan. [appellante] heeft deze achterstand ondanks herhaalde aanmaningen niet voldaan. Hiltermann heeft de overeenkomst vervolgens op 2 december 2022 ontbonden. [appellante] heeft diezelfde dag de auto ingeleverd. Daarna heeft Hiltermann de auto voor € 5.348,64 verkocht.
2.5
[appellante] heeft het daarna nog openstaande bedrag van de vordering van Hiltermann niet betaald. Voor Hiltermann was dat aanleiding om bij de kantonrechter te vorderen dat [appellante] zou worden veroordeeld om aan haar € 8.758,64, te betalen, te vermeerderen met 18% aan contractuele rente en kosten. De kantonrechter heeft deze vorderingen toegewezen. De bedoeling van het hoger beroep is dat alsnog afwijzing volgt.

3.Het oordeel van het hof

Inleiding
3.1
Het hof zal oordelen dat het bestreden vonnis in stand blijft. Dat wordt hierna uitgelegd. De bezwaren (grieven) zullen daarbij thematisch worden behandeld. Daarbij tekent het hof aan dat Hiltermann zelf ook een grief in incidenteel appel heeft geformuleerd. Daarop is van de kant van [appellante] niet geantwoord.
3.2
Het hof zal de grief van Hiltermann niet als zodanig behandelen, omdat Hiltermann daarmee geen andere uitkomst van de procedure beoogt. In zoverre is haar hoger beroep, gelet op de devolutieve werking daarvan, zonder noodzaak ingesteld. Deze grief, die aan de orde stelt of sprake is van schadevergoeding, zal hierna echter bij de beoordeling van de grieven van [appellante] nog wel aan de orde komen.
Is [appellante] opgetreden als consument?
3.3
[appellante] heeft aangevoerd dat zij de auto als consument heeft gekocht. Zij begrijpt niet dat de naam van haar eenmanszaak op de overeenkomst staat.
3.4
Hierin kan [appellante] , die aan dit verweer overigens geen duidelijke consequenties verbindt, niet worden gevolgd. Zij heeft immers blijkens de partijweergave in de overeenkomst gehandeld uit naam van de eenmanszaak “ [naam1] ”, die op dat moment ook in het handelsregister van de Kamer van Koophandel stond geregistreerd, en zij heeft in de overeenkomst (artikel 2.7) verklaard dat zij de auto uitsluitend in de uitoefening van haar bedrijf of beroep zou gaan gebruiken. In een latere mail van 3 februari 2023 lijkt zij er zelf ook vanuit te gaan dat zij zakelijk heeft gehandeld. Op een verzoek om een betalingsvoorstel namens Hiltermann antwoordt zij dan namelijk dat haar financiële middelen beperkt zijn ‘because my bedrijf is close’ (wat blijkens de uitschrijving uit het handelsregister op dat moment - sinds 18 april 2022 - inderdaad het geval was). Hiermee schiet [appellante] in dit verweer tekort.
De toepasselijkheid van de algemene voorwaarden
3.5
[appellante] heeft zich beroepen op de vernietiging van de algemene voorwaarden, omdat zij die niet zou hebben ontvangen. De overeenkomst is via een zogenaamd platform van Contract2Sign aan [appellante] aangeboden en vervolgens door haar digitaal ondertekend. De algemene voorwaarden zouden haar in dit platform niet zijn aangeboden.
3.6
Hiltermann wijst erop dat [appellante] in de overeenkomst heeft verklaard dat zij de algemene voorwaarden heeft ontvangen, en voert verder aan dat de digitale handtekening op de overeenkomst (die inderdaad via een online platform is gesloten) is gezet aan het einde van het document, dus na de algemene voorwaarden.
3.7
Deze reactie is in overeenstemming met de bij de inleidende dagvaarding overgelegde stukken, te weten (in die volgorde) een voorblad bij de overeenkomst, de tekst van de overeenkomst, een doorlopende machtiging, het acceptatiecertificaat (ten aanzien van de ontvangst van de auto), de algemene voorwaarden, en een slotpagina, voorzien van een digitale handtekening van ‘ [appellante] h/o [naam1] ’. Bij gebrek aan een nadere onderbouwing strandt daarop ook dit verweer van [appellante] .
Keuzes die [appellante] kon maken
3.8
Toen zij Hiltermann had verteld dat zij de leaseprijs niet kon betalen, zou [appellante] de keuze zijn gelaten om wel door te blijven betalen of de auto in te leveren. Daarbij is niet vermeld dat zij in dat laatste geval de nog resterende leasetermijnen ook zou moeten betalen. Zij heeft gekozen voor de tweede optie, in de veronderstelling dat Hiltermann zich vervolgens met de auto zou redden.
3.9
Volgens Hiltermann is de gestelde suggestie dat [appellante] bij het voortijdig ontbinden van de overeenkomst slechts de achterstallige termijnen zou hoeven te betalen ongefundeerd, en zelfs ongeloofwaardig. Dat zou immers betekenen dat zij op elk gewenst moment straffeloos een nagenoeg nieuwe auto zou kunnen teruggeven, onafhankelijk van de actuele waarde ervan.
3.1
Bij de beoordeling van dit verweer gelden als uitgangspunt de rechten die Hiltermann zich in de gegeven situatie heeft voorbehouden. Dat wil zeggen: het recht de auto en het nog niet betaalde deel van de leaseprijs op te eisen, zoals uit artikel 43 van de algemene voorwaarden volgt. Het verweer komt erop neer dat Hiltermann deze rechten deels heeft prijsgegeven. Dat wordt echter gemotiveerd bestreden, is inderdaad niet aannemelijk en kan bij gebrek aan een toereikend bewijsaanbod ook niet komen vast te staan.
Is btw verschuldigd?
3.11
[appellante] voert aan dat sprake is van een schadevergoeding en dat Hiltermann daarover ten onrechte btw heeft berekend. Ook dat verweer faalt. Weliswaar heeft de rechtbank de vordering als een schadevergoeding aangeduid, maar dat is niet het karakter van de vordering; deze is gebaseerd op de contractuele verplichting het nog niet betaalde deel van de leaseprijs vervroegd te voldoen.
In de gevorderde rente verschuldigd?
3.12
De contractuele rente is gebaseerd op de algemene voorwaarden (artikel 15). Omdat die volgens [appellante] zijn vernietigd, is die rente in haar ogen niet verschuldigd. Dit bezwaar strandt op de constatering dat de algemene voorwaarden niet voor vernietiging in aanmerking komen.
Zijn buitengerechtelijke kosten verschuldigd?
3.13
Nu de hoofdsom niet integraal kan worden toegewezen, moet volgens [appellante] ook het bedrag aan incassokosten worden aangepast. Dit verweer strandt op het gegeven dat ook de andere bezwaren van [appellante] geen doel treffen.
De conclusie
3.14
Het hoger beroep slaagt niet. Omdat [appellante] in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof haar tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak. [1] Voor het door Hiltermann ingestelde hoger beroep zullen geen kosten worden toegewezen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 1 augustus 2023;
veroordeelt [appellante] tot betaling van de volgende proceskosten van Hiltermann:
€ 783 aan procedurele kosten
€ 858 aan salaris van de advocaat van Hiltermann (1 procespunt x appeltarief I)
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.W. Zandbergen, W.F. Boele en O.E. Mulder, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
3 september 2024.

Voetnoten

1.HR 10 juni 2022, ECLI: NL:HR:2022:853.