Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 september 2024, gaat het om een hoger beroep van de vader in een geschil over de zorgregeling voor zijn dochter, [de minderjarige2]. De vader, die in Egypte verblijft, heeft een verzoek ingediend om een zorgregeling vast te stellen, terwijl de moeder, die in Nederland woont, zich verzet tegen dit verzoek. De ouders zijn nog gehuwd maar leven gescheiden, en er zijn zorgen over de veiligheid van de kinderen, vooral gezien de angst van de moeder voor ontvoering door de vader. De rechtbank Midden-Nederland had eerder de zorgregeling afgewezen en de moeder vervangende toestemming verleend voor de aanvraag van een Nederlands paspoort voor [de minderjarige2].
Tijdens de mondelinge behandelingen in hoger beroep, die plaatsvonden op 13 februari en 9 juli 2024, werd duidelijk dat er een ernstig wantrouwen tussen de ouders bestaat, wat het moeilijk maakt om afspraken te maken over de kinderen. De GI (gecertificeerde instelling) heeft aangegeven dat ouderschapsbemiddeling niet succesvol is geweest en dat er een maattraject nodig is. Het hof concludeert dat er op dit moment geen basis is voor een zorgregeling, gezien de verstoorde verstandhouding tussen de ouders en de juridische procedures die nog lopen. Het hof bekrachtigt de eerdere beschikking van de rechtbank en verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek om vervangende toestemming voor de aanvraag van een paspoort voor [de minderjarige2]. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.